Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6040 resultaten - Pagina 42 van 403

...  30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55  ...
[5] Een meisje, en ik zeker, is altijd heel nieuwsgierig, en zodoende dreef mijn onverzadigbare nieuwsgierigheid mij ertoe om tenminste bij een paar snelopkomende kiemen te kijken wat er eigenlijk van het zaad overblijft, als daaruit al zulke forse loten uit de aarde te voorschijn komen. Ik groef er daarom een paar uit en bekeek alles heel precies en opmerkzaam. En kijk -zoals men op z'n Romeins pleegt te zeggen: Sapienti pauca sufficiunt! (Een wijze begrijpt snel!) -, ik vond het zaad verrot en de aarde er omheen vermengd met rottingsschimmel! Uit dit graf ontsproot het tere plantje, en van de zaadkorrel was, zoals gezegd, niets meer over dan iets van de harde schil, die het zaad van buiten omhult en moeilijker verrot.
Hoofdstuk 201: Jarah's tuin. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] JOSOË zegt: "Wonderlijk wijze Jarah! Het is mij, alsof ik iets waarneem als door een voor het gezicht gehouden doek, maar van enige duidelijkheid is nog lang geen sprake. Belicht de zaak dus maar verder, want ik ben aan je lippen gekluisterd! Het onderwerp is te belangrijk om ook maar één woord te missen, en daar schijnen ook allen aan de tafel en alle omstanders diep van overtuigd te zijn, want zij wachten met zichtbare gretigheid angstvallig op het vervolg. Maak het antwoord dus maar tot het einde toe af!"
Hoofdstuk 202: Toepassing van de gelijkenis van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Zo'n mens is echter dan geestelijk ook zo goed als dood! Hij weet niets meer van iets geestelijks af. Hij loochent al het geestelijke en vermaterialiseert alles. Buiten de grove materie bestaat er voor zo'n mens niets meer. Zijn buik en zijn zeer zinnelijke huid zijn de twee goden waarvoor hij dag en nacht bereid is ieder offer te brengen. Voor zulke mensen bestaat God niet meer, en wanneer tenslotte zulke mensen, zoals het nu jammer genoeg zeker al veel voorkomt, zelfs nog priesters en dienaars van God worden, zal men toch hopelijk niet lang behoeven te vragen: 'Waarom zijn deze zuivere knechten van het vlees, voor wie in de aard der zaak de woorden: ziel, geest, God en Zijn hemelen niet anders dan verouderde, dichterlijk fantastische begrippen uit de taal zijn, priesters en dienaren van God geworden?' Kijk alleen maar eens naar hun uitpuilende buiken, dan zie je ook het duidelijkste antwoord levend voor je!
Hoofdstuk 203: Het materialisme. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JOSOË snauwde hem echter letterlijk toe: "O vreselijk onzinnig en bovenmatig dom mens! Heb je dan niet gehoord wat voor getuigenis de Heer Zelf aan de lieftallige Jarah heeft gegeven, en wil jij het dan met alle punten van haar antwoord oneens zijn? Oh, laat ons dan maar eens wat horen van je onbevredigde, overgrote domheid, en dan zullen we wel zien met wat voor vuil die gevuld is! Doe je domme ogen toch open, oude os! Kijk eens, hier naast mij zit een engel van God uit de hoogste hemel, zijn wezen is puur licht. En hier zie je de jonge wijze spreekster naar het hart van God, en naast haar hopelijk de Heer Zelf, wiens Geest hemel en aarde en alles wat bestaat schiep, en toch wil jij ondanks het getuigenis van God het niet geheel eens zijn met iets uit de toespraak van de lieftallige Jarah?! Zeg eens wie je wel bent om nu zo onbeschaamd met God te willen redetwisten!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] JARAH zegt: "Laat dat, edele Josoë! Kijk, als die leerling net zo'n groot bevattingsvermogen zou hebben als jij en, de Heer alleen zij alle lof, ook ik, dan zou hij zwijgen, net als de andere broeders en vrienden, en in zijn hart diep daarover nadenken. Maar omdat hij beslist een erg hard hart heeft, begrijpt hij iedere hoger of dieper liggende waarheid heel moeilijk! En als hij iets toch aanneemt, kan hij het meestal niet bewaren, omdat hij in zijn ineengeschrompelde hart nooit helemaal plaats heeft voor iets groots en verhevens! Laat die mens daarom met rust en bekommer je niet over hem!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: " Ja, ja, dat heb je goed gezien, want ik herinner mij nu ook zo'n twistgesprekje in Genezareth! De Heer weet zeker beter dan wij, waarom Hij deze leerling in Zijn gezelschap duldt; ik zou hem allang weggestuurd hebben! Die mens heeft voor mij iets heel speciaal afstotends, en ik zou er alles onder willen verwedden, dat door hem nog eens het hele gezelschap in zeer grote moeilijkheden komt. Ik vertrouw namelijk nooit die mensen, die iemand waarmee ze spreken niet in de ogen kunnen kijken! Het lijkt alsof ze steeds bang zijn dat hun onzekere oog hun boze hart zou kunnen verraden. En juist deze leerling heeft deze kwalijke eigenschap, die mij helemaal zo tegenstaat! Wel, ondanks dat duldt de Heer hem toch en Hij moet daarvoor zeker een zeer wijze reden hebben!"
Hoofdstuk 204: Het onkruid blijft als mest achter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Mijn beste Josoë, gelijk en toch niet helemaal gelijk; want, wanneer Ik iets van je verlang, weet Ik beslist waarom! En als je je heil volledig in alles ondersteund wilt zien, moet je Mij in alle dingen gehoorzamen, wat dat ook mag zijn. Zelfs als Ik het leven van jouw lichaam zou eisen, dan zou je het met vreugde moeten geven; want Ik zal van niemand het leven van het lichaam vragen tot nadeel van degene, die het voor Mij zou geven!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Daarom denk ik dat de slavernij een noodzakelijk iets is, dat nooit afgeschaft kan worden als de mensheid in de haar gegeven orde wil blijven, tenzij de mensheid mettertijd een ander vervoermiddel zou uitdenken, - dan zou de slavendienst van de voeten natuurlijk overbodig gemaakt kunnen worden. - En zo, dacht ik, zou het in de toekomst met de slavernij kunnen gaan !
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Daarom kan ik een echt lang aanhoudende slavernij alleen maar zien als iets, dat een bepaald doel moet dienen, en ik zie nu ook de ijzeren noodzaak van deze stand in en ik denk: Zo'n goede en gewillige slaaf is in de aard der zaak veel volmaakter dan een vrij mens; want de vrije mens is geestelijk een slaaf van zijn zinnen, terwijl de lichamelijke slaaf geestelijk een vrij mens kan zijn.
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Het is het beste als een mens steeds denkt: 'O Heer, wees mij zondaar genadig!', en niemand om iets slechts veroordeelt, voor zijn vijanden bidt, en zelfs hen altijd nog goed doet, die kwaad over hem spreken en hem zo mogelijk ook kwaad doen.
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Kijk maar in de kronieken, dan zul je vinden wat een grote volken eens de Babyloniërs, de Ninevieten, de Meden, de Perzen, de Egyptenaren, de oude Grieken en vóór hen de Phoeniciërs en de Trojanen waren! Waar zijn al deze volken nu? Waar zijn de mensen uit Gomorra en Sodom en waar de volken uit de tien steden? Ja, fysiek bestaan ze nog wel in hun verwaarloosde nakomelingen, maar hun naam bestaat niet meer en onder de oude naam zullen zij ook nooit meer een volk van deze aarde worden, want er is nauwelijks iets slechters dan een oude naam, waaraan veel ijdele, nietszeggende roem kleeft. Dat soort mensen of volken houdt zich op het laatst vanwege zo'n oeroude beroemde naam voor veel beter en waardiger dan een jong volk, dat door zachtmoedigheid, deemoed en broederliefde zich in de voor God rechtvaardigste, en daardoor voor de ziel gezondste, toestand bevindt.
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JOSOË zegt: "O Heer, mijn mening daarover zal echt heel onzeker uitvallen! Over het geheel genomen begrijp ik wel wat ermee bedoeld wordt, en ik kan van mijzelf niet zonder meer zeggen dat ik het niet goed genoeg begrepen zou hebben, maar ik voel mij veel te onzeker om van het geheel een soort zonneklare beschouwing te kunnen geven. Daarom zou het weer goed zijn als mijn liefelijke Jarah mij ook hier zou willen vertegenwoordigen. Want al spreek ik naar mijn mening nog zo wijs, er is toch altijd nog wel iets tegenstrijdigs in te vinden! Daarom zou ik veel liever willen luisteren, dan zelf spreken. Ah, als iemand iets ter sprake zou brengen dat ook maar in het minst fout en onjuist zou zijn, dan ben ik wel vlotter van de tongriem gesneden, maar voor de ontwikkeling van te hoog boven mijn kennishorizon liggende waarheden, voel ik mij nog veel te onzeker. Daarom houd ik mij maar heel bescheiden op de achtergrond, laat graag de wijzeren voor mij spreken en luister in stille bewondering, hoe edele woorden uit een wijs gemoed stromen, zoals de lichtstralen uit de zon. Daarbij vind ik het, zeker voor mij, helemaal overbodig om over iets wat zonder meer al zonneklaar is, nog verdere beschouwingen te geven. Wie zal op klaarlichte dag een lamp aansteken om het licht van de zon daarmee te versterken? Maar wie aan de stralende lichtwoorden, die nu uit Uw heilige mond gestroomd zijn, nog enige twijfel kan hebben, nu, laat die zich melden, dan zal men hem zonder bezwaar op het juiste spoor zetten!
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik weet wel dat men U, o Heer, zogezegd blindelings gehoorzamen moet als U iets van iemand verlangt, maar hier moet ik door de juiste deemoed van mijn hart ongehoorzaam zijn! Want Uw wens, o Heer, zou ook heel gemakkelijk een soort test voor mij kunnen zijn of ik mij door mijn aangeboren, mijzelf vaak overschattende gevoel van eigenwaarde, zo ver zal laten meesleuren, en meteen met mijn ook nog in zeer slechte staat zijnde nachtlamp naar buiten zal rennen, om de zon daarmee toch nog wat helderder te maken dan zij al is! Maar mijn rustige hart zegt mij gelukkig: 'IJdele knaap, neem je in acht, de Heer test je! Zorg dat Zijn genade je doet slagen!' Als ik dat hoor, dan ben ik meteen op de hoogte en blijf op mijn bescheiden plaats! -Heb ik gelijk of niet om mij in het algemeen zo te gedragen?"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik weet wel wat je spraakvermogen verlamd heeft. Kijk, eerder was je wat voorbarig toen je van jezelf beweerde, dat je alleen maar voor de waarheid was! Ik toonde je echter dat je nog helemaal niet wist wat de waarheid is, en omdat Jarah, een heel onschuldig meisje uit Genezareth, je vervolgens duidelijk wat beschaamd maakte, omdat zij Mijn vraag aan jou op een schitterende wijze beantwoordde, heb je daarna de moed wat verloren. Maar deze kleine moedeloosheid is in de aard der zaak geen echte deemoed, maar veel meer een heimelijk gekrenkte ijdelheid van je hart! Wel, dat werkt er nu dan ook aan mee dat je zoveel moeite hebt om te besluiten iets te zeggen! Ik wil echter dat je die oorzaak volledig in je overwinnen zult, want het is voor een wat ijdel hart beter om eens uitgelachen te worden, dan om zich op de weg van het triomferende welslagen van alle kanten bewonderd en gevleid te voelen! Praat dus maar, als Ik verlang dat je iets zegt! -En geef ons nu dus over Mijn les van het slavendom toch maar een bepaalde visie!"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De voeten van de mensen staan zichtbaar op een lager levensniveau dan de handen, maar als de voeten de mens niet naar het water zouden dragen, dan zou hij zijn handen niet van stof en vuil kunnen reinigen. Derhalve, denk ik, is de slavendienst in het algemeen net zo noodzakelijk als de herendienst. Als de voeten uitglijden, valt de gehele mens, en het is dus zeker goed en nuttig meer te letten op de voeten, die met alle recht de slaven van het lichaam genoemd kunnen worden, dan op alle andere lichaamsdelen. Afgestompt en willoos moeten de voeten het zware en tevens niets doende lichaam dagreizen ver dragen, en zij krijgen daarvoor als loon niets dan hoogstens een reinigende verfrissing bij een bron, terwijl na een gedane reis het gehele lichaam, dat tijdens de gehele reis niets gedaan heeft, zich versterkt met spijs en drank. Maar wat kunnen, wat zullen de voeten daarvan zeggen? -Niets, -want zij zijn daarvoor geschapen!
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55  ...