Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1654 resultaten - Pagina 6 van 111

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] 'Deze priesterkaste is de keizerstroon in Rome beter gezind dan alle anderen; daarom moeten ook al hun wetten en voorrechten als heilig beschermd worden! Wee degene, die hen aanvalt! Die misdadiger moet wegens hoogverraad de zwaarste straf ondergaan!' Deze wet geldt nu nog net zo als dertig jaar geleden. Als u er soms niets van af wist, dan hebben wij uw geheugen nu opgefrist. Doe nu maar, wat en hoe u wilt; dan doen wij wel, wat ons belieft!
Hoofdstuk 233: Romeinse rechtspraak. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De rechter zegt: 'Ik neem dat aanbod aan; maar toch blijf ik bij de verbanning voor de volgende tien jaar! Is dat akkoord?'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De voornaamste Farizeeër zegt: 'Wat verdacht, wat verdacht?! Dit is het geld, dat alle in dit land aangestelde Farizeeën, priesters en levieten gedurende vijftig jaar voor de tempel gespaard hebben; en omdat de tijd nu verstreken is, moeten wij het aan de tempel afleveren. Ondanks dat is dit trouwens het kleinste bedrag, dat ooit uit Kapérnaum naar de tempel is overgebracht. Het zijn alleen maar offers, legaten en speciale stichtingsgelden voor de tempel en derhalve volkomen rechtsgeldig verworven en bijeengebrachte gelden.'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Maar pas een maand geleden heeft men mij, net als alle hoge gerechtshoven, het volgende meegedeeld: Men wacht al een half jaar op belastinggelden uit Klein-Azië en een deel van de plaatsen aan de Pontus; deze zijn reeds lang geïnd en verzonden, en bestaan uit goud en zilver en edelstenen en parels - goud en zilver merendeels in ongemunte toestand. De opgegeven waarde zou zijn, enkel goud twintig duizend pond, zilver zeshonderdduizend pond en ongeveer net zo'n waarde aan edelstenen en parels.
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Uit het oogpunt van het recht van God behoeven wij geen schade aan het bos te vergoeden, omdat de aarde van ons is en wij daarmee doen kunnen wat wij willen. Maar tengevolge van de grotere, slechts schijnbare macht die u Romeinen nu wederrechtelijk over ons uitoefent, zullen wij ons wel verwaardigen om tot vergóeding over te gaan; maar er kan gerust negentiende van de tienduizend pond af. Want zoveel weten wij er wel van, dat wij best bepalen kunnen hoeveel de bomen waard zijn die wij gerooid hebben en waarvan wij natuurlijk maar een heel klein gedeelte gebruikt hebben voor de mogelijke bouw van bruggen; en over hoeveel schade spreken we dan nog?! Er ligt nu een nieuwe weg die de tollenaar Kisjonah heel goed gebruiken kan! Als hij hem zelf aangelegd had, dan zou hem dat zeker duizend pond gekost hebben; nu kan hij daar een nieuwe tol vestigen, en dan heeft hij in een jaar driemaal zoveel geïnd, dan wat de hele weg ons gekost heeft.'
Hoofdstuk 233: Romeinse rechtspraak. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De opperrechter zegt: 'Goed, maar met het voorbehoud van het hoge gerechtshof, dat u toch tien jaar onder toezicht staat van de Romeinse politie, en iedere wederrechtelijke poging, om de staat en diens hoofd te bedriegen, of iedere verdachtmaking tegen Rome, zowel als iedere eigenmachtige, aan het gerecht vooraf niet meegedeelde en door het gerecht niet toegestane pand verbeuring, waaruit die ook moge bestaan en welke naam die ook moge hebben, wordt direct gevolgd door de tienjarige verbanning naar Europa, wat dan niet meer af te kopen zal zijn! Het geld moet echter binnen acht en veertig uur hier in de gerechtszaal betaald worden; één uur later wordt het onder de nu mildere voorwaarden niet meer aangenomen, maar dan treedt het eerste oordeel weer in werking.
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Dan zeggen de elf: 'Heer, wij hebben er nog één achter Chorazin, waarin oude schatten bewaard worden, die ten tijde van de Babylonische ballingschap uit de tempel en uit andere godshuizen daarheen gebracht zijn. Tot in onze tijd wist niemand iets daarvan; maar wij jaagden ongeveer zeven jaar geleden op korhoenders en wij zochten bijen en honing in het bos. Toen vonden wij na ongeveer dertig veldwegen gaans, al bijna helemaal op het Griekse gebiedsdeel, waar zich een middelmatig gebergte verheft, een plaats waar de honing en de was letterlijk over een vier mans hoge en loodrecht steile wand naar beneden liep. Bovenaan de wand was een opening te zien zo groot, dat een knaap van ongeveer twaalf jaar daarin rechtop zou kunnen staan.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Dan zeggen de elf: 'Wij hebben wat daar ligt gedurende vijftien jaar door toegestane handel verworven; maar volgens een van onze nieuwere tempelvoorschriften mogen wij slechts een bepaalde som voor ons noodzakelijke levensonderhoud hebben, en moeten wij alles wat er meer is aan de tempel afgeven. Als er bij iemand van ons, die in het land verspreid wonen, bij de jaarlijkse zeer strenge controle door de tempel een beduidend overschot wordt gevonden, bestraft men de betreffende persoon genadeloos als bedrieger van God. Om ons derhalve aan de straf te onttrekken en dan toch voor speciale gevallen iets te hebben, hebben wij de verborgen grot in het gebergte van Kisjonah uitgekozen en daarin hebben wij onze aanzienlijke overschotten opgeslagen. Dat is het hele geheim van de genoemde grot.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik, dezelfde Christus die voor tweeduizend jaar als God en mens op deze aarde leerde en werkte, geef in deze tijd dit gebeurde van lang geleden door een daarvoor uitgekozen knecht opnieuw aan de mensen. Nu zou iemand wel eens kunnen vragen:
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Op die vraag geef Ik het volgende antwoord: In de eerste plaats waren deze kinderen natuurlijk al merendeels ouder dan negen jaar, en daarbij waren ook meisjes van veertien tot zestien jaar en ook jongemannen, en je kon dus niet, zonder een zekere aanstoot te geven, het vertrek van zulke jonge, halfnaakte mensen binnenkomen. Ten tweede waren het echt niet zulke heel onschuldige kinderen meer, zoals Ik ze nog hier of daar wel eens aantrof; maar voor het merendeel waren ze lichamelijk en moreel grondig bedorven. De pederastie en het verkrachten had nergens zo'n schandalige vorm aangenomen als in de grensgebieden tussen de Joden en Grieken. En daarom was voor de verdorven kinderen deze door Mij toegelaten les niet helemaal voor niets; want in de eerste plaats moest het hen voorkomen als een behoorlijke straf voor de verdorvenheid en ten tweede werden zij daardoor gewaarschuwd tegen het verdere dienstbaar zijn aan de zinnelijkheid van geile Grieken. Faustus prentte dan ook in zijn vermanende toespraak heel indringend ouders en kinderen in om met alle ernst een godvrezend leven te gaan leiden, als ze niet bij een volgende zonde heel gevoelig door God gestraft wilden worden.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kijk, Ik laat door Mijn engelen elk jaar alle vruchtbomen waar de mensen de vruchten van eten, zeer zorgvuldig onderzoeken, zodat geen appel, geen peer en geen wat voor naam hebbende vrucht dan ook die tijdens de bloei gevormd wordt, rijp wordt, als zich daarin de een of ander voor de ontwikkelingsfase van de vrucht nog te onreine geest binnengesmokkeld heeft; iedere vrucht, die daaraan lijdt, wordt geheel onrijp van boom of struik verwijderd.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] PHILOPOLD: "Voor zover de gesteldheid van de bodem dat toelaat! Maar het is allemaal een kwestie van wennen; in een jaar zou een lichaam daar meer aan gewend raken dan in een nacht!"
Hoofdstuk 15: Philopolds getuigenis over de godheid van Jezus.(17.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] 'Was en reinig u en Iaat Mij uw slechte daden niet meer zien!' zei Jehova door de mond van de profeet. Wel wast u uw lichaam zevenmaal per dag en reinigt u uw kleren en maakt u twee tot driemaal per jaar de graven van uw gestorvenen wit; maar uw harten blijven verstokt, en zitten vol viezigheid, en daardoor komt het dat u op uw gewitte graven lijkt, die er van buiten versierd en schoon uitzien, maar van binnen vol walgelijke geur, vol doodsbeenderen en vol stinkend slijk zitten!
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Natuurlijk zegt U: 'De bok, die Mozes en Aäron voorgeschreven hebben, wordt tot op dit uur ieder jaar belast met de zonden van geheel Israël, vervolgens geslacht en in de Jordaan geworpen!' (Lev. 16) O gij blinden! Wat kan de bok er aan doen, dat u steeds maar door zondigt en u zich in uw hart niet verbetert?
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Dan stapt de oude CYRENIUS op Mij af, en zegt, terwijl hem de tranen in de ogen schieten: "0 mijn God en mijn Heer! Met welke woorden moet ik als arm, zwak mens U danken voor alle buitengewone gunsten die U mij ten deel heeft laten vallen?! Wat ben ik gelukkig dat mijn ogen nog eenmaal het onschatbare geluk hebben om U, mijn heilige vriend, te zien! Al langer dan twintig jaar hoorde ik niets meer van U, hoewel ik iedere dag vele malen aan U dacht en ook meermalen diepgaand naar U informeerde!
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...