Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1346 resultaten - Pagina 46 van 90

...  34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59  ...
[16] Jullie geloofden natuurlijk al sinds lang in geen God meer en daarom hebben jullie je brutaalweg het recht toegeëigend de plaats in te nemen van God, in Wie het volk nog steeds gelooft, en het in Jehova's naam allerlei wetten te geven die jullie onverzadigbare heerszucht en overmatige vraatzucht moeten dienen, waarvan uiteindelijk zelfs de heidenen een afkeer moesten krijgen. Maar in deze nacht is de oude God weer opgedoken en heeft jullie en het volk met indrukwekkende en duidelijke tekens laten zien, dat Hij nog geheel dezelfde is die Hij was ten tijde van Abraham, Isaak en Jacob.
Hoofdstuk 79: Het volk onthult de gruweldaden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De waard):Toen deze zeergeleerde heer het grote redenaarsgestoelte beklommen had, begon hij met een heel ernstig gezicht en ernstige stem als volgt te spreken: 'God sprak alleen maar met Mozes en Aäron. Nergens staat geschreven dat God ooit direct tot het volk heeft gesproken, want het volk was altijd te onheilig voor Hem, hetgeen het, toen het nog door de wonderstaf van Mozes geleid werd, bewees door voor zichzelf uit het meegenomen goud een gouden kalf te gieten en dat te aanbidden. Daarom heeft God dan ook niet meer gesproken met het volk, dat zich voor Hem onheilig had gemaakt, maar alleen middels de door Hem gewekte profeten en door ons priesters. Houd er dus goed rekening mee dat de stem van het volk nooit een soort goddelijke stem kan zijn; en als je dat nu van jezelf beweert, bega je daarmee een grote en uiterst vloekwaardige zonde voor God en voor ons, Zijn ware priesters. Wij priesters hebben echter begrip voor jullie grote domheid en zwakte, en vergeven jullie die zonde; of deze echter ook door God vergeven wordt, is een andere vraag.'
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Deze toespraak was voor het volk al voldoende, en een grote forse man, zo te zien iemand uit Bethlehem, stapte naar voren en zei in naam van het volk tegen de schriftgeleerde: 'Dat God met Mozes en Aäron gesproken heeft, weten wij net zo goed als jij, ingebeelde schriftgeleerde; maar wij weten ook dat God in het begin alleen maar tegen het volk heeft gesproken. Omdat het volk echter erg bang werd voor de al te donderende stem van God, vroeg het of God Zijn allerheiligste wil alleen aan Mozes wilde meedelen, dan zouden zij die opvolgen ook al hoorden zij zelf Zijn geweldige stem niet. Toen ging het volk ver weg naar de andere kant van het dal van de Sinaï. En pas daarna kreeg Mozes alleen de wetten van God. - Maar laten we daar over ophouden, want ik wil jou, ingebeelde schriftgeleerde nu meteen op iets anders opmerkzaam maken!
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Je zegt dat God niet met het onheilige volk, maar alleen met Mozes, Aäron en later met de profeten en ook met jullie priesters heeft gesproken. Dat bestrijden wij ook helemaal niet; maar leg ons eens uit waarom jullie zo goed als helemaal zijn afgeweken van de wetten van Mozes en in plaats daarvan jullie eigen zelfzuchtige en heerszuchtige wetten hebben ingesteld. En waarom hebben juist de priesters vrijwel de meeste profeten gedood, en in de laatste tijd zelfs Zacharias en Johannes? En waarom proberen jullie ook nog de profeet uit Nazareth te doden, die toch de grootste tekenen doet die ooit door een profeet zijn gedaan, en die de mensen het ware woord van God predikt?
Hoofdstuk 80: Het verzoek van de man uit BethIehem aan de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] De tekenen die wij in deze nacht te zien kregen, ons gegeven door het raadsbesluit van God, waren werkelijk van een dergelijke aard dat daarbij zelfs de heidenen begonnen te beven en geen jood, zelfs geen Sadduceeër en geen Samaritaan, ze zonder angst in zijn hart kon aanzien. Maar Ik dacht bij mijzelf in mijn onschuld: Goede Jehova! Vanwege mij heeft U deze ontzettende tekenen aan Uw sterrenhemel toch beslist niet laten verschijnen, zoals U ook Uw goede zon nooit alleen om mijnentwil heeft laten opgaan en laten schijnen; want zij heeft immers al duizenden jaren deze aarde verlicht en zal haar na mij ook -wie weet hoeveel duizenden jaren nog verlichten! Ik, als bijna honderdjarige grijsaard, zal niet zo lang meer de weldaad van de goede goddelijke zon genieten. Want in de graven waar de ontbinding plaatsvindt, dringt geen zonlicht binnen; en zou het er ook in doordringen, dan zou het de dode lijken toch beslist niet meer kunnen blij maken. Alles op deze wereld, die werkelijk voor iedere nuchtere denker volledig vreugdeloos is, is vergankelijk, alleen de macht van God niet, die blijft eeuwig; onze zielen zijn alleen maar afhankelijk van de wil van de Almachtige. Of zij na de dood verder leven, kan geen mens geheel en al duidelijk en naar waarheid beoordelen, inzien en erkennen; maar Mozes en alle latere profeten hebben ons dat geleerd en wij moeten het geloven, - en geloven we het niet, dan lijken we op de Sadduceeën, die afvallig zijn geworden van de tempel, omdat de Griekse filosofen hen daartoe hebben verleid.
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Het arme, gewone werkende volk ziet dat echter wel bij de rijken en denkt bij zichzelf: ' Ah, als jullie rijken, die de middelen hebben om veelte kunnen ervaren en te weten, noch aan Mozes, noch aan de profeten en dus ook niet aan God geloven, waarom moeten wij armen dan voor jullie plezier geloven in datgene waar jullie rijken niets in zien?!'
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De Oudste zei: 'We zijn nu helemaal onder elkaar, en ik kan dus vrijuit praten, en jullie kunnen naar me luisteren als je het de moeite waard vindt. Kijk, onze Mozes hebben wij evenals Jehova en alle profeten volkomen naar waarheid de rug toegekeerd, en vanwege het volk en ons inkomen zijn we zuiver voor de vorm bezig; want van ons die hier nu bij elkaar zijn, gelooft er niet één in een God, in Mozes, noch in een of andere profeet. Maar als we nu zien dat het hele volk in de Nazarener gelooft en hem naloopt, laten we dat dan ook doen, in ieder geval voor de vorm, dan zullen we daardoor bij het volk en zelfs bij de Romeinen heel veel winnen!'
Hoofdstuk 84: De versplintering in de Hoge Raad - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zo, beste mensen, heeft steeds het ene kwaad het andere tot gevolg, en staan wij allen nu bijna op het punt waarop de mensen ten tijde van N oach en ten tijde van Lot stonden. Toen, evenals nu, heeft God uitverkoren boden naar de mensen op aarde gezonden, die alle mensen die God volledig vergeten hebben, met woorden en daden heel indringend hebben gemaand, en hun ook de onafwendbare gevolgen van hun hardnekkigheid vooruit lieten zien; maar de mensen hadden zich te ver in de dode, dood brengende wereld begeven en waren daarin vastgelopen. Zij luisterden helemaal niet naar de boden van God, of vervolgden hen hardnekkig en mishandelden en doodden hen zelfs vaak op gruwelijke wijze. En kijk m'n zeer gewaardeerde vrienden en broeders, onder ons gezegd, precies zo en helaas misschien nog wat erger staat het er nu bij ons en vooral hier in deze tempel voor!
Hoofdstuk 81: De oude rabbi beschrijft de geschiedenis van het verval van het Joodse volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Wij aten en dronken nu heel opgewekt, en toen de wijn de tongen van de gasten steeds losser maakte, begonnen de bekende joodse Grieken onder elkaar over de joodse vastenwetten te spreken en een van hen maakte de volgende opmerking: 'Vanaf de tijd van Mozes hebben de joden ieder jaar bepaalde dagen en ook wel hele weken gehad, waarin zij moesten vasten. De profeten moesten heel veel vasten, omdat hun lichaam daardoor minder aandacht kreeg en hun geest opener en helderder werd. Ook moesten de zieners veel en vaak vasten om heldere dromen en gezichten te krijgen. Wie een bijzondere genade van God wilde verkrijgen, moest God een gelofte doen, dat hij gedurende een bepaalde tijd zou vasten en bidden totdat God hem zou verhoren, en wie de gelofte die hij aan God gedaan had, hield en gestand deed, kreeg ook altijd de gevraagde genade van God, -hetgeen wij uit de Schrift weten.
Hoofdstuk 85: Het ware vasten en bidden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Bij hen gekomen, stonden zij op van hun zitplaatsen, en een van hen als de woordvoerder zei, nadat hij een diepe buiging gemaakt had: 'Beste, goede vriend! Wij allen komen uit de omgeving van de oude stad van David en zijn vanwege de verschrikkelijke tekenen die in deze nacht te zien waren, nog voor middernacht vertrokken en snel hierheen gekomen om van een wijs man te horen wat ons mogelijkerwijs te wachten staat. Voor dit doel gingen we dadelijk naar de tempel, die open was, en daar vernamen wij het een en ander, wat ons beslist niet geruststelde of bevredigde. Maar er verscheen, toen al het volk in de tempel al erg ongeduldig was geworden, een zeer oude rabbi, die het volk toesprak, en de meeste schuld schoof op de tempeldienaren en hun slechte gedrag ten opzichte van de leer van Mozes, wat voor ons allen maar al te duidelijk de volle waarheid was. Tenslotte begon hij over een zekere profeet Jezus uit Galilea te spreken, waarbij hij tamelijk onomwonden zijn vermoeden uitsprak dat deze Nazarener de beloofde Messias was. En kijk, het hele volk juichte hem toe en viel hem zonder meer bij!
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[22] Toen Lazarus uitgesproken was, had Rafaël het teken ook al bij de hand, en toen de twintig het tempelteken van hun kleren hadden afgehaald, gaf Lazarus hun het bewijs dat zij in zijn dienst waren genomen. Bovendien gaf hij elk van hen zeven muntstukken als reis en verblijfsgeld tot aan hun nieuwe plaats van bestemming en zei: ' Als jullie goed voor mij werken en volgens de ware geboden van Mozes leven, krijgt elk van jullie behalve kost en inwoning, jaarlijks nog honderd zilverlingen loon. En ga nu op weg zodat je niet te laat in de nacht aankomt! Binnenkort zal ik zelf daarheen komen en zien wat jullie in mijn dienst presteren.'
Hoofdstuk 86: De vermomde tempeldienaren bij Lazarus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Ik kan echter ook te allen tijde met alle geesten omgaan en door hen zelf steeds wijzer en wijzer worden, en dat is mijn dérde gezelschap.
Hoofdstuk 89: Het verhaal van de Romein over de macht van de Nubiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Toen zei Lazarus: 'Maar, Heer en Meester, dat zullen dan toch wel nakomelingen van Noach zijn, en geen directe afstammelingen van Adam, want ten tijde van Noach moet de grote vloed immers ook Egypte helemaal overstroomd hebben?'
Hoofdstuk 91: Voorziening in levensbehoeften door overgave aan de wil van de Heer. De materiële en de geestelijke zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ja, Ik zeg je: Als je net zoals Ik aan een misdadiger kunt zien dat hij als mens in het lichaam reeds een volmaakte duivel is, zoals Mozes dat ook door Mijn geest kon zien, spreek dan maar meteen de doodsstraf over hem uit; maar als je dat niet zoals Ik en Mozes kunt zien, dan moet je niet te snel zijn met de doodsstraf!
Hoofdstuk 94: Over de doodsstraf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Ik zei: Jullie hebben de schrift van de joden in Babylonië gelezen en de wijsheid van Mozes bewonderd. Jullie kennen de wet van de joden en zeggen: '1 a, dat is een echte wet! Wie zich daaraan houdt, zal zalig worden. Houdt die dan ook, dan zullen jullie zalig worden!'
Hoofdstuk 117: Wezen en zetel van de waarheid. Het zoeken van de drie magiërs naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59  ...