Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3231 resultaten - Pagina 6 van 216

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Niet lang daarna kwam er een bouwmeester langs de weg waaraan deze akker lag, en deze man zocht stenen voor een bouwwerk. Toen hij de tien geordende hopen zag, stapte hij daar op af en kocht ze allemaal voor veertig zilvergroschen van de door zijn buren voor dwaas verklaarde man; want de bouwmeester kon die stenen, omdat ze gesorteerd waren, meteen gebruiken. Toen de buren dat gewaar werden, kwamen ze daar ook op af en zeiden: 'Heer, waarom kwam u toch niet naar ons? Kijk toch zelf eens, we hebben net zulke stenen en U zou ze van ons veel goedkoper hebben kunnen kopen!' De bouwmeester antwoordt echter: 'Die stenen van jullie zou ik eerst moeten sorteren, en dat kost me veel arbeid, tijd en moeite; maar deze zijn al gesorteerd, en daarom betaal ik hier liever wat meer voor, dan dat ik die van jullie voor niets zou krijgen! Nu begonnen de buren weliswaar ook hun steenhopen te ordenen, maar het was te laat! Want de bouwmeester had genoeg aan de stenen, die hij van de eerste man gekocht had, en de buren hadden zich voor niets ingespannen!
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Thomas zegt: 'Je wilt toch hopelijk niet vandaag al alles weten, o : dan morgen weer naar huis te gaan!? Het is maar goed, dat de Heet: eindelijk weer op weg is gegaan, anders waren jullie beslist morgen ook nog lang niet over jouw domme geld uitgepraat geraakt! De Heer heeft gelijk; dat vervloekte geld wordt je dood nog eens, omdat je het zo bijzonder aantrekkelijk vindt! De Heer heeft je toch duidelijk genoeg gezegd, welke waarde het geld heeft en op welke manier het zeer nadelig is voor het;;: geestelijke leven van de mens; maar jij vindt jezelf al heel lang wijzer li dan God en daarom ook kun je voor God de kroon op je wijsheid zetten! :; Pas maar op dat je op een keer niet stikt van louter wijsheid!
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Deze sarcastische woorden van Judas maken dat Thomas bijna uit zijn vel springt van ergernis en woede, en hij wil hem letterlijk zo hard mogelijk te lijf gaan. Maar Ik ga nu, terwijl we bijna halverwege Kapérnaum zijn, naar Thomas toe en zeg: 'Broeder, zolang je Mij rustig en bedaard ziet, wees jij dan ook zoals je Mij ziet als je maar vaak genoeg, naar Mij kijkt! Maar, als je op een keer ziet dat Ik er op los sla, spring er dan snel op af en sla zo hard je kunt! Maar dat is nu bepaald nog lang niet nodig. De nacht blijft nacht ondanks alles wat je er aan doet, en Judas zal Judas blijven! Het is voor hem geen verplichting zoals voor de nacht, die de natuurlijke schaduw van de aarde is, maar als hij Judas blijven wil, dan moet hij dat maar blijven; wij blijven echter dat wat wij zijn! De toekomst zal leren, hoever hij het zal brengen met Judas te zijn!'
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] En hierop aansluitend zeg Ik je: God is meer dan alle kunstenaars, en de allergrootste kunst is, talloze aparte wezens uit zichzelf een zelfstandig vrij leven te laten scheppen! Daarvoor zijn dan ook oneindig veel verschillende geestelijke werktuigen nodig; en jij net als Maria en alle mensen zijn voor dit ene doel verschillende kunstwerken en werktuigen, die alleen de Vader in de hemel zeer wijs weet te gebruiken!
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Maar niet lang daarna is het de beurt aan de mensen van Kapérnaum om grote ogen op te zetten, wanneer ze de volksmenigte de stad in zien komen. De Romeinse overste stuurt er meteen een aantal krijgsknechten op af en laat hen vragen, wat die menigte in Kapérnaum komt doen, want het was sabbat en op deze dag, waarvoor de overste de zorg had dat die geheiligd werd, was er echt geen markt of een ander evenement.
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Eén van de acht zei: 'Ei, waarover praat jij hier, oude tempelos?! Houd je tandeloze bek dicht en kruip naar Jeruzalem in Salomo's ossen ezel -, kalver - en schaapsstal en blèr daar tesamen met deze gebruikelijke vulling van het godshuis je liederen van Jeremia! Wij hebben jullie tegenwoordige, beestachtige godsdienst al lang afgezworen en weten, dat God meer welgevallen heeft aan goede werken, dan aan het gebrul van jullie ossen en ezels!'
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Petrus zegt: 'Kijk, ik kan veel verdragen; maar een brutale leugen kan ik niet verdragen! In Jeruzalem, waar menje verder niet kent, behalve dan dat je een Galileeër bent, kun je je er wel op laten voorstaan, dat je een bezorgde huisvader bent; maar dat kun je bij mij beslist niet! Want ik en allen, die je buren waren en nog zijn, kennen jou en je huiselijke omstandigheden maar al te goed, zodat we geen woord van je verhaaltjes geloven. Je vrouwen je kinderen lijden nog steeds gebrek en moeten met zwaar werk nog steeds hun karige dagelijkse brood verdienen. Van de vissen die je gevangen hebt, hebben ze nog maar weinig genoten; de kleding hebben ze van mij, en hoelang is het geleden sinds je op de markten rondtrekt, dat wij uit medelijden het totaal vervallen huis van jouw familie bijna geheel hebben laten vernieuwen?! Hoeveel heb jij daar aan bijgedragen?! En dat noem je -zorgen voor je vrouwen kinderen?! Maak dat je weg komt en schaam je tien jaar lang, omdat je het waagt, om tegenover ons op zo'n manier zo vermetel te liegen, terwijl we je maar al te goed kennen!'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De krachtige taal van die éne van de acht tegen de man van de tempel, bracht de strenge sabbathouder des te sneller en zekerder tot zwijgen, toen dit luide weerwoord een daverende bijval kreeg van de hele grote volksmenigte. Want de meeste Galileeërs gaven al lang niets meer om wat men daar in de tempel uitspookte.
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De nog jonge man had dan ook in. weinig woorden de volle waarheid op een ietwat overdreven grappige manier Uit de doeken gedaan en daarom kreeg hij zoveel bijval. Want men bracht bij grote feesten een massa rundvee, ezels en schapen in de tempel, alleen maar omdat deze dieren het hardste kunnen blèren en blaten, en men gaf ze dan eerst ook nog een paar dagen lang geen voer, opdat ze dan tijdens het offeren in de tempel zo'n ontzettend lawaai zouden maken, dat de mensen daardoor zouden sidderen en beven.
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Hoe lang is het geleden dat jullie Zacharias in de tempel vermoord hebben?
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes, de evangelist, zegt: 'Vrienden, ik weet precies hoe het zit, en ben er geheel mee op de hoogte, maar het ogenblik is nog lang niet gekomen om jullie dat te vertellen. Er komt beslist een moment, waarop u het van Hem Zelf zult horen! Tot zo lang moeten Zijn daden en Zijn wijsheid voldoende voor u zijn'. De Farizeeën en schriftgeleerden drongen er wel bij Johannes op aan, dat hij hen toch. tenminste een paar aanwijzingen zou geven, maar Johannes liet zich niet overhalen. Toen gingen er verscheidene tolbeambten en de opzieners naar hun werk, omdat ze klaar waren met het middagmaal en er kwam ruimte aan de grote tafel.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Een beetje gekscherend zei Petrus daarop: ' Als dat nu nog niet gebeurd is, dan zal het toch zeker niet lang meer duren! Want Herodes is een sluwe vos, en hij is net zo weinig te vertrouwen als een slang.'
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: ' Ja, ja, zo is het inderdaad op aarde, maar dat heeft God niet ingesteld, maar de zelf en heerszuchtige mensen hebben dat gedaan! " Die hebben zulke wetten en zo'n regeling getroffen. Maar bij het begin der wereld was het niet zo, toen was heel lang de hele aarde het bezit van iedereen!
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De vrouwen de dienstmaagden en de knechten worden nu geroepen, maar op de gestelde vragen antwoorden ze allen eenstemmig, dat ze niemand ook maar in de verste verte herkend hebben: 'De mannen zagen er uit als licht gebouwde jongemannen; want er was bij niemand ook maar een spoor van een baard te bekennen, wel hadden ze allemaal mooi golvend lang haar, en hun kleding leek meer Romeins dan Joods. Het waren er veel, zowel in de voorraadkamers als op de korenzolder en in de kelder. Ze legden het gebrachte snel neer en zeiden: 'Dit is een gave voor de tollenaar Matthéus, die vandaag door de grote Meester is geroepen!' Toen gingen ze weer snel weg, en we zagen niet, waar ze uit het huis zijn heengegaan.'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...