Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 44 van 195

...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...
[11] Let op, laat eens een gevoelsmens hier komen; hij mag echter geen hoogmoed en geen heerszuchtige eigenliefde in zijn hart hebben gevoeld. Als hij zich toevertrouwt aan het water, sta ik ervoor in dat hij niet onder zal gaan! Maar als daarnaast echter ook een heerszuchtig en heel egoïstisch mens op het vluchtige element plaats neemt, zal die zinken als een steen! Alleen als hij erg vet is -wat bij zelfzuchtige mensen vrijwel nooit het geval is -zou het vet hem een tijdlang voor ongeveer twee derde van zijn lichaam boven water houden dat wil zeggen als hij moddervet zou zijn! Maar als zijn lichaam normale proporties heeft, zinkt hij als een steen.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Maar doen jullie nu eens een proef met het water en laat eens zien in hoeverre jullie reeds tegen het leven zijn opgewassen!"
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Daarom geldt het water bij ons ook als een goede proefvoor de eerlijke echtheid van een mens. Wie niet meer zo goed door het water gedragen wordt, diens gemoed heeft beslist een zekere schade opgelopen, en het element zal hem niet gunstig gezind zijn en hem niet iedere gevraagde dienst bewijzen. Zoals wij nu echter zeer duidelijk en ongedwongen ons op het water voort bewogen, en ook getoond hebben dat de dieren in het water sinds het begin van ons bestaan aan onze wil gehoorzamen, zo was het ook bij de oermensen. Voor hen waren rivieren, meren en zelfs de zee geen hindernis om over de gehele aarde rond te trekken; schepen noch bruggen hadden zij nodig. Maar jullie worden vaak samen met jullie schepen en bruggen door het water verzwolgen, en zelfs geen watermug gehoorzaamt aan jullie wil! Als je dat met elkaar vergelijkt, hoe ver zijn jullie dan verwijderd van de ware mensheid!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wij braken op, gingen vlug naar de genoemde heuvel en bereikten die na een hal uur. Daar aangekomen begon de tamelijk uitgestrekte heuvel helemaal te leven van louter slangen en adders; er ontstond zo'n gesis en haast onverdraaglijk gefluit, dat men daardoor nauwelijks zichzelf kon verstaan. Al deze duizenden beesten haastten zich naar de zee en zwommen pijlsnel over het grote golvende water, en binnen enkele tellen was de heuvel gezuiverd.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dit alles moet de verkeerd opgevoede, wereldse, verstandelijke mens wel als een sprookje voorkomen, en hij ziet daarin alleen maar verdichtsels van een verhitte fantasie, wat hem allemaal reine onzin dunkt. Naar zijn mening zijn het pure onzinnigheden, waarvan hij denkt dat het onmogelijk zo kan gebeuren omdat het voor hem natuurlijk onmogelijk is zoiets te doen, en dat moet hem ook om heel wijze en noodzakelijke redenen onmogelijk zijn. Want wie kan er zonder handen handenarbeid verrichten en wie zou er zonder voeten kunnen lopen?!
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Wie derhalve begint met het verstand van zijn kinderen te ontwikkelen en te vormen, begint een huis bij de topgevel te bouwen en put water in een vat vol met gaten. Nat zal het wel zijn zolang de schepper met dat vergeefse werk bezig is, maar op zichzelf zal er toch nooit een druppellevend water inblijven, en met de wonderbare uitingen van het zieleleven zal het wel nooit iets worden. Als men de gaten in het vat met heel veel moeite dicht zou stoppen, zou het water er ook wel inblijven. Maar hoe gemakkelijk verrot een stopje dat er niet zo erg goed en vast ingeduwd is, en na verloop van tijd kan het vat dan weer al zijn levenswater verliezen!
Hoofdstuk 220: Over de wedergeboorte en de juiste opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] De mogelijke verwezenlijking daarvan is jullie gegeven en daarom is het hoogst noodzakelijk dat jullie, die nu Mijn naaste leerlingen zijn, deze uiterst belangrijke toestand in en bij jullie volkomen beseffen, en deze dan ook aan alle andere mensen op de juiste manier duidelijk maken! Want wie een licht heeftmoet het niet onder de korenmaat zetten, waar het met zijn stralen, die de duisternis verlichten, voor niemand enig nut kan hebben; maar men moet het licht op een lege tafel zetten, van waaruit het alle aanwezigen licht kan geven!
Hoofdstuk 223: De kracht van een mens, die volmaakt is in de liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Want bij het mechanisme van het menselijk lichaam bestaat een heel strenge, mathematische orde waardoor alles geen haarbreedte van zijn plaats verschoven kan worden, en die niet gewijzigd kan worden zonder het hele organisme totaal te veranderen. Daardoor is het volkomen onmogelijk bij iemand een zintuig op een andere plaats van zijn lichaam te zetten zonder het hele lichaam volkomen te veranderen, het een andere vorm en een heel andere inwendige inrichting te geven.
Hoofdstuk 227: Hersenen en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Want alles wat zij met de kracht van de uitstralende levenssfeer van hun ziel naar jullie mening schijnbaar wonderbaarlijk doen, is iets wat net zo natuurlijk is als dat deze bodem begroeid is met mos en gras en dat het water van deze binnenzee in de grote uitholling blijft staan tengevolge van het gewicht van het water. Als je deze twee hier nu genoemde natuurverschijnselen als binnen de orde en volkomen natuurlijk beschouwt, dan zal het je ook geen moeite kosten datgene binnen dezelfde orde en natuur te plaatsen, waartoe deze oervolmaakte zielen, in verband met hun aardse levenssfeer en het door hen bewoonde land, noodzakelijkerwijs in staat moeten zijn.
Hoofdstuk 229: Cyrenius vraagt om uitleg van de werking van de hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Dat zeer zuivere muziek daartoe in staat is, kunnen jullie ook zien wanneer jullie in een ruimte vijanden en vrienden bij elkaar zetten en dan in hun midden pure muziek ten gehore brengen, dan zullen jullie in plaats van vijanden weldra alleen maar gemoedelijke vrienden zien. Maar deze uitwerking heeft alleen heel zuivere muziek; onzuivere en laag bij de grondse muziek veroorzaakt juist het tegendeel.
Hoofdstuk 233: De samenhang van de hersenen in voor en achterhoofd. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER: ) "Of zetten jullie een spiegel, ook al is die nog zo lichtsterk, in een totaal donkere kelder om te kijken of je daarin iets ziet van de zich in de kelder bevindende voorwerpen? Jullie zullen, omdat je met je kelder helemaal vertrouwd bent, met je tastzin de zich daarin bevindende voorwerpen naar hun aard waarnemen en desnoods ook zonder licht herkennen; maar een spiegel zul je voor niets in de duistere kelder neerzetten, want die zal jullie zonder licht nooit een goed spiegelbeeld leveren van de dingen in de kelder.
Hoofdstuk 237: Welke gevolgen het heeft wanneer hersenen geen geestelijk licht hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Als dat wat voorafgaat, gegeven is, kan het daaruit voortkomende en daarop volgende toch beslist niet in vrijheid zelf verworven zijn; want wie aan jou je hoofd heeft gegeven, heeft je toch zeker ook je handen, je lichaam en je voeten erbij gegeven! Of denk je soms dat die vanzelf uit je hoofd ontstaan zijn?
Hoofdstuk 245: De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] SIMON JUDA zegt: "Heer toen U Zich voor mijn ogen in de rivier de Jordaan door Johannes met water liet dopen, zagen wij terstond een vlam in de vorm van een duif boven U w hoofd zweven, en men zei dat dit Gods heilige geest was! En men hoorde toen ook een stem, als uit de lucht, die zei: 'Zie, dit is Mijn geliefde Zoon in wie Ik een welbehagen heb; luister naar Hem!' Wat was dat dan? Waar kwam die heilige vlam vandaan, en wie sprak die duidelijk gehoorde woorden uit? Hoe moeten wij dit opvatten en begrijpen?"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Ik zou Mij echter ook op dezelfde wijze kunnen mee activeren, maar dan was het met jullie gedaan, net zoals het met alle om deze zon cirkelende hemellichamen gedaan zou zijn, zodra de uitstralende lichtatmosfeer van de zon de kracht zou aannemen van het vuur en het licht van het binnenste van de zon. De kracht daarvan zou alle geesten in de uitgestrekte scheppingsruimte dermate activeren, dat deze ogenblikkelijk veranderen zou in een oneindige, kolossale vuurzee die in eenmaal alle materie zou oplossen! Wel, het binnenste van de zonnematerie is natuurlijk zo ingericht, dat het dit vuur kan verdragen, en de steeds maar voortdurend daarop stromende, geweldige waterstroom van de voortdurende kringloop -zoals bij de mens de bloedsomloop -geven het vuur voortdurend werk om de lucht te ontbinden en opnieuw te vormen en daaruit weer water te vormen, en het kan daarom het eigenlijke zonnelichaam niet aantasten; en ook al worden daarvan ook steeds delen opgelost, dan zorgt het toestromende water weldra weer voor nieuwe. Alles moet dus steeds ordelijk blijven verlopen.
Hoofdstuk 252: De 'Vader' en de 'Zoon' in Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarop vroeg de dienaar weer aan het mannetje, hoe de krokodilleëieren dan in deze streek terechtgekomen waren, omdat men in dit stroomgebied immers nog nooit een krokodil had gezien. Toen zei het mannetje: 'De krokodillen zijn erg slim en kennen de natuur goed. Zij weten door hun aard en hun ervaring, dat het in de streken stroomopwaarts beter en gezonder voor de ontwikkeling van hun eieren is dan in de gebieden stroomafwaarts. Daarom sluipen zij meteen na de regentijd 's nachts zwemmend hierheen, en nog ettelijke dagreizen verder van hier opwaarts tot aan het gebied waar de stroom te sterk wordt, en begraven daar een onnoemelijk aantal eieren in het warme zand. Als zij daarmee klaar zijn, precies in de tijd dat jullie grote mensen net als wij door de modder de oevers van de stroom niet gemakkelijk kunnen benaderen, dan gaan zij 's nachts weer zwemmend naar de lagere gebieden terug, waar rijke kudden zijn waarop zij 's nachts altijd met veel succes kunnen jagen. Zodra de jongen hier uit hun eieren komen, kruipen zij meteen naar het water en zwemmen dan heel gemakkelijk daarheen waar de oude krokodillen zich gewoonlijk ophouden. Daar vinden zij ook meteen voedsel en groeien erg snel. Omdat wij echter goed weten waar hun voedzaamste eieren te vinden zijn, zoeken wij deze op, proberen er zoveel mogelijk te vernietigen en voeden ons met deze kost, die een lekkernij is voor ons gehemelte. Alleen met het opsporen gaat het in het begin niet zo gemakkelijk, en bovendien vallen ons nog vaak enige vijanden lastig; de ene is een machtige bewoner van de lucht, de adelaar, en de tweede is de verwenste klapperslang. Maar als wij met een aantal bij elkaar zijn, kunnen beide ons niets doen. -Maar let nu op hoe wij de eieren zoeken, vinden en meteen ook zullen vernietigen! ,
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...