Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 49 van 53

...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53
[7] Bij veel mensen zijn dergelijke abnormaliteiten van de ziel al in het nog op aarde zijnde lichaam zichtbaar, maar dat is niet altijd het geval, omdat het lichaam niet zo gemakkelijk vreemde specifica opneemt als de ziel; alleen als de ziel te vroegtijdig of soms tengevolge van de zonden van de ouders ondeugdelijke specifica heeft opgenomen, dan worden ze, als het lichaam nog tot opname in staat is, daarop merkbaar overgedragen.
Hoofdstuk 53: De ziel van Satana - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Een bijzonder verschijnsel bij het ontsteken of nog beter bij het lichten van de door de derde luchtregio vallende meteoren is vooral, dat de kop van zo' n meteoor het meest lichtend is. Dit licht geven van de kop tijdens het doorschieten van de derde luchtregio is van dezelfde aard als het lichten van zijn staart. Het is een geconcentreerde stralenreflex, omdat het vaste, gewoonlijk ook nog ronde lichaam, de hem omgevende lichte, etherische lucht uiteen drijft en om zich heen, vooral aan de voorkant van de kop, een luchtomhulsel vormt, dat op zijn beurt om het lichaam een glanzend vlak vormt als van een holle spiegel, die het licht van de lichtgevende hemellichamen opneemt en het dan verder naar de aarde omlaag stuurt. Als iemand een ronde steen heel hard in helder water zou gooien, zou hij zich van dit verschijnsel in het klein een voorstelling kunnen maken, want al zou die steen ook zwart zijn, toch zal men hem onder water met een geheel witte kop naar beneden zien schieten. Dit witte aan de kop is niets anders dan een door de snelle beweging van de steen gevormde holle spiegel van water, die de in het water vallende stralen geconcentreerder opneemt en weer terugkaatst. Om deze reden lijkt ook het schuim van het water wit, omdat de luchtbellen als het ware louter holle spiegels zijn, die heel veel stralen in zich opnemen en ze dan geconcentreerd weer terugzenden. Wat hier het water laat zien, dat laat daar het lichten van een meteoor zien, namelijk niets anders dan een geconcentreerde reflex van het licht.
Hoofdstuk 26: Verschijnselen in de derde luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[15] In de talloos vele deeltjes van de materie ligt de eindeloze intelligentie van het nieuw geschapen, maar nu gevangengenomen wezen, een intelligentie die nooit vernietigd kan worden. Maar ze is vastgelegd en tegen de geestelijke zon gekeerd, totdat ze die rijpheid heeft bereikt, waardoor ze alleen nog maar in staat is het licht van de zon op te nemen, zoals een spiegel die het licht van de zon zolang opneemt, tot de zon hem voor al het andere blind maakt en hij alleen nog maar in staat is het licht van de zon op te nemen. Van buiten af gezien wordt de spiegel steeds matter en zijn materie wordt losser en poreuzer; maar daardoor is deze materie steeds beter in staat in al haar opgeloste delen het beeld van de zon, hoewel erg verkleind, op te nemen en dat is eigenlijk de goede overgang: dat zo'n wezen begint in al zijn delen de Godheid op te nemen en niet alleen maar in een enkel deel. En daarom is het niet genoeg als iemand zegt: 'Heer, Heer', maar hij moet de Heer in alle vezels van zijn leven opgenomen hebben; dan pas is hij rijp weer daarheen terug te keren, waar hij vandaan is gekomen.
Hoofdstuk 27: Ontstaan en doel van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] De geest op zichzelf, als het oerprincipe van het leven uit Mij, heeft voor zijn voleinding weliswaar niets van de aarde nodig. Maar zijn wezen wat betreft de vorm, dat is de ziel, moet tot op het laatste atoom datgene weer in zich verenigen, wat haar eens uit de volheid van Mijn haar vormende idee werd verleend. Dit gegevene bestaat uit eindeloos veel intelligentiedeeltjes, die vanzelfsprekend bij het sterven van de mens niet in één ogenblik vrij gemaakt kunnen worden. Daar zijn delen van zijn lichaam en specifica, die hij tijdens zijn leven in- en uitgeademd heeft; ook alles wat van zijn lichaam afkomstig is, zijn tranen en andere afscheidingen van het lichaam, zelfs zijn kleding, zijn behuizing; kortom alles wat hij op de een of andere manier met zijn kracht heeft voortgebracht en gedaan, moet mettertijd als het ware als gelouterd, psychisch specificum door de ziel worden opgenomen, opdat de geest dan in zichzelf een totale beschouwing en hierdoor een duidelijke herinnering heeft aan alles, wat er met zijn complete wezen is gebeurd en hoe die hele, lange weg er uitzag, waarlangs hij nu weer in zijn oereerste volkomenheid terug is gekomen.
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Er zijn daar prachtige streken, die zich echter naar de gesteldheid van de geesten richten; want daar is elke geest de schepper van de grond waarop hij staat en van de omgeving, waarin hij zich thuis voelt. Deze omgeving is rijk aan vruchten en aan alle dingen. De geest geniet in rijke mate van alles en hij is naar niets meer hongerig; en zie, juist temidden van dit genieten neemt dan de geest langzamerhand alles op, wat nog van zijn wezen aan de aarde is blijven kleven; en deze vruchten en de omgeving worden als het ware op een beschouwelijke manier, van de aarde opstijgend in deze derde regio, psychisch specifiek gevormd en de geest erkent ze als van hem zijnde, neemt ze in zijn erkenning op en komt dan pas vanuit deze erkenning tot een schouwen van datgene wat van hem is, geniet er ook van en neemt het volledig in zijn wezen op. Als hij nu dit alles opgenomen heeft en hij de aarde, en zij hem, als het ware niets meer schuldig is, dan pas heeft hij zijn volledige vastheid bereikt en kan ter verdere voleinding in de hemel opgenomen worden
Hoofdstuk 28: De geesten van de hoogste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] Men moet dat niet op deze manier begrijpen, alsof zulke geesten letterlijk in een school van de Satan werden opgeleid, maar ze vormden zichzelf door middel van die specifica, die ze uit de band met deze geest in zich hebben opgenomen. Deze geesten heten, omdat ze ook het aards boze in zich hebben wel 'duivels' of wel 'leerlingen van de Satan', maar onderscheiden zich in hoge mate van hem. Bij hen is alleen maar wat tot de ziel behoort homogeen met de boze geest, maar hun geest is, hoewel stevig gevangen, toch zuiver, terwijl de geest van Satan het eigenlijke kwade is. Daarom zal en kan het gebeuren, dat alle duivels nog gered worden voordat Satan in zichzelf wordt genoodzaakt de grote reis naar zijn eeuwige val te ondernemen.
Hoofdstuk 56: Wezen en naam van Satana - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Is zo' n spookgeest dan in het vlees van een mens binnen gedrongen, dan sluipt hij als een kat om het hart van de mens heen. Hij kent weldra zijn zwakke kanten en begint hem zijn boze neigingen, wensen en begeerten in te blazen. Worden die door het menselijke hart dan goedkeurend opgenomen, dan blijft het heerschap heel rustig in dat vlees en zit alleen toe te kijken, hoe zo'n mens langzamerhand ijverig volgens helse inblazingen begint te handelen.
Hoofdstuk 58: Spoken en bezetenheid - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] Dit bezeten zijn uit zich weliswaar aanvankelijk niet met de zelfde hevigheid als bij degenen, die door opzwepende dranken dergelijke onreine geesten in zich hebben opgenomen. De geesten uit de ophitsende dranken worden gemakkelijk door een krachtig gebed van de ziel door zijn geest verwijderd, waarop dan weer de normale toestand van het vlees kan intreden. Maar de bezetenheid langs de weg van de openbare dansgelegenheden is niet zo gemakkelijk te herstellen en er zal daarvoor veel vasten, bidden en zelfverloochening nodig zijn, waardoor de ziel zich meer en meer met haar geest verenigt, die het boze tuig dan door middel van haar grijpt en het uit het huis van de ziel verwijdert.
Hoofdstuk 59: Over de lusten van het vlees en de zinnen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Maar er kunnen ook geesten van gestorven mensen, die zich de voortschrijdende ordening niet wilden laten welgevallen, weer op dezelfde weg worden teruggedrongen die ook de nieuw aangekomenen hebben te gaan; maar de nieuwen blijven in de aarde en moeten daar de voor hen bepaalde weg beginnen; de geesten van de gestorvenen daarentegen, keren na korte tijd van verdeemoediging weer terug, wat men ook in de natuurlijke wereld kan zien. Want als het regent, dringt de regen in de aarde en wordt daar door plant en dier alsook door mineralen opgenomen. Maar hier en daar ziet men al, hetzij tijdens of na de regen, hoe speciaal in hoger gelegen streken lichte nevels optrekken. Het is wel het kleinste deel van zo'n regenval, dat in nevelen weer omhoog stijgt. Het is echter ook het kleinste deel van de geesten dat van gestorven mensen afkomstig is, terwijl het grootste deel nieuw aangekomenen zijn.
Hoofdstuk 33: Natuurgeesten en mensenzielen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[17] Als jullie deze uitleg ook maar enigszins hebben opgenomen, zullen jullie meteen begrijpen dat deze onderste regio als het ware de werkplaats is waar de afzonderlijke geestelijke en ziele elementen worden samengevoegd en herenigd tot een complete geest. Met alles wat hier voor ieders ogen in de vegetatieve en actieve verschijningsvorm treedt, vertoont ze de grootst mogelijke gelijkenis. Want overal wordt uit eindeloos veel deeltjes een bijzonder geheel samengesteld. Kort en goed: hier is de plaats voor het uitzaaien; het is de akker waar in elke geestelijke zaadkorrel een heel eigen geestelijke ideeënassociatie in één vorm wordt samengevat, - ofwel is het de verzamelplaats van al de verstrooide zieledelen rond een gegeven geestelijk centrum.
Hoofdstuk 38: De eerste, onderste luchtregio - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Zo bestaat ook het menselijk lichaam uit pure zieledeeltjes, maar degene die het lichaam vormen zijn nog grof, boosaardig en onzuiver, om welke reden ze dan eerst weer in de aarde komen, waar ze moeten vergaan en pas van daaruit op de reeds bekende manier weer uit de vergane stoffen opstijgen om zich ter completering weer bij dat wezen te voegen, tot welks lichaam ze eens behoorden. Dit gebeurt gewoonlijk, zoals we zagen, in de derde of hoogste aardgeestensfeer, waardoor dan natuurlijk elke zuivere geest weer volkomen wordt, namelijk als hij alles wat tot hem behoorde weer opgenomen heeft. Dit opnemen is de zogenaamde opstanding des vlezes en rechtvaardigt de uitspraak van Paulus, die zegt: 'Ik zal in mijn vlees God zien'.
Hoofdstuk 40: Het werk van de geesten binnenin de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Maar hoe komen deze nu in het vlees van zo'n mens? - Daartoe bieden de mensen zelf gelegenheden te over. Zulke vleesduivels wonen ten eerste in de ophitsende dranken, in wijn, ook in bier en vooral in de gestookte dranken. Als mensen zich met zulke dranken een roes drinken, dan hebben ze door deze dranken zeker één, zoal niet meer vleesduivels in hun vlees opgenomen. Als deze echter eenmaal in het vlees zijn, dan prikkelen en kwellen ze de genitaliën zo sterk, dat de mens er niet onderuit kan zulke prikkels door het zinnelijke genot van het vlees te bevredigen, en wel met vrouwen of soms ook zelfs met dieren. Deze vleesduivels zijn natuurlijk niets anders dan onzuivere zielen van gestorven mensen, die of zich overgaven aan de drank of zeer zinnelijk waren. Ze komen wel om verbeterd te worden in het vlees van een nog levend mens, maar juist omdat het vlees hun element was, gaan ze niet zelden in zulk een mens die ze hebben bezet, nog erger te keer dan vroeger in hun eigen vlees.
Hoofdstuk 59: Over de lusten van het vlees en de zinnen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[11] Velen die dansen gaan ook wat hun lichaam betreft in korte tijd te gronde als ze teveel van dergelijke gasten in zich hebben opgenomen; want als deze verdorven indringers in het vlees geen plaats vinden in de nieren en in de geslachtsdelen, dan gaan ze ook in de milt wonen of in de lever of de longen. Waar echter zo'n emigrant uit de hel zijn intrek neemt, daar doodt hij als het ware het vlees en de gevolgen daarvan zijn verhardingen van milt en lever en in de longen tuberculose en tering, maar als twee of meerderen zich op de longen hebben geworpen, kan ook de zogenaamde vliegende tering optreden.
Hoofdstuk 59: Over de lusten van het vlees en de zinnen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Met deze lotdagen moet de mens rekening houden, dan zullen veel domme stormen, bliksem, donder, regen en slaghagel, sneeuw en ijs in zijn hart achterwege blijven. En als dergelijke stormen en slecht weer zullen uitblijven, dan zou de geest uitzijn kamertje in de vrije wereld van het hart durven treden en zou de ziel de lotdag van het eeuwige leven verkondigen! Zolang echter in het hart aanhoudend allerlei zware onweders razen, die van de miserabele lotdagen afkomstig zijn, dan blijft de geest in zijn kamertje en de mens blijft wat hij was, alleen maar een verachtelijk dier, dat bezwaarlijk ooit in de hemelse dierenriem wordt opgenomen.
Hoofdstuk 68: Over bijgeloof 1 - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Een derde voordeel van deze lucht in de maag is dat ze hun ondergrondse holen verwarmen door deze lucht vaak tijdens de koude nacht uit zich te laten stromen; dat gebeurt op de volgende manier: Omdat hun woonholen er uitzien, of liever van binnen zo zijn uitgehold, dat ze ongeveer op een stompe grote klok lijken, waarvan de ingang van de bodem af door een soort trap wordt bereikt, verzamelt zich de uitgestoten, lichte lucht onder deze luchtdichte woonklok, maakt de woning draaglijk warm en verhindert het vrije binnenstromen van de atmosferische zeer koude buitenlucht; hiervan wordt dan door dit lichte gas zoveel opgenomen, als absoluut noodzakelijk is voor het fysieke leven.
Hoofdstuk 75: De mensen op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
...  28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53