Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6040 resultaten - Pagina 44 van 403

...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...
[3] Wie echter, op de nu getoonde juiste manier, Mozes leest, zal in hem niet alleen de grootste wijze, maar ook de van Gods geest het diepst doordrongen, echte profeet ontdekken. Hij had het grote vermogen en tevens de vaste wil om al de mensen het waarachtige nieuws te brengen over de grote geheimen van God en over alle geschapen dingen, zoals hij dat in zijn reuzengeest van de Geest van God Zelf had ontvangen!
Hoofdstuk 222: Het einddoel van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Mozes en Aäron zullen best heel zuiver geleefd hebben naar de hen door de Goddelijke geest geopenbaarde leer; of zij echter in hun harten de van God komende leer ook zo begrepen hebben als U het ons nu hebt uitgelegd, is een grote vraag en erg te betwijfelen. Want men kan een vreemde taal en haar schrift wel goed en juist overschrijven, zonder daar ook maar iets werkelijk van te begrijpen.
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Maar omdat U, o Heer, nu al zo vrijgevig geworden bent met de onthulling van de diepste en verborgenste waarheden, geef ons allen dan ook nog een kleine opheldering over de zogenaamde 'Val der engelen', de eerste geschapen wezens, vervolgens over de 'Val van Adam' en daarna over de zogenaamde 'Erfzonde', die als een slecht erfdeel op alle latere mensen is overgegaan. Als het niet te laat is en wij dat ook maar enigszins kunnen begrijpen, doe dan nog een keer Uw heilige mond open en geef ons een paar goede aanwijzingen, opdat wij ook daar wat meer van weten dan wat iedereen weet!"
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan volgt er in het verhaal van Mozes een regel, waardoor het lijkt alsof God pas nádat het licht zich uit het vuur der liefde werkzaamheid van de geest had ontwikkeld, begon in te zien dat het licht goed was. Dat is natuurlijk in de verste verte niet zo. Het is alleen maar een getuigenis van de eeuwige en eindeloze wijsheid van God, die aangeeft dat dit licht een waarachtig vrij licht is, een geestelijk levenslicht, dat zich vanzelf uit de werk mg van de gedachten en ideeën van God volgens de orde der wijsheid heeft ontwikkeld. Daardoor kunnen de op deze wijze door God naar buiten gebrachte gedachten en ideeën zich als zelfstandige wezens volgens de eigen intelligentie, natuurlijk onder de altijd aanwezige invloed van God, verder als uit zichzelf ontwikkelen. Dat wordt met de bijzin van Mozes bedoeld, en niet dat God pas daardoor tot het subjectieve inzicht gekomen zou zijn dat het licht iets goeds was!"
Hoofdstuk 220: Aarde en licht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Maar nu komt er iets dat eigenlijk moeilijker te begrijpen is dan het voorafgaande. Want er staat verder: 'Toen scheidde God het licht van de duisternis en noemde het licht dag en de duisternis nacht.' Dit wordt echter gemakkelijker begrijpbaar, als je in plaats van de beide door Mozes gebruikte algemene begrippen, de overeenkomstige meer bijzondere neemt, zoals in plaats van dag: het reeds zelfstandige leven en voor de nacht: de dood, of voor de dag: de vrijheid en voor de nacht: het oordeel, of voor de dag: de zelfstandigheid en voor de nacht: de gebondenheid, of voor de dag: het zich reeds zelf kennende liefdeleven van de Goddelijke geest in het nieuwe creatuur en voor de nacht: de gedachten en ideeën van God die nog geen leven hebben.
Hoofdstuk 221: Scheiding van licht en duisternis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] En het 'zweet des aangezichts' is niets anders dan het al besproken zorgenlitteken van de ziel, dat zij zichzelf door het genot van de Mozaïsche appel toegebracht heeft; iets wat zij ook heel goed had kunnen vermijden."
Hoofdstuk 225: De macht van de erfelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Als een ziel eenmaal zichzelf geheel bewust is en met het gebruik van haar verstand zover komt dat zij in zichzelf de orde van God goed kan zien en herkennen, dan moet zij vervolgens ten behoeve van haar versteviging zelf handelend op gaan treden volgens de in haar bestaande en herkende orde van God. Doet zij dat op een bepaald punt echter niet, maar laat zij dat na, of doet zij in plaats daarvan iets geheel tegengestelds, dan is het duidelijk dat zij zich op dat betreffende punt een niet gemakkelijk uitwisbare schade toebrengt. Uit zichzelf kan zij zich daar nooit meer van bevrijden, omdat het gevolg is dat haar werkzaamheid al meer of minder in de war raakt. En in de loop der tijd ontstaan daaruit vanzelf steeds meer beperkingen van de ziel, zoals: allerlei blindheid, domheid, onverstand, zwak begripsvermogen, vrees, moedeloosheid, treurigheid, angst, ergernis, toorn, woede en tenslotte zelfs vertwijfeling.
Hoofdstuk 225: De macht van de erfelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Allemaal goed en wel, maar waar blijft dan de absolute zelfwerkzaamheid, die alleen maar in staat is een geschapen wezen tot volle onafhankelijke vrije zelfstandigheid te brengen? Kijk, zonder deze uitgesproken volle onafhankelijke zelfstandigheid zou ieder geschapen wezen een zuivere machine blijven, die slechts door de wil en volgens het vrije verstand van de machinemeester aan het werk gaat!
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar het gebod alléén zou ook voor niets zijn, als er samen met het gebod niet de neiging of prikkel tot overtreding daarvan aan het nieuw geschapen wezen meegegeven zou worden. Als de neiging tot overtreden het wezen echter ingegeven is, dan moet ook een daaruit voortkomend kwaad gevolg als een soort straf ingecalculeerd zijn, en aan het wezen moeten de gevolgen getoond worden, zodat ze reëel zijn, en ook moet het verteld worden hoe en waarom die gevolgen altijd zullen en moeten volgen op een handeling die tegen het gebod ingaat.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Ja, men moet de wezens zelfs tonen, dat het wezen dat het gebod overtreedt misschien in het begin wel een kort durend voordeel kan hebben, maar dat daaruit later steeds een langdurig nadeel zal voortkomen, dat slechts met veel moeite en inspanning te niet gedaan kan worden. Daarmee voorzien kan het nieuw geschapen wezen pas een waar gebruik gaan maken van zijn vrije verstand en de daaruit voortvloeiende daadkracht, en dan mag het gaan zoals het gaat, krom of recht, goed of slecht. Kort en goed, het nieuw geschapen wezen wordt nu uit zichzelf werkzaam en begint zo aan de voornaamste episode tot de volle en echte zelfstandigheid, en daar gaat het tenslotte bij alle geschapen intelligente wezens om. Want zo wordt de zelfstandigheid, hoe dan ook, op een korte of op een langere weg, bereikt en de totale vernietiging van het eens geschapen verstandelijke wezen is daardoor afgewend.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Of de zelfstandigheid voorlopig echter iets zaligs of iets onzaligs is, dat is dan uit het oogpunt van de Schepper niet belangrijk, want voor ieder wezen is een deur opengelaten om op de uitgestippelde wegen de zaligheid te bereiken. Wil het -dan is dat goed voor het wezen, wil het echter niet -ook goed! Want niemand anders heeft daaraan schuld dan alleen het wezen zelf. Het behoudt eeuwig zijn zelfstandigheid. Zalig of niet, is dan niet belangrijk, want in de grond van de zaak moet het als schepsel toch voldoen aan de totale orde van de Schepper .
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Nu we dat weten, zal het niet moeilijk meer zijn om de val van de eerste geschapen reine geesten daarmee onder woorden te brengen. Want zij kregen ook een gebod, en daarbij de noodzakelijke prikkel om het te overtreden, met daaraan verbonden kortstondige voordelen. Daartegenover stond wel geen bijzondere prikkel om het gebod te houden, maar wel het duidelijk gestelde uitzicht op de eeuwige voordelen, die, zij het ook wat later, toch altijd zeker op het opvolgen van het gebod zullen en moeten volgen!
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Dat toen een deel der wezens het gebod opvolgde en een deel niet, is duidelijk in de zichtbare materiële schepping te zien, die als een gericht of als de straf op het niet houden van het gegeven gebod moest volgen, en op zichzelf, in geestelijk opzicht, niets anders is dan de langere weg naar het zalige vrije bestaan van de geschapen geesten.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Anderzijds is dan onze engel, zoals hij nu bij ons is, een net zo duidelijk bewijs ervoor dat toch talloze heerscharen van toen vrij geschapen geesten het gegeven gebod, ook al was het niet zoals bij Adam een dwingend, opgevolgd hebben, en nu is de gehele materiële schepping in alles aan hun macht, kracht en wijsheid onderworpen.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Geen enkele kracht kan iets doen, als er geen tegengestelde kracht is.
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57  ...