Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1346 resultaten - Pagina 42 van 90

...  30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55  ...
[4] De overste zei: 'Wij hebben zowel het oude recht van Mozes als het 'jus gladii' en kunnen dat bij een erg grote misdadiger ook op eigen gezag ten uitvoer brengen!'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De overste zei: 'Ik heb je toch daarnet al gezegd dat de tempel op gezag van Mozes het oude recht heeft een erge misdadiger tegen de tempel met de dood te straffen en dit recht is nu ook van Rome uit gesanctioneerd en dus handelt de tempel juist, door als afschrikwekkend voorbeeld zo'n misdadiger tegen God en Zijn tempel te bestraffen met de dood door steniging, die Mozes heeft voorgeschreven!'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Agricola zei steeds ernstiger: 'Stond deze tempel er ook al in de tijd van Mozes?'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De overste zei: 'Dat niet bepaald, maar Mozes was een profeet en in zijn geest wist hij beslist dat Salomo, de wijze, grote koning, voor God een tempel zou bouwen en daarom is een misdaad tegen de tempel en de zeer geheiligde instellingen evenzeer strafbaar als een misdaad tegen God Zelf.'
Hoofdstuk 7: Agricola verhoort een tempeloverste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] De overste zei: 'Ik heb de tempelwetten toch niet gemaakt! Ze zijn er nu eenmaal en wij hebben ons er aan te houden, of ze nu van Mozes of van iemand anders afkomstig zijn!'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] De steeds mooier wordende jonge jodin zei: 'Maar God is toch een geest, die geen mens kan zien zonder zijn leven te verliezen, want bij Mozes staat geschreven: 'Niemand kan God zien en leven."
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De jodin zei: 'O ja, dat begrijp ik nu heel goed; u zult wel volkomen gelijk hebben! Voor die daar beneden zouden Mozes en Elia nu wel zichtbaar uit de heldere hemel afkunnen dalen en hun hun grote schanddaden tonen en hen tot ware boetedoening manen en hen dan hierheen brengen en hun in die verheven man de beloofde en gekomen Messias tonen, dan zouden zij zelfs deze twee grootste profeten niet geloven, maar ze alleen maar vervolgen en belasteren! 0, dat is voor ons een maar al te bekende zaak! Maar laten wij nu ons gesprek beëindigen, want ik merk dat ook iemand anders iets wil zeggen en de verheven man schijnt iets van plan te zijn, waar wij heel goed acht op moeten slaan!'
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Als je Mij echter wel ziet als een God, dan moetje Mij ook helemaal als God erkennen en behalve aan Mij aan geen andere God denken. Want als je nu zegt dat Ik een God ben, maar daarbij ook aan de oude God denkt en vreest daardoor tegen de wet van Mozes te zondigen, dan heeft dat getuigenis van jou voor Mij geen waarde en daardoor ben je niet veel beter dan een heidin, die ook wel aan de God van Mozes gelooft, maar daarnaast tevens aan Jupiter, Apollo, Mercurius en nog veel meer andere goden.
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Agricola zei: 'Zo? Als Mozes zulke juridische voorschriften gaf als jullie in je tempel in acht nemen, dan moet jullie Mozes de domste en wreedste wetgever geweest zijn, waarbij vergeleken wij, Romeinen zuivere goden zouden zijn! Maar ik ken de milde wetten van Mozes maar al te goed en wij hebben onze staatswetten merendeels naar zijn voorbeeld vormgegeven. En jullie tempeldienaren zijn voor God en voor alle mensen de misdadigste leugenaars, als je tegenover mij wilt volhouden dat de vreselijk domme, tirannieke, wrede tempelvoorschriften door Mozes zijn opgesteld! Het zijn jullie voorschriften, die jullie eigenmachtig en goddeloos, volkomen zin en gewetenloos hebben opgesteld en jullie kwellen het arme volk nu geheel naar eigen willekeur volgens die afschuwelijke wetten! Kunnen jullie zoiets aanvaarden als een wet die door een zeer wijze God geheiligd is?'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Daar vooraan staan nog de beestachtige tempelknechten en gerechtsdienaren die hem gestenigd zouden hebben, en deze tempeloverste is die onbarmhartige en onrechtvaardige rechter, die jullie zoon tot de stenigingsdood heeft veroordeeld! De wet met betrekking tot het vergrijp aan de toonbroden is mij niet onbekend; Mozes heeft alleen voor het geval van verstokte moedwilligheid de doodstraf uitgevaardigd en niet in het geval van echte hongersnood, want iedere jood heeft het recht om, als hij erge honger heeft, deze ook met de toonbroden te stillen, zoals ook jullie grote koning David heeft gedaan, omdat hij de wet van Mozes beter begreep dan zijn toenmalige opperpriester. Daarmee spreek ik jullie zoon dus vrij van alle schuld en aan jullie is het nu om een oordeel uit te spreken over deze man, die jullie zoveel kwaad heeft aangedaan.'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Agricola zei: 'Dat komt omdat de tempeldienaren te heerszuchtig en inhalig zijn en nergens anders oog voor hebben dan alleen maar voor alle soorten en vormen van aards luxueus leven, zoals je zelf hebt ondervonden. Om dat te bereiken nemen de tempeldienaren hun toevlucht tot alle mogelijke leugens en bedriegerijen en zijn zij, zoals ik mezelf overtuigde, vijanden van iedere waarheid en daarom ook van al het waarachtige. Zij hebben de mond wel vol van de naam van Mozes en de andere profeten, maar hun leer en voorschriften verachten ze en zij geven aan het volk hun eigen slechte en zelfzuchtige regels in plaats van die van Mozes en de andere profeten en kwellen het volk door het allerlei onnodige lasten op te leggen en het geestelijk en fysiek te onderdrukken.
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En zie, lieflijk meisje, zo staat het er nu met jou voor! je hebt Mij daarnet wel een God genoemd, daartoe gedwongen door de tekenen en Mijn wijsheid, maar op datzelfde ogenblik verwierp je de God van Abraham, Isaak en Jacob. Want je dacht bij jezelf 'Wie zo wijs kan spreken en zulke onbegrijpelijke wonderen kan doen, is volgens mij zonder meer een God!' Maar nu betreur je al heimelijk in je hart datje dat hebt gezegd, omdat je meteen daarna weer hebt gedacht aan de wet van Mozes en je bent nu bang, omdat je in een gemoedsopwelling de oude Jehova bent vergeten en Mij de eer hebt gegeven, die slechts de ware God toekomt. En zie, dat heet de hand aan de ploeg slaan en daarbij achterom kijken!
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, toen je naar Mij toekwam, dacht je dat Ik één van de genoemde goden van de heidenen was en terwille van die hoge Romeinen eerde je Mij! Maar meteen dacht je aan de God van Mozes, die zegt: 'Je zult slechts in één God geloven en geen vreemde goden naast Mij hebben!' Het berouw overmande je, omdat je dat hardop had gezegd en zie, dat was dus duidelijk niet eerlijk van je! Want als je in de God van Abraham, Isaak en Jacob gelooft, dan kun je Mij niet als God begroeten. Geloof je nu echter werkelijk dat Ik een God ben, dan moet je je oude God laten varen, omdat er maar één God kan zijn en geen twee of nog meer, zoals er ook maar één oneindige ruimte en maar één eeuwige tijdsduur is, waarin alles bestaat en gebeurt.
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daarop zei de dochter: 'Ja,ja, moeder, dat zou allemaal wel waar zijn, als wij met volkomen zekerheid zouden kunnen beweren dat er nooit een Mozes en nooit een profeet heeft bestaan en al het geschrevene vanaf Mozes alleen maar een verzinsel is van steeds gelijkgezinde Farizeeën. Maar dat is toch niet zonder meer te bewijzen en er staan, zoals bekend, in de boeken van Mozes en van de andere profeten toch heel veel dingen die buitengewoon goed en waar zijn en waarvan, naar mijn weten, de Farizeeën steeds een afkeer hadden en waar zij zich nooit mee bezighielden, zoals men weet. En dus kunnen wij toch niet zonder meer aannemen dat die Farizeeën, de een na de ander, de hele zogenoemde Heilige Schrift onder allerlei gefingeerde namen hebben samengesteld. Het is duidelijk dat die is geschreven door mensen die door God bezield waren en het is dan ook Gods woord, al hebben die door God bezielde mannen God nooit gezien! En het is daarom altijd een heel gewaagde zaak om een mens vanwege zijn spreken en buitengewoon wonderbare daden meteen als God te erkennen en aan te prijzen.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Helias zei: 'O Heer, o Jehova, wie zou daar niet tevreden mee zijn en wie zou Uw leer en Uw meest liefdevolle geboden niet opvolgen?! Alleen is het hier nog de vraag of U, o Heer, nu door deze twee geboden van de liefde niet de tien geboden en de profeten opheft, omdat U heeft gezegd dat deze twee geboden de hele wet van Mozes en alle profeten bevatten.'
Hoofdstuk 28: Uitleg van de eerste drie geboden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55  ...