Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1346 resultaten - Pagina 50 van 90

...  38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63  ...
[24] Een opperpriester zei: 'Wat zouden jullie ervan vinden om hem te vragen of hijzelf ons voor het volk als datgene voorstelt wat wij volgens Mozes toch eigenlijk zijn?'
Hoofdstuk 198: De Heer vraagt aan de Farizeeën wat ze van Christus vinden Het wezen van de mens. Over het drie-enige wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Ik opende dadelijk Mijn mond en sprak: 'Op Mozes' stoel zitten nu wel de Farizeeën en schriftgeleerden. Houd je aan alles waarvan zij jullie zeggen dat jullie dat moeten doen omdat Mozes en de profeten dat gezegd hebben, en doe dat ook; maar jullie moeten je niet richten naar hun werken en niet doen zoals zij!
Hoofdstuk 199: De Heer spreekt over de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Dergelijke uitspraken van de kant van het volk schoten de Farizeeën in het verkeerde keelgat. Daarom stonden er enkele redenaars op om kalmerende woorden tot het opgewonden volk te richten, waarbij ze het niet nalieten om Mij en Mijn leer verdacht te maken en in een slecht daglicht te plaatsen. Ze beschuldigden Mij van grote ongepaste aanmatigingen en zeiden dat Ik de wet van Mozes ophief wanneer Ik verlangde dat van nu af aan geen kind meer zijn ouders de eer mocht bewijzen om hen met het woord 'vader' of 'moeder' te begroeten. Mozes had immers uitdrukkelijk het gebod gegeven dat men zijn vader en moeder moest eren.
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen kwam de meer gematigde Farizeeër naar Mij toe en zei: 'Hoor je wat het volk nu zegt? Je hebt ons zeer verdacht gemaakt voor het volk, zodat het zijn stem tegen ons verhief Maar wij hadden wel in de gaten dat je je vergaloppeerde door zelfs tegen Mozes in te gaan. Daarom was het hoog tijd om het volk tot andere gedachten te brengen. Ze zien nu hun vergissing in, en mijn vraag is watje nu verder nog van plan bent.'
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Al spoedig kwamen dezen met een geveinsde vriendelijke blik en zeiden (dienaren van Herodes): 'Meester, wij weten dat u waarachtig bent en Gods weg op juiste wijze bekend maakt en er niet naar vraagt of iemand het misschien niet eens is met uw leer! Want alleen de waarheid telt voor u en niet het aanzien van een persoon, zodat u ook altijd een vrij oordeel kunt uitspreken. Kijk, wij zijn juristen en vinden het altijd zeer merkwaardig dat wij als joden, die volgens de wet van Mozes vrij dienen te zijn, nu toch belasting moeten betalen aan de keizer van Rome. Wat is uw mening over deze kwestie? Is het juist dat ook wij, joden, de keizer nu belasting moeten betalen, ofschoon we een oorkonde hebben op grond waarvan wij ons ondanks de Romeinse overheersing, vrij mogen bewegen volgens de Mozaïsche wet. Wat hebt u daarop te zeggen?'
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Meteen daarna kwamen de Sadduceeën naar Mij toe, die een puur cynische zienswijze hebben en niet geloven aan opstanding noch aan een voortleven van de ziel na de lichamelijke dood; ze vroegen Mij: 'Meester, Mozes heeft gezegd, alhoewel niet uitdrukkelijk geboden: ' Als de man van een vrouw kinderloos sterft, laat dan zijn broer met zijn vrouw trouwen om voor die broer nazaat te verwekken.' Nu zijn er bij ons zeven broers geweest. De eerste trouwde een vrouw, stierf echter een tijdje later zonder bij de vrouw een nazaat verwekt te hebben. Op die manier kwam de weduwe overeenkomstig Mozes' raad bij de tweede broer. Maar ook hem verging het als zijn gestorven broer. Dat ging zo door tot aan de zevende broer en uiteindelijk stierf de vrouw zelf zonder vrucht. Als het waar is dat er na de dood van het lichaam een opstanding plaats vindt, dan vragen wij ons af wiens vrouw zij in het andere leven zal zijn. Want hier heeft ze immers alle zeven broers als man gehad!'
Hoofdstuk 197: Jezus en de Sadduceeën; het huwelijk in de hemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Maar als jullie zo goed thuis zijn in de Schrift, zullen jullie ook wel gelezen hebben dat er geschreven staat dat God begrijpelijk en als volgt heeft gesproken: 'Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jacob!' Maar God is niet een God van de doden maar een God van de levenden. En als God nu zeker een God van de levenden is, en niet van de doden die volgens jullie voorstelling geheel en al vernietigd zijn, dan moeten Abraham, Isaak en Jacob ook nu nog voortleven en moeten zij reeds lang geleden zijn opgestaan tot het ware eeuwige leven. Want als dat niet het geval zou zijn, zou God tot Mozes onwaarheid gesproken hebben toen Hij zei: 'Ik ben de God van Abraham, Isaak en Jacob', omdat God alleen maar een God kan zijn van degenen die leven en niet ook een God van degenen die niet leven en ook nergens zijn. Want zoiets te beweren en te geloven zou immers de grootste onzin van de wereld zijn!
Hoofdstuk 197: Jezus en de Sadduceeën; het huwelijk in de hemel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] En veelvoudig wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, door en door schijnheiligen! Jullie bouwen nu grafmonumenten voor de oude profeten en verfraaien zo de graven van die rechtvaardigen en klagen als volgt: 'O, als wij ten tijde van onze vaderen in de wereld waren geweest, zouden wij niet samen met de blinde vaderen schuldig zijn aan hun onschuldig vergoten bloed! ' Maar daarmee geven jullie juist zelf het getuigenis, dat jullie ware kinderen zijn van hen die de profeten hebben gedood! Welaan, maak dan ook aan Mij de boze maat van jullie vaderen vol, zoals jullie reeds aan Zacharias en aan Johannes de maat hebben vol gemaakt! Slangen, addergebroed, hoe willen Jullie ontsnappen aan de helse verdoemenis als jullie je zo gedragen?!''
Hoofdstuk 200: De Heer hekelt de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Daarom heeft God de mens geboden gegeven voor het heil van hun ziel. Als hij die opvolgt, zal hij leven en eeuwig gelukkig zijn; maar als hij ze helemaal niet wil opvolgen, zal alleen hijzelf zich daarvoor straffen. Want God heeft eenmaal een geheel vaste en onveranderlijke orde ingesteld, zonder welke het bestaan van geen enkel schepsel denkbaar is. Deze orde heeft Hij de vrije mens door vele openbaringen getrouw bekendgemaakt en de mens moet zich daar volgens zijn geheel vrije wil naar richten, laten leiden en ontwikkelen. Doet de mens dat, dan zal hij zichzelf vervolmaken volgens Gods wil en een vrij, zelfstandig, op God gelijkend wezen worden, dat is toegerust met alle goddelijke liefde, wijsheid, macht en kracht; en daardoor zal hij dan het ware kindschap van God erven. Dit kan hij onmogelijk op een andere manier verwerven dan via de wegen die hem te allen tijde hoogst getrouw zijn meegedeeld, ten behoeve van dit allerhoogste doel.
Hoofdstuk 201: De Heer kalmeert het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De Farizeeër zei: 'Meester, u beschuldigt ons steeds alsof wijzelf onze handen met het bloed van de profeten bezoedeld hebben! Wij zijn toch niet verantwoordelijk voor wat onze vaderen in hun blindheid hebben gedaan! Als wij met onze huidige kennis en inzicht ten tijde van de profeten geleefd hadden, dan hadden wij ze zeker niet gestenigd! Ook hebben wij ten tijde van Samuël niet om een koning geroepen; maar wanneer wij als straf al een koning zouden moeten hebben, zouden wij liever een jood dan een heiden hebben. In feite zou ik alleen maar van u willen horen, waarom wij joden ons nu door heidense wetten moeten laten overheersen.'
Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] O, dat was goed voor die aanmatigende en heerszuchtige, schijnheilige huichelaars en zelfzuchtige zeloten, die zichzelf nu al een hogere plaats toebedachten dan God en Mozes zelf Hoe ze ook het volk wilden doen geloven dat God alleen via hen met het volk verkeert en alleen hun stem en hun gebeden aanhoort en verhoort. Maar vandaag is hun duidelijk in het bijzijn van het volk uit de doeken gedaan in welk aanzien ze voor God staan en dat was zo iets voortreffelijks, dat kan gewoon niet meer overtroffen worden door iets anders! Nu, die zullen wel weer de ene vergadering na de andere houden, waarvan de ene nog slechter en dommer zal zijn dan de andere !
Hoofdstuk 204: De Heer met de Zijnen op de Olijfberg Uit de jongelingsjaren van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Ik zei: 'De oorzaak daarvan is dat jullie al sinds lange tijd de wetten van Mozes en de profeten hebben verworpen en daarvoor in de plaats jullie eigen slechte en onzinnige voorschriften hebben ingevoerd. Die wereldse voorschriften waren jullie liever dan Gods wijze geboden en dus heeft God dan ook alles aan jullie laten geschieden wat jullie altijd gewild hebben en nog steeds willen; want als jullie Gods geboden en de leer van de profeten liever zouden willen dan de wetten van de wereld, dan zouden jullie naar Mij luisteren, je bekeren en handelen overeenkomstig Mijn leer; Ik predik immers niets anders dan het oude woord van God, waarvan jullie zo zeer zijn afgeweken, dat jullie niet meer in staat zijn om te herkennen, dat het dat woord is, wat uit Mijn mond komt. J ullie haten en vervolgen Mij echter alsof Ik een zondaar en misdadiger ben, en dus blijven jullie onder de heerschappij van de roede en het zwaard van de heidenen.
Hoofdstuk 203: De toekomst van Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Toen zei Jozef 'je vergist je als je denkt dat wij joden jullie verachten; maar wij hebben een gebod van Mozes dat ons de omgang met heidenen verbiedt en ook verbiedt om handel met hen te drijven. Als een zuivere jood dat doet, verliest hij voor lange tijd zijn zuiverheid en zie, ik ben nog een jood die heel die wet van kind af aan streng in acht heeft genomen en er nu op zijn oude dag niet meer aan begint om daartegen te zondigen!'
Hoofdstuk 205: Jozef weigert een Griek zijn diensten aan te bieden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Ik zei: 'Houd jij je maar aan datgene wat Mozes en de profeten geleerd hebben; daar zul je meer aan hebben dan wanneer je rekening houdt met nieuwe maan en geluks en ongeluksdagen! Wie zich aan Gods geboden houdt en God boven alles liefheeft en zijn naaste als zichzelf, die heeft geen ongeluksdagen te vrezen; maar voor wie dat niet doet is iedere dag een ongeluksdag!'
Hoofdstuk 208: Aankomst bij de Griekse waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[14] Jozef zei: 'Maar zoon, wat zal de wet van Mozes daar dan van zeggen?'
Hoofdstuk 208: Aankomst bij de Griekse waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63  ...