Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36880 resultaten - Pagina 6 van 2459

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] En daarom moet niemand een zondaar haten omdat hij een zondaar is; iedereen doet goed en voldoende als hij de zonde alleen haat en verafschuwt! Maar een verharde booswicht, die één is geworden met de zonde, moet je geen hulp geven! Als hij daardoor echter voor zijn verbetering terecht in de ellende is gekomen, dan moet je aan hem denken, en als hij je wat vraagt, dan moet je daarnaar luisteren. En als je een misdadiger naar de galg ziet brengen moet je geen vreugde voelen over zijn treurige lot, ook al zou hij zijn misdaad waarvoor hij nu de dood in gaat aan jouw huis hebben gepleegd; want weet, dat het niet onmogelijk is dat zo'n misdadiger in de andere wereld zalig kan worden!
Hoofdstuk 174: Gedragsregels voor rechters en wetgevers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Nauwelijks had hij het aan Kisjonah overgebracht, of deze vertrok onmiddellijk met zijn hele huishouden, verzamelde in aller ijl nog een grote hoeveelheid volk, haastte zich naar de school en kwam nog net op het juiste moment, toen de Farizeeën al voorzien van stenen de school wilden binnendringen.
Hoofdstuk 176: Aren lezen op de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Want ze houden Mij nog steeds voor een slechte magiër, die levend wel, maar dood niet tot iets in staat is. Het ergste voor hen is echter dat ze nu niet weten waar Ik ben heen gegaan. Weliswaar hebben ze al boden in oostelijke richting gezonden om Mij te zoeken -want ze zagen ons vanaf de school naar het oosten verdwijnen -; maar dat we in het bos onverwachts na een uur lopen in westelijke richting gegaan zijn en nu meteen ook over de zee naar de andere kant zullen varen, dat weten ze niet, en daarom zullen ze tevergeefs zoeken. Is jullie raadsel hiermee opgelost?'
Hoofdstuk 177: De vervulling van de profetie. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ook zijn zij in speciale, door Mozes bepaalde gevallen, rechters en beschikkers over dood en leven van hun ondergeschikten en dat recht kunnen zij waar, wanneer, en op welke manier zij maar willen, uitoefenen, en zij behoeven zich niet te verantwoorden; zij behoeven slechts ieder jaar een lijst naar Jeruzalem te zenden en meestal worden ze geprezen als ze naast het jaarlijkse pachtbedrag, dat ze voor de synagogen en scholen aan de tempel moeten afdragen, een behoorlijk uitgebreide lijst sturen van degenen die ze terechtgesteld hebben.
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Mozes heeft dat weliswaar niet zo geschreven, maar de tempelpriesters zeggen en leren dat het geschreven woord in het boek dood is, maar dat zij het levende boek zijn waarin God Zijn wil dagelijks door Zijn engelen laat opschrijven; en op deze wijze hebben we nu al een totaal nieuwe bijbel gekregen, die precies het tegendeel voorschrijft van wat Mozes en de profeten geleerd hebben!
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Het volk geloofde in Mozes en de profeten; maar wij zeiden: Die zijn dood en hun geschriften ook! God openbaart zijn wil in de tempel en zegt wat men moet denken van Mozes en de profeten. Nu zijn de hogepriester, de levieten en al de Farizeeën en schriftgeleerden de levende Mozes en de levende profeten! -Dat leren wij!
Hoofdstuk 183: Ahab's list. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ahab vertelt: 'Heer en Meester! U heeft de dochter van onze overste Jaïrus opgewekt uit de dood - dat is bekend in de gehele streek -, en ook de..dochter van een overste uit het Romeinse leger. Wie zou er dan aan twijfelen of zo'n afschuwelijke tiran niet eeuwig dankbaar zou zijn voor zo'n wonderdaad, en de wonderdoener een plaats rechts naast zich op de troon zou geven, net zoals eens de farao met Jozef deed nadat deze hem zijn droom had uitgelegd!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] In deze mededeling wordt U door Jeruzalem op een zodanige wijze als volksbedrieger, verleider en opruier in opspraak gebracht, zoals dat tot op heden, zo ver ik weet, nog met geen mens gebeurd is. De dochter van Jaïrus zou helemaal niet dood-- zijn geweest toen men U riep om haar te genezen of uit de dood op te wekken, maar ze was helemaal gezond geweest en had, om U te beproeven, alleen maar gesimuleerd! Toen U' kwam en 'talitha kumi' tegen haar zei, werd het de overste geheel duidelijk dat U een bedrieger was en geen verstand had van de echte geneeskunde; want als U als een genezer een mens en zijn kwalen had kunnen beoordelen, dan zou U op het eerste gezicht al gezien hebben dat het meisje niet alleen niet dood, maar daarbij ook nog kerngezond was!
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik wilde de toespraak hier niet onderbreken, maar omdat de leerlingen verscheidene van deze beelden zelf niet begrepen, kwamen ze naar Mij toe en zeiden: 'Waarom spreekt U nu opeens tegen hen in gelijkenissen? (Matth.13:10) Wij, die al.zo lang bij U zijn, begrijpen ze nog maar nauwelijks; hoe zullen de luisteraars aan de oever ze dan kunnen begrijpen. Ziet U dan niet hoe ze hun schouders ophalen en dat een aantal zelfs denkt, dat U ze voor de mal houdt, of dat U over zulke oninteressante dingen spreekt vanwege de Farizeeën, want iedereen. weet toch wel, dat je het gewas niet op de weg, of op stenen en net zomin tussen de dorens moet zaaien! Wij begrijpen wel wat U daarmee bedoelt; maar zij op de oever denken heus dat U ze ertussen neemt! Of wilt U ze dan echt op een manier lesgeven die ze niet begrijpen?'
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] En kijk, daar aan de oever staan veel van zulke stenen, die nu ter wille van Mij erg kwaad zijn op de slechte Farizeeën. Ze zien nu echter tijdens Mijn aan hen gerichte woorden, dat zich boven hun hoofden allerlei ellende en vervolging samenpakt. Door te veel ergernis enerzijds en te veel vrees anderzijds doden ze nu Mijn woord in hun hart, want ondanks alle tekens die zij hebben gezien, en ondanks al Mijn uitdrukkelijke verzekeringen geloven zij toch niet dat Ik voldoende machtig ben om ze te beschermen tegen al het kwade. Op deze manier lijken ze op de steen waarop het zaad viel.
Hoofdstuk 191: De gelijkenis van de zaaier. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Vrienden, Ik heb wel geweten dat het in zeer korte tijd zo zou gaan opdat de satan zijn werk afmaakt; maar degenen, die naar de heidenen gevlucht zijn, zouden hier in Galiléa ook onderdak gekregen hebben, en degenen, die Mijn naam vervloekt hebben om hun aardse bezit niet te verliezen, zouden er beter aan hebben gedaan, zich van de wereld los te maken, dan zich onder de vervloeking van Mijn naam te verzekeren van hun bezit, waaraan de eeuwige dood kleeft. Want ieder mens moet toch eenmaal alles verlaten.
Hoofdstuk 201: Twee redenen voor Gods afzijdigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zeer voldaan over Mijn antwoord zeggen de beiden Mij dank en geven Mij eer, en Jonaël zegt in een diep bewogen gemoedstoestand: 'O aarde! Verouderde akker van onkruid, dorens en distels! Donker levensgraf, oude moeder van zonde en dood! Ben je wel waard dat de Heer, je God en Schepper, je met Zijn heilige voeten betreedt, je verpeste lucht inademt en je slechte vruchten eet?!
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Toen zij in de kamer kwamen waar de moeder ziek lag, zei de slechte zoon: 'Ik wist wel, dat u niet zo vlug dood gaat!' -En hij begon haar toen ervan te overtuigen dat ze niet bang moest zijn voor de dood!
Hoofdstuk 204: Gelijkenis van de moeder met haar twee zonen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Want er zijn mensen, die door een bepaalde kastijding van hun lichaam de geestenwereld willen binnendringen en dan met hun krachten de natuur willen bedwingen; dat is niet alleen helemaal onnut voor de ziel, maar ook erg schadelijk. De ziel valt dan als een halfrijpe vrucht van de boom des levens, terwijl de levenskern altijd verrot, leeg, doof en dus dood is.
Hoofdstuk 207: Het echte vasten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De Griek Philopold, die van huis uit ook een spotter was, wordt wat nijdig over Mijn opzettelijk met een beetje spot vermengde woorden en zegt: 'Kijk nu eens, een zeldzame verschijning! Een Jood die ook geestig is?! Waarschijnlijk de eerste en tevens de laatste in heel Israël! Vriend! Als een Griek het over moed heeft, dan is het zoals hij zegt! Want een Griek weet van het leven afstand te doen en de dood te zoeken; de geschiedenis kent alleen maar Griekse heldenmoed, en de onbegrijpelijke lafheid van de Joden is haar niet onbekend! Laat de aarde maar beven, of laat alle draken der aarde maar vrij, en je zult zien of een Philopold daardoor ook maar een spier van zijn gezicht vertrekt!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...