Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 43 van 195

...  31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56  ...
[4] Deze mensen zouden tijdens een strenge winter, bijvoorbeeld in de noordelijke streken waar onze Ouran vandaan komt, heel zure gezichten zetten. Tijdens de eerste winter zou hun huid barsten omdat hun bloed zo dik is, dat het in hun buitenste lichaamsdelen niet goed zou circuleren, zodat daar proppen zouden ontstaan die bij grote spanning het bloedvat zouden doen barsten, wat dan bloedingen en aanmerkelijke pijn tengevolge zou hebben. Maar een hitte die een zwarte steensoort bijna tot gloeien brengt, doet hun nu juist niet zo bijzonder veel. Daarentegen zou een noordelijke Scythe in Nouabia als hij tijdens het hoogtepunt van de zomer daarheen zou gaan, daar binnen een paar dagen versmachten en zodoende ook heel snel sterven.
Hoofdstuk 198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] De twijfelaar kijkt onder de tafel en ziet daar zijn goed herkenbare schat in de onbeschadigde verpakking aan zijn voeten liggen! Dat bezorgt de twijfelaar zo'n schrik dat zijn anders karmijnrode lippen verbleken en hij gewoonweg begint te beven.
Hoofdstuk 200: Raphaël overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Toen vroeg de oude waard MARKUS, terwijl hij de engel bij zijn uitleg onderbrak: "Zeer beminnelijke vriend, nu je toch bezig bent een verklaring over de parels te geven, zou je ons dan ook niet willen uitleggen wat er met die hoogst merkwaardige sfinx aan de hand is, die als half vrouw en als half dier de mensen steeds op leven en dood het beroemde raadsel opgaf, welk dier 's morgens op alle vier, 's middags op twee en 's avonds op drie voeten loopt? Wie het raadsel niet wist op te lossen, werd door de raadsel sfinx gedood; wie het echter op zou kunnen lossen, mocht de sfinx doden! -Is daar feitelijk wel iets van waar, of niet?"
Hoofdstuk 205: De indeling van de tijd op de vijfde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] RAPHAËL zegt: "Ik heb jullie toch verteld, dat het water van de Nijl op bepaalde tijden tot een ware zondvloed stijgt! Ongeveer 567 jaar na Shivinz bereikte onze Nijl een raadselachtig hoog peil, in de nauwe doorgangen rees hij tot meer dan honderdzestig el boven zijn normale stand. Alle steden die lager in het dal lagen, werden gedurende vijf weken helemaal door de vloed overspoeld en bij deze gelegenheid werden de parels, samen met de gebouwen waarin zij bewaard werden, door het geweld van de golven meegenomen en net als de zandstenen blokken waarvan de gebouwen gebouwd waren, onder het slib en het zand bedolven.
Hoofdstuk 207: De sterrenbeelden van de zevende parel. Het verval van de Egyptische cultuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Waartoe is een blanke met al zijn verstandelijke ontwikkeling in staat, als hij in het water is gevallen? Hij zinkt en verdrinkt! Maar wij kunnen, wanneer en waar wij maar willen, net zo over de waterspiegellopen als over droog land. Alleen als iemand dat wil, kan hij ook onderduiken, maar dat kost hem steeds behoorlijk wat moeite en inspanning.
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Nu dan, toon dan eerst jullie oermenselijke beheersing van het element van het water en loop over de oppervlakte ervan als over een droge, vaste vloer en toon ook jullie grote behendigheid op het vochtige vlak!"
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Cyrenius' haren rezen gewoonweg te berge toen de zestig, alsof ze vlogen, op de oever toeschoten; zij kwamen echter toch maar tot vijftig pas van de oever en bleven daar plotseling staan. Alleen de aanvoerder ging over land heel rustig ademhalend naar Mij toe en vroeg Mij, of zij nog een paar voorstellingen op het water ten beste moesten geven.
Hoofdstuk 210: Over de onbedorven oertoestand van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] IK zei: "Laat nog eens iets zien wat jullie kunnen, bijvoorbeeld wat jullie tijdens een gloeiend hete luchtstroming op het water doen en hoe jullie vissen vangen!"
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De aanvoerder gaat zo vlug mogelijk weer naar de zestig op het water en brengt hun Mijn wens over, en opeens vallen allen voorover met hun gezicht op het water en blijven daar een paar ogenblikken zo rustig als droge stukken hout op liggen. Vlug daarna worden ze erg onrustig en beginnen zich helemaal uitgestrekt zeer snel om hun as te draaien.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Wat zij nu op het water doen, doen zij alleen als de Kamb'sim waait; en pas als hij lang aanhoudt en in kracht toeneemt, beginnen zij onder water te duiken, zoals zij dat nu laten zien. Maar zij kunnen nooit te lang onder water blijven, omdat hun krachtige innerlijke en uiterlijke levenssfeer het soortelijk gewicht van hun lichaam lichter maakt dan dat van het water .
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu zitten zij op het water en zullen ons in deze houding laten zien hoe zij vis vangen! Kijk, door hun grote wilskracht drijven zij de vis uit de wijde omtrek naar zich toe! Met de hand pakken zijde vis uit het water en leggen deze naar behoefte op hun opengevouwen schorten, die zij altijd om hun lendenen dragen, en in zittende houding varen zij daarmee snel naar de oever. Hun zeil en hun roeispanen bestaan alleen uit hun wil; zodra zij op het water een wat snellere beweging willen maken, willen zij dat met hun rotsvaste geloof, dat geen twijfel kent, - en alles gaat zoals zij het willen!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Kijk, nu hebben zij hun vissen al gevangen, en zij zullen nu daarmee in zittende houding over de oppervlakte van het water varend, pijlsnel hier aan de oever komen! Kijk, nu varen zij al weg en zijn dan ook al aan de oever! Nu staan ze snel op en dragen hun vangst naar ons toe.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Markus, zeg tegen je zoons, dat zij al die voortreffelijke vissen meteen in het water doen, anders sterven ze!"
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] En de AANVOERDER wendt zich meteen tot de blanken en zegt: "Blanke broeders, lijkt datgene wat wij nu deden voor jullie erg vreemd en nooit eerder vertoond? Alles wat wij nu voor jullie op het water deden is echter bij ons, eenvoudige natuurmensen, net zo natuurlijk als bij jullie het kijken, horen, ruiken, proeven en voelen.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Als de ziel van een mens verhard en verkeerd is, wordt ook zijn lichaam veel zwaarder en gaat steeds meer op een steen lijken die niet op het water blijft drijven, omdat hij zwaarder is dan het water. Wij lijken echter op hout, waarvan de innerlijke levensgeesten al veel vrijer zijn dan de diep onder het oordeel liggenden van wat voor steen dan ook.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56  ...