Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1253 resultaten - Pagina 6 van 84

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[10] Daar heeft men een zeer grondige kennis van de menselijke natuur voor nodig; en de wetgever mag nooit de ware reden van de ontaarding van de mens uit het oog verliezen, -anders lijkt hij op een dokter, die met een en dezelfde medicijn alle bij de mensen voorkomende ziekten wil genezen, maar niet bedenkt, dat de geheel verschillende ziekten die het menselijk lichaam kan krijgen, ook geheel verschillend van aard zijn en allemaal een andere oorsprong hebben. Zo'n dokter zal zo nu en dan wel hier of daar een zieke tegenkomen waarvoor zijn medicijn deugdelijk blijkt en die daardoor geneest, maar honderd andere zieken die aan een andere ziekte lijden, worden van die medicijn niet beter, maar veel zieker en sterven er zelfs aan!
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De menselijke geest moet echter net zo door en door volmaakt worden als de Geest van God door en door volmaakt is, want anders is de geest geen geest, maar een doodsoordeel.
Hoofdstuk 28: De zonde toont de mens dat hij mens is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Mijn hart heeft mij dat reeds lang gezegd, maar dan zag ik steeds maar weer Uw menselijke gedaante en bewegingen, en dat bracht telkens mijn geloof aan het wankelen. Maar nu zijn al mijn verborgen twijfels uit mijn gemoed verdwenen, en nu kan gebeuren wat wil, mijn geloof zal vast als een rots blijven. O wat ben ik onvoorstelbaar gelukkig dat nu mijn lichamelijke oog Mijn Schepper ziet, Hij, die mij nu in leven houdt en eeuwig in leven houden kan en zal!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Beste vriend, wat je nu hebt dat zul je voor eeuwig behouden! Maar houdt het voorlopig voor jezelf en voor een paar van je intiemste vrienden, want als je er openlijk over zou spreken, dan zou je Mijn zaak, en daardoor de mensen, meer schaden dan helpen! Denk er tevens aan dat je je niet ergert als je hier of daar het menselijke aan Mij ontdekt, want eer engelen of mensen waren, was Ik alle eeuwigheden reeds de eerste mens, en daarom heb Ik echt wel het recht om temidden van Mijn geschapen mensen ook mens te blijven!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[24] Gesteld echter dat er aan de leer van Mozes in het begin iets was geweest, dan is dat 'iets' nu zeker zo verdraaid door de laagste menselijke gemeenheden, dat wij daarvan nu wel niets anders meer bezitten dan de misschien wel heel verkeerd uitgesproken naam!
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als hij dit hoort wordt CYRENIUS met grote eerbied vervuld en zegt: "Vrienden en dienaren des Heren, nu weet ik pas wie de Heer is, en wie ik ben! Ik ben totaal niets en Hij is eindeloos alles! Alleen begrijp ik onze menselijke vermetelheid niet, dat wij zo onbekommerd met Hem kunnen spreken alsof Hij onze gelijke zou zijn!"
Hoofdstuk 58: De omgang van de aardse mens met de hemelse Vader. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Er zijn in de bergen net als in de lucht, zoals ook in de aarde, in het water en in het vuur, bepaalde natuurgeesten, die nog niet in een vleselijk lichaam geleefd hebben omdat zich de gelegenheid, waarbij zij tijdens een menselijke geslachtsdaad de weg zouden hebben kunnen vinden om door het lichaam van een vrouw in het vlees op de wereld te komen, nog niet heeft voorgedaan. In alle elementen zijn massa 's van zulke nog ongeboren zielen voorhanden.
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als een mens, zonder onderscheid van geslacht, huidskleur en aardse belangrijkheid, door God geschapen is voor deze allerhoogste roeping -wat je nu wel volkomen duidelijk zal zijn -, kan zijn geestelijke ik nooit gedwongen worden tot datgene waarvoor God hem bestemd heeft. Ieder voorschrift moet zonder dwang zijn en alleen voor aanwijsbaar kwaadwillige tegenstanders van het vrije voorschrift moet er een deugdelijke, altijd op de vrijwillige verbetering van de mens gerichte straf gegeven kunnen worden. Deze straf moet echter altijd zodanig zijn, dat zij niet als een willekeurig, maar als een noodzakelijk gevolg van het niet opgevolgde ordevoorschrift ondervonden wordt. Dan zal de menselijke geest daardoor beginnen met zelfstandig te denken, en het gegeven voorschrift al gauw tot het zijne maken en ernaar handelen. Een geheel willekeurig vastgestelde straf voor een vergrijp, zal het menselijke gemoed altijd verharden en verbitteren en van de mens een duivel maken, wiens wraaklust niet eerder zal uitdoven tot hij zich, hetzij nog in deze, maar heel zeker in de andere wereld op de ergste manier zal wreken, -wat hem toegestaan moet worden, omdat hij anders in de hel van zijn eigen hart in der eeuwigheid niet zou zijn te verbeteren!
Hoofdstuk 30: Samenhang tussen straf en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De ENGELEN zeggen: "U heeft wel gelijk, maar zeg dat niet zo luid! En als u Hem menselijk vindt, erger u dan niet; want al het menselijke zou niet menselijk zijn, als het niet in alle eeuwigheden voordien, goddelijk zou zijn geweest. Als Hij Zich daarom bij tijd en wijle volgens uw bekende en gewende manieren gedraagt, dan gedraagt Hij Zich niet op een voor Hem onwaardige manier; want iedere vorm, iedere gedachte was eerst in Hem voordat zij door Zijn wil een buiten Hem bestaande, vrije wil begon aan te nemen en te vormen. Er is in de oneindigheid geen voorwerp en geen wezen dat niet uit Hem zou zijn voortgekomen. Deze aarde en alles wat in en op haar leeft, is niets anders dan Zijn eeuwig onveranderlijke vastgehouden gedachte, die door Zijn woord werkelijkheid werd. Als Hij deze werkelijke gedachte nu in Zijn gemoed en wil zou laten vallen, iets wat Hem helemaal geen moeite zou kosten, dan zou er op hetzelfde ogenblik ook geen aarde meer zijn, en alles daarin en daarop zou haar vernietigende lot delen.
Hoofdstuk 38: Het menselijke en goddelijke van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Oh, Ik weet heel goed hoe het in Jeruzalem toegaat! Daar kijkt men alleen naar het gewicht van het zilver en het goud en de parels en edelstenen, maar nooit naar de menselijke geest. Als jij als een grotere profeet dan Mozes en Elia in de tempel zou komen en als zodanig zou gaan prediken, dan zou men je maar al te gauw de vervloekte stenen laten zien waarmee de meesten van de profeten gestenigd zijn; maar als je met tienduizend pond goud zou komen, dan zou men je de grootste eer bewijzen! Laat maar eens twee vette ossen de tempel indrijven, en je kunt ervan verzekerd zijn dat zij die veel liever hebben dan Mozes en Elia. -Maar houden we daar over op! De tijd is niet meer veraf, dat de tempeldienaars en geheel Jeruzalem hun verdiende loon zullen krijgen; want erg lang zal men deze gruwelen niet meer aanzien. - Nu over iets anders!
Hoofdstuk 47: Voorstel aan Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Wij gaan dan ook aan de ochtendmaaltijd en Ik zend na de maaltijd de bode voor de bewuste aangelegenheid naar Jeruzalem. Jaïrus wacht in grote spanning op de terugkeer van de bode, die natuurlijk slechts zolang wegblijft als hij nodig heeft om op zuiver menselijke wijze met de tempelpriesters te onderhandelen. Daar de onderhandeling echter toch ongeveer twee uur had geduurd, kwam de bode ook pas na twee uur , tot grote vreugde van Jaïrus terug, en bracht Jaïrus behalve het bericht over het verheugde accepteren van zijn akte van afstand als overste, ook een lof en dankcertificaat voor zijn getrouw vervulde ambt. Tevens werd hem de naam van zijn opvolger meegedeeld met daarbij het verzoek deze in geval van nood met raad en daad terzijde te staan, als hij dat nodig zou hebben.
Hoofdstuk 49: Verdeeldheid in de synagoge. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CHIWAR zegt: "Waarlijk, ik moet jullie wijsheid prijzen! Wij leven en werken nu al zo lang tesamen en toch heeft zich nog nooit een gelegenheid voorgedaan om jullie, mijn gezellen, op een wijze zoals nu te leren kennen. Het verheugt mij dan ook bijzonder dat ik met jullie ook mensen in plaats van domme tempelknechten in mijn gezelschap heb. Desalniettemin blijft de verschijning van de timmerman het buitengewoonste wat ooit, zolang de aarde door mensen bewoond wordt, door menselijke zintuigen is waargenomen. Daar verzinkt Adam met al zijn duizendjarige belevenissen en gezichten bij in het niet! Een Henoch kan bij het geestelijke bedelvolk gerangschikt worden; Abraham, Isaäk en Jacob, Mozes, Aäron en Elia zijn arme stakkers bij ons vergeleken! Eén dag schenkt ons nu meer wonderbaarlijks en ongehoords dan alle oer- en aartsvaders ooit beleefd hebben!
Hoofdstuk 53: De oudsten kunnen geen besluit nemen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Wie echter namaakwonderen doet en door allerlei spreuken en tekens als waarzegger optreedt, die behoeft niet meer verdoemd te worden, want hij is door zijn eigen wil al geheel en al verdoemd. Wacht je daarom allemaal zowel voor de kwade toverij als voor de waarzeggerij, want dat alles is zeer kwalijk voor de menselijke geest!"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "Beste vriend Jaïrus, je praat zoals je menselijke verstand je dat ingeeft, maar God doet zoals Hij het op Zijn goddelijke manier al eeuwen inziet en begrijpt, en inzien en begrijpen moet, omdat anders jij, en alles wat bestaat, niet zou bestaan! Maar daarnaast doe je met je verwijten God toch onrecht.
Hoofdstuk 69: Nogmaals in de grafkelder van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] JAÏRUS zegt: "Lieve Josoë, kijk naar Hem, Die naast je staat, Hij is Heer over leven en dood! Lichamelijk was je dood en je lag al anderhalf jaar hier in deze kist, en geen menselijke macht zou in staat geweest zijn jou hier op aarde het leven weer te geven. Maar Deze, die er weliswaar als een mens uitziet, maar veel méér is dan een mens, heeft je uit de dood weer in het leven teruggeroepen! Daarom moet je ook Hem alleen danken voor dit leven dat je nu weer geschonken is!"
Hoofdstuk 70: De opwekking van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...