Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 6 van 132

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] Dan zegt de rechter: 'Ah, is het dat! Nu, zorg er maar voor, dat jullie de zwarte booswichten vangt! We zullen ze dan hier enige duidelijke lessen geven over de Romeinse zeden en wetten! De lust zal hen voor altijd vergaan, om Romeinse onderdanen tot de bedelstaf te brengen zodat zij niet in staat zijn om aan de keizer de hem toekomende belasting te betalen, terwijl van die zwarte booswichten nooit een stater los te branden is! Die kerels houden zich eeuwig arm en begraven goud, zilver, parels en edelstenen in massa's. En die van Kapérnaum zijn net de goede, net als die van Chorazin! Nou, reken maar, jullie spitsboeven, jullie zullen je streken zo thuis krijgen, dat je je leven lang er nog aan zult denken!'
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De rechter was nog maar net uitgesproken of men hoort ook al een luid geschreeuw in de verte uit het dal. komen, en de tolgaarder begint zich van vreugde de handen te wrijven en zegt heel laconiek: 'Aha, aha, zij hebben elkaar reeds ontmoet; binnen een kwartier zullen ze al hier zijn. Nu even vlug alle pekpannen aansteken, zodat het in het dal zo licht wordt als de dag en geen van de spitsboeven ons kan ontsnappen!'
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nu hoort men reeds het gejammer van de kinderen, die met geweld uit de armen van hun ouders gerukt waren. Kisjonah en Baram, Jonaël en Jaïruth met de engellopen snel de kinderen tegemoet; maar de rechter laat de twaalf meteen vastbinden en in een stevige gevangenis gooien.
Hoofdstuk 232: Voorbereiding voor de rechtszaak. (12.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Een klein zeilschip vaart met gunstige wind snel naar Kapérnaum, en de Romeinse rechter gaat zelf met acht onder ede staande taxateurs het gebergte in, dat van Kis uit gezien de linker zijde van het dal begrenst, en hij zendt een commissaris met acht andere, eveneens beëdigde taxateurs naar het gebergte aan de rechterzijde van het dal.
Hoofdstuk 232: Voorbereiding voor de rechtszaak. (12.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Daarop zegt de rechter: 'Voor dergelijke weerspannigheid heb ik een middel bij mij; het bestaat uit roede en zweep! Dat zal u wel aan het praten krijgen! Want het gerecht kent geen klassenverschillen; voor het gerecht is ieder gelijk!'
Hoofdstuk 233: Romeinse rechtspraak. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nu zinkt de moed de Farizeeën in de schoenen, maar één van hen, die iets meer durf heeft, zegt tegen de rechter: 'Heer, ontsla ons van het tweede oordeel! Daarvoor in de plaats verviervoudigen wij het eerste en wel binnen acht en veertig uur!'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De rechter zegt: 'Ik neem dat aanbod aan; maar toch blijf ik bij de verbanning voor de volgende tien jaar! Is dat akkoord?'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De Farizeeën doen hun best om aan deze opdracht te voldoen en geven precies alle namen en plaatsen op. En de rechter zendt meteen boodschappers naar alle aangegeven plaatsen, en binnen tien uur arriveren reeds alle partijen die in Kis iets te halen hadden.
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Zichtbaar verlegen halen ze de dekken van de vijf karren af, en kijk, ze waren vol met allerlei edelstenen, merendeels nog in ruwe ongeslepen toestand, en een kar, met meer dan een ton inhoudsmaat, was gevuld met kleine en grote nog niet doorboorde parels.
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als de Farizeeën deze woorden van de opperrechter horen, worden ze bleek om hun neus, en ze beginnen behoorlijk koorts te krijgen, hetgeen de oplettende opperrechter niet ontgaat; en hij zegt tegen de rechter van Kis: 'Broeder ik geloof, dat we de grote roofvogels al in ons net hebben.'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De rechter uit Kis zegt: 'Vriend, de beroemde Jezus van Nazareth houdt zich hier al een week of drie geregeld op, en zal waarschijnlijk hier nog een paar dagen blijven. Volgens mij is Hij een God die alle nog zo verborgen dingen zonneklaar weet, en Hij heeft ons daarvan al heel duidelijke voorbeelden gegeven; wat denk je er van, als we Hem hierbij eens te hulp riepen? Hij zou ons wel eens goed kunnen helpen, en dat nog te meer, omdat hij absoluut geen vriend is van de zwarte dieven en rovers die de tempel voor haar snode plannen ter beschikking heeft. Want ik heb met mijn eigen oren gehoord hoe hij de priesters en Farizeeën uit Chorazin en Kapérnaum naar de diepste Tartarus verwenst heeft. En daarom ben ik er van overtuigd, dat Hij ons klaarheid zal kunnen verschaffen.'
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De opperrechter en de gewone rechter met Kisjonah, Baram, Jonaël, Jaïruth en Archiël gaan nu met Mij de kamer in en gebruiken ongeveer een half uur na zonsondergang samen met Mij en al de Mijnen een goed klaargemaakt, rijkelijk maal. De nog ongehuwde opperrechter schept een groot behagen in de oudste dochter van Kisjonah en zegt tegen Mij: 'Edele vriend, U weet hoeveel ik ondanks het verschil in godsdienst, respectievelijk leer der goden, van U hield omdat ik in U geen sluwe, eenzijdige Jood, maar een heel open en vrijzinnig en tevens veelzijdig ontwikkeld en in alle wetenschappen zeer ervaren mens gevonden heb.
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Faustus zegt: 'Tegen u en de dertig zal ik niet als rechter, maar als beschermer optreden; maar wat met de elf moet gebeuren, daarover zal Cyrenius oordelen! Zeg mij alleen, of er van de gelden en schatten niets is weggenomen, of alles wat uit Klein-Azië gebracht werd hier bij elkaar is, en of u iets weet van de beroemde grot.'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Als u maar een klein beetje minder duivels was dan u bent, dan zou ik terwille van die Ene, Die hier is, een zo draaglijk mogelijk oordeel over u geveld hebben. Maar omdat u zo meer dan duivels slecht bent, zal ik mijn naam niet aan u vuil maken, maar zal ik u aan de 'judicio criminis atri' (rechtspraak over zware misdaden) overleveren in Sidon; want daar wast iedere 'judex honoris' (rechter over zaken van eer) zich zeven maal de handen. ,
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] En dat is dan ook de reden, dat Ik, zegt de Heer, 'de kinderen en zelfs de kleine kinderen vaak harder bewerk dan een oudere; want de slechte geesten zijn nergens zo ijverig als juist bij de kinderen en zij zijn zeer dienstvaardig om bij het vormen van het zielelichaam zodanig te helpen, dat het lichaam ook voor hen een groot aantal vrijere en aangenamere woningen zal bevatten!'
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...