Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6040 resultaten - Pagina 43 van 403

...  31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56  ...
[13] Kijk, dat is de reden waarom nu vele duizend maal duizenden mensen over een leven van de ziel na de dood van hun lichaam net zo veel weten als een langs de weg liggende steen. Maar als men hen er iets over verteld, lachen zij hoogstens of worden zelfs boos, jagen de wijze de deur uit en raden hem aan om zulke dwaasheden, die alleen maar leugens zijn, aan de wilde zwijnen te vertellen!
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Ja, Heer en Meester! Maar dit is voor mij toch een totaal nieuwe leer, waarvan vóór U niemand ooit gedroomd zal hebben! Het is nu wel duidelijk, dat niemand dan U alleen de mensen van alle werelden van a tot z geschapen moet hebben; want zonder zelf Schepper te zijn kan men dat nooit weten, behalve dan op de manier waarop wij het nu van U hebben gehoord.
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ervaringen in alle tijden hebben geleerd dat het zo is en nooit anders kan zijn dan U het ons nu uitgelegd heeft; toch zou geen wijze, ook al zou hij nog zo vaak het kwade van de mensheid waargenomen hebben, over de oorzaak daarvan iets hebben kunnen zeggen. Waar zou hij dat dan ook vandaan gehaald moeten hebben? Want daarvoor is de totale kennis van de mensennatuur vanaf haar oergeestelijke tot aan haar lichamelijke staat nodig.
Hoofdstuk 211: Moet de mens lichamelijk eerst goed verzorgd zijn? - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Het is juist, en ik kan zeker niet zeggen dat je hier ook maar iets onwaars gezegd hebt. Maar regel jij het op een wereld nu eens zo, dat alle mensen zonder hun eigen werk en andere bezigheden redelijk goed verzorgd zijn en daarbij zouden beseffen dat zij zo geheel zonder zorgen zouden kunnen leven, - dan zien al gauw alle mensen er zo uit als jouw Europese noordelijke volken!
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Zulke onderzoekers worden door het volk meestal tot priester verheven; en deze, die wel inzien dat zij in een onmisbare behoefte van het volk voorzien, misbruiken tenslotte vaak zo'n vrijwel onbeperkt vertrouwen van hun volk, zoeken hun eigen aardse belang daarbij en zijn dan slechts blinde leiders van blinden. Maar iets goeds heeft het wel, namelijk, dat het volk daarbij steeds een, ook al is het nog zo'n zwakke, band met de hemelen onderhoudt.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Heer, U bent waarlijk de Meester van de mensheid en U bent de levende school van het ware leven, en ik weet nu volkomen waar ik aan toe ben, en waar de gehele mensheid aan toe is. Maar ik begrijp alleen nog niet zo goed waarom een volk weg zou zakken in volkomen inactiviteit, als het, boven de slavernij uit, lichamelijk iets meer verzorgd is! Heer en Meester, daarover zou ik nog graag enige uitleg willen krijgen!"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] "Waarlijk" zegt CYRENIUS, zo vrijgevig met diepe wijsheden was U naar mijn weten haast nog nooit! Dat moet ik nu openlijk toegeven, omdat U dit keer meer heeft gezegd dan alle andere keren waarop ik het geluk had U te horen. Wat U ons hier over de wortels van het ontstaan en het bestaan van de mensheid in al haar verhoudingen heeft meegedeeld is nu allemaal helder en zonneklaar, -maar iets moet me toch nog van het hart; als ik dat ook nog weet, heb ik echt geen vragen meer! Moet ik die vraag stellen of leest U die ook weer in mijn hart?"
Hoofdstuk 213: Het gevolg van een verzorgd bestaan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Hoewel dat al als iets waanzinnigs aangemerkt moet worden, is toch de uitdrukking dat God pas toen Hij het licht schiep, ingezien zou hebben dat het goed was, een dwaasheid zonder weerga! Want Gods hoogste wijsheid moet toch al eeuwig als Zelf Licht van alle licht, gezien en gemerkt hebben dat het licht goed was!?
Hoofdstuk 214: Een vraag over de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar wie het verdere verloop van de Mozaïsche boeken iets beter bestudeert dan een fabel van de Griekse dichter Aesopus, moet toch al gauw merken dat Mozes zich met zijn beeldspraak alleen maar met datgene bezighoudt wat betrekking heeft op de oerschepping van de eerste mensen der aarde, en dus helemaal niet met de scheppingsgeschiedenis van aarde en hemel en alle schepsels op de aarde en in de aarde. Hij heeft daarentegen vrijwel enkel en alleen aandacht voor de eerste ontwikkeling van het menselijke hart en verstand; dat is de reden waarom hij ook meteen het menselijk-historische eraan verbindt.
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De geschiedenis kon echter slechts een produkt van de intelligente ontwikkeling van de mensen zijn en nooit van de stom geschapen natuur , die tot op heden geheelonveranderd gebleven is en dat ook tot aan het einde der tijden zal blijven.
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Heer, vergeef mij, hier moet ik iets tussendoor vragen! Wat gebeurt er dan met de kiem van de tarwe als die tot meel gemalen en vervolgens tot brood gebakken en daarna gegeten wordt? Leeft in deze stadia de levenskiem nog steeds door?
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] CYRENIUS zegt: "Ja, ja, dat is helemaal in orde, en ik zou dat ook zonder jouw verklaring wel geweten hebben; maar ik moest je toch iets vragen om de klank van je stem te kunnen horen. Maar nu zijn we wel klaar met elkaar en je kunt wel weer naar je plaats gaan!"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De ENGEL zegt: "O zeker niet! Maar sterfelijken kunnen en mogen mij geen voorschrift geven; want zelf ben ik heer en Iaat mij door niemand wat voorschrijven. Mijn ik is nu, afgezien van het feit dat ik volledig in alles uit God ben, een volmaakt zelfstandig ik! Bovendien behoef ik niet zoals de mensen van deze wereld voor iets te vrezen, want daarvoor heb ik een macht en kracht waarvan u nog nooit gedroomd heeft. Als u deze echter nader wilt Ieren kennen, vraagt u dan maar eens aan de hoofdman Julius en mijn leerling Jarah en ook de leerlingen van de Heer; die zullen u daarover wel wat weten te vertellen!"
Hoofdstuk 218: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Maar 'Het was nog duister op de aarde' zegt Mozes verder, Zou Mozes nu heus daarmee het gebrek aan licht op de pas geschapen aarde aanduiden? Ik zeg jullie, dat zou zelfs niet in het hoofd van de wijze Mozes opgekomen zijn! Want Mozes was een groot kenner van de waarneembare wereld en was zó ver ingewijd in de Egyptische wijsheid en wetenschap, dat hij beslist wel wist dat de aarde -als kind van de zon minstens een milliard maal milliarden aardse jaren jonger dan moeder zon -bij haar ontstaan niet duister kon zijn. Maar Mozes heeft daarmee weer met een beeld aangegeven, dat het verstandelijke vermogen en het vermogen tot aantrekking door verwantschap van de verstandelijke vermogens nog generlei besef, begrip en zelfbewustzijn teweegbrengt wat allemaal identiek is aan het begrip 'licht' -.Integendeel, dat wordt pas teweeggebracht als zij samengaan, waarna zij elkaar onder druk zetten, waardoor wrijving ontstaat en er in zekere zin gevochten gaat worden.
Hoofdstuk 219: De schepping van hemel en aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Wat het licht betekent weten wij nu, maar er staat toch eerst dat de aarde woest en ledig was! Het staat wel vast, dat alleen met de mogelijkheid om iets te kunnen bevatten, net als met de daarvoor gevoelde behoefte, er nog geen vat gevuld is. Zolang er echter niets in het vat is, zolang is het vat woest en ledig.
Hoofdstuk 220: Aarde en licht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56  ...