Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 48 van 53

...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53
[8] Als dit orgaan nu zo'n prijzenswaardige bestemming heeft, dan zal het ook nodig zijn haar bouw enigszins te begrijpen. De opbouw van dit orgaan heeft weer een duidelijke gelijkenis met die van de milt en de lever, alleen met dit onderscheid, dat het door de bekende kussenachtige indeling zich essentieel van de andere onderscheidt. Aan beide kanten heeft ze een soort kwabzakken, die van elkaar zijn gescheiden door een aanzienlijke indeuking en een witachtig celweefsel. Ze vormen slechts in het midden, dat ook uit een witachtig celweefsel bestaat, een samenhangend geheel. Hier doorheen lopen de voornaamste waterkanalen, die de edele zaadstof aan de kwab leveren; ze hebben die - zoals al gezegd - uit het van de lever afkomstige water geabsorbeerd. In de kwabben wordt dit sap door de in haar opgewekte elektriciteit rijper, subtieler en meer vloeibaar gemaakt. Het wordt dan zo in de tere bloedvaten van dit orgaan opgenomen en eerst samen met het bloed naar het hart gevoerd, van waaruit het dan weer door geheel eigen vaten in de voor hem bestemde voorraadkamer wordt geleid, waar het dan voortdurend door de zogenaamde teelballen zijn voedsel verkrijgt en zo bruikbaar wordt gemaakt voor zijn bestemming. Nu hebben we, voorzover het voor ons doel nodig is, de bouw van dit orgaan bekeken en we kunnen nu hetzelfde orgaan in onze aarde gaan opzoeken.
Hoofdstuk 12: De nier van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Een heel ander geval is het met de oorspronkelijke plantenstadia, die reeds als zodanig in het eerste bestaan treden. Deze moeten tevoren alle plantenstadia doorlopen voordat ze in het dierlijk leven kunnen worden opgenomen. Daar er echter ook een geweldig onderscheid is tussen planten en planten, want er zijn edele en niet edele, goede en niet goede, volgt hieruit ook dat vooral de edele zo dicht bij de dierenstadia staan en de edelste zelfs zo dicht bij de menselijke trap, dat ze al gauw - althans gedeeltelijk - in het menselijk wezen en grotendeels in het edelste deel van het dierenrijk kunnen worden opgenomen. Van zulke planten zegt men dat ze maar een korte overgangslijn te doorlopen hebben; maar er zijn ook heel veel onedele planten; bij deze duurt het heel lang voor ze in de meer edele planten worden opgenomen en dan zegt men, dat ze een lange overgangslijn hebben.
Hoofdstuk 15: Het trapsgewijze opklimmen van de levende wezens - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Eerst rust op de vaste aarde een kilometers dikke gevoelige aardehuid, waar overheen pas de eigenlijke gevoelloze aardkorst ligt, waarin zich de werking van het innerlijke organische leven van de aarde verduizendvoudigt. Daar wordt pas alles wat erin of er buiten ligt gevormd, d.w.z. het zaad, zoals het geaard is, wordt of nieuw gevormd of in zichzelf vastgelegd, zoals de uit de kiem ontstane uiterlijke vorm zich eens zal ontplooien. Ofwel, wordt hier voor de zaden de kracht gemaakt en al naar hun aard gedifferentieerd, opdat deze geschikt zal zijn voor het tot leven wekken van het reeds aanwezige zaad, zowel voor plant als dier. Ze wordt dan langzamerhand door het plantenrijk, het water en door talloze kleine diertjes opgenomen en heel intelligent gebruikt.
Hoofdstuk 18: De aardkorst - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Deze specifiek - etherische substanties grijpen elkaar in deze derde luchtregio aan en vormen samen als het ware een fluïdum, dat met de daar doorheen lopende verschillende stralen uit de talloze sterren, als het ware een chemische affiniteit vertoont, zich met hen verenigt en naar de aarde afdaalt en dan die planten en dieren substantieel vervult, die met de verschillende specifieke grondstoffen van het licht overeenkomst hebben.
Hoofdstuk 24: Het oog van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Een dergelijk ontsteken is bijvoorbeeld het terugstralen van het zonlicht op een wateroppervlak. Door het liefdelicht van de zon worden de vreedzame geesten van het water zeer geprikkeld, maar ze vernielen in deze opwinding niets. Weliswaar wordt de hele oppervlakte van het water ontstoken en kaatst wijd en zijd de stralen weer terug, maar toch verbrandt daarbij niets.
Hoofdstuk 25: Het wezen van het vuur - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Geen enkele geest, al is hij ook nog zo volmaakt, die van deze natuurlijke aarde in het geestelijke overgaat, kan dadelijk in het eigenlijke hemelrijk omhoogstijgen, omdat hem voor zijn voleinding iets ontbreekt, wat in de aarde achterbleef en dat hij maar bij stukjes en beetjes kan opnemen. Pas als hij de laatste rest van datgene, wat hem eenmaal toehoorde, veredeld en vergeestelijkt in zijn wezen heeft opgenomen, kan hij deze regio verlaten en de werkelijk eerste fase van het hemelrijk ingaan.
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Tot deze speciale herinnering zou de geest niet kunnen komen, als hij in zijn psychische wezen niet alles had opgenomen, wat oorspronkelijk tot zijn wezen behoorde en wat hij op zijn lange rondgang had verworven. Daarom wordt ook gezegd dat alle haren op ons hoofd geteld zijn, en slechts degene die volgens Mijn leer leeft, verzamelt; wie echter anders handelt, verstrooit. Daarom moet de geest nog een tijd wachten tot al het zijne in zijn wezen is opgenomen.
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Daar moet op geantwoord worden dat zulk een bewering zelfs mathematisch onjuist zou zijn. Want de stralen van die zeer vele, ver verwijderde sterren zijn op deze hoogte nog te weinig gecondenseerd. Ze kunnen daarom op deze plaats nog niet die specifica vormen, die ze ongeveer 1000 klafter (* 1 Weense klafter is 1.9 mtr) lager zeker wel veroorzaken. Dat kan afgeleid worden uit de omstandigheid, dat men van zulk een hoogte 's nachts sterren van de vierde, vijfde en zesde grootte met het vrije oog niet meer kan zien, nog minder die van de zevende, achtste en nog verdere grootten, terwijl iedereen met gezonde ogen vooral aan de zeekust in een heldere nacht nog sterren van de zevende en achtste grootte met het blote oog kan waarnemen.
Hoofdstuk 22: De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Op die hoogte in de bergen waar we al over spraken, kan deze ondersteuning echter niet die uitwerking hebben als in een lager gelegen streek, omdat, zoals al werd uiteengezet, de stralen daar nog niet voldoende dichtheid bereikt hebben. Dit komt omdat de luchtkring om de aarde een lensvormig rond doorzichtig lichaam vormt. Het is als het ware een groot brandglas, waarbij de invallende zonnestralen niet dadelijk achter de lens hun volle sterkte hebben, maar pas verder weg, op een afstand die gelijk is aan de halve doorsnede van de periferie, waaruit het bolvormig oppervlak van het brandglas is genomen; maar de stralen komen achter het brandglas steeds dichter naar elkaar toe en krijgen dus een steeds sterkere werking tot ze tenslotte in het brandpunt hun hoogste kracht bereiken. Het brandpunt van de grote luchtlens zou pas in het middelpunt van de aarde vallen, waar echter nooit een zonnestraal doordringt. Desalniettemin wordt de lichtstraal, die op de oppervlakte van deze grote aardlens valt, in deze steeds dichter en werkzamer hoe meer hij de aarde en tegelijkertijd zijn brandpunt nadert. Objecten als bijvoorbeeld de bergen, liggen al meer in het minder dichte deel van de lichtstralen dan de dieper gelegen dalen en vooral de zeegebieden der aarde; de stralen van de ver verwijderde sterren kunnen in de bergen nog geen merkbare dichtheid hebben en dus ook geen invloed op de vegetatie uitoefenen. Met andere woorden: deze lichtstralen vormen op zulke hoogte nog geen specifica. Daarom kunnen de plantensoorten, die deze specifica nodig hebben, op zulke hoogten niet meer gedijen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Daar echter op deze hoogten, of beter gezegd in deze regionen, de stralen uit de kleinere sterren, evenals zelfs die uit de zon, tengevolge van hun geringe dichtheid nog niet zo'n effect kunnen hebben als verder naar beneden, is zo' n hooggelegen regio in zekere zin een overgangspunt van het vroegere zonder uitwerking zijn naar een dadelijk daarna sterker optredende werking. Ofwel, hier op deze hoogten beginnen de stralen zich te verdichten, gedeeltelijk door hun eigen verdichting en gedeeltelijk door de reflexie, of de stralen die door de aardoppervlakte weer teruggekaatst worden. Door deze straling en terugstraling worden dan bepaalde ontwikkelingen in het licht veroorzaakt, die er als een soort golf uitzien. Als dit golven een tijd doorgaat wordt daardoor ook een specificum opgewekt, en wel omdat dit golven al een chemisch lichtproces is, om op jullie geleerde manier te spreken. Dit specificum, dat in zich natuurlijk veelsoortig en gemengd is, treedt het eerst op als een nevel in het hooggebergte. Wordt dit chemische proces dan niet verbroken, dan ontstaan uit de nevelen in deze hoge regio weldra wolkenmassa's, die zich langzamerhand steeds meer verdichten en zelfs uiteindelijk als regendruppels en 's winters als sneeuw op de aarde neervallen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] De al zuiver geworden geesten moeten nog langere tijd in deze regio verblijven om hun psychische specifica op te nemen, of duidelijker gezegd, ze moeten in de derde regio zo lang wachten tot hun lichaam vergaat en via het vergaan in de ziel wordt opgenomen; men moet dit niet als een straf beschouwen maar als een zelfde soort noodzakelijkheid, zoals ook een aards leven een bepaalde tijd moet duren, bij de één korter, bij de ander langer, zodat tijdens deze levensduur de geest de tijd wint om zijn wezen steeds meer te ontwikkelen en zich te manifesteren.
Hoofdstuk 29: Verblijfplaats van de zuivere geesten en hun zaligheid - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Evenals er bij de mensen vanuit het zuiver geestelijke een overgang naar het lichamelijke bestaat, is er tussen de hoogste en de middelste regio ook zo' n overgang. De beide gebieden verhouden zich als ziel en geest. De geest werkt op de ziel in en kan deze doordringen, de ziel kan echter nooit de grenzen van haar geest overschrijden maar ze moet er zijn om door de geest te worden doordrongen, terwijl de geest er niet is om door de ziel te worden doordrongen; maar de ziel kan door de geest worden opgenomen waardoor ze zelf geestelijk wordt.
Hoofdstuk 30: De tweede luchtregio en haar geesten - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[18] Daar jullie dit nu goed en moeiteloos hebben opgenomen, zal het bij de volgende uiteenzetting gemakkelijk zijn om in deze sfeer verder te gaan.
Hoofdstuk 38: De eerste, onderste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[13] Als dan de Schepper Zijn ideeën en gedachten, die zeker niet dood zijn, in de verschijningsvorm van de materie heeft ingebonden zoals een boekbinder een boek, dan moet er toch ook wel in de steen leven aanwezig zijn, dus een grote hoeveelheid intelligenties, die zich tenslotte in de levende menselijke ziel, die haar levend deel daaruit al in zich heeft opgenomen, terug vinden, om zich als het ware als levend weer in de ziel te regenereren.
Hoofdstuk 43: Indrukken van de materie op ziel en geest - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Dan begint namelijk het hart te kloppen en de sappen gaan in het nieuwe lichaam circuleren; de nieuwe voeding wordt al in de maag opgenomen en zo begint het verteringsproces.
Hoofdstuk 49: De dierenziel en hoe deze door geesten wordt beïnvloed - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53