Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 6 van 105

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Maar tegen het einde van het rustuur komt er opeens een zwaar onweer . Felle bliksems schieten door de lucht; harde windstoten buigen de bomen haast tot aan de grond, en grote en zware regendruppels met hagel vermengd vallen al uit de donkere wolken.
Hoofdstuk 225: De leviathan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zeg: 'Dat kun je nu nog helemaal niet begrijpen. Als Ik eenmaal opgevaren zal zijn naar de plaats waar Ik vandaan ben gekomen en Mijn geest jouw geest vrij zal maken, dan zul je de wedergeboorte van de geest wel begrijpen en in alle diepte en volheid beseffen. Maar nu zou dit jou en niemand van jullie al mogelijk zijn. Maar door het opvolgen van Mijn leer en door deze levensoefeningen zul je tenslotte uit en in jezelf dat licht bereiken.
Hoofdstuk 226: De weg tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen wij de tamelijk hoge heuvel beklommen, die zich boven de grote inham verheft, aan wiens voet de bekende herberg gebouwd is en waar overheen de hoofdweg naar Jeruzalem leidt, zagen wij heel in de verte het Kapérnaumse schip tegen de golven vechten, en omdat het steeds meer moeite met de wind kreeg, hief het de roeispanen in de lucht en liet zich zo rechtstreeks naar de haven van Kapérnaum drijven.
Hoofdstuk 228: De dokter uit Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Kisjonah zegt: 'Vriend, wens dat maar niet! Kijk, hier heb je allemaal een beter bestaan en tevens ben je veilig voor vervolgingen, en ik geef jullie de herberg daar aan het boveneind van de grote inham helemaal in eigendom en ongeveer vijfduizend are grond er bij, en bij zo'n ruil kom je het verlies van de kleine bezitting wel te boven, en hier vandaan is het ook een halve dagreis korter naar Jeruzalem dan vanuit Nazareth.' En Joses is het daar helemaal mee eens; toch vraagt hij ook Mij om Mijn raad.
Hoofdstuk 230: Jozefs dood en zijn getuigenis over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] 'Waarmee dan?', zegt Faustus, 'de rijke grot is nu in onze handen; waar wilt u dan nog goud en schatten vandaan halen? Heeft u dan nog meer grotten, die uitpuilen van het goud, het zilver en de parels?'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Faustus zegt: 'Ik wil er over beraadslagen! Maar geef me nu nog precies op, hoe dat zit met de grot in het gebergte van Kisjonah! Heeft u die ook tijdens een jacht op honing al vol ontdekt, of heeft u deze gevuld; en als dat laatste het geval is -waar zijn dan die schatten vandaan gekomen, en sinds wanneer is die grot al gevuld?'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zei: 'Beste vriend en broeder! ledere dag die met goede daden gevuld wordt is een echte sabbat, en op iedere dag waarop men iets gedaan heeft wat beslist goed is, heeft men alleen al daardoor een echte sabbat gevierd. Daarom moet je op deze sabbat zoveel goeds doen als je maar kunt en wilt, en het zal je zeker niet als zonde aangerekend worden, behalve door de slechte wereldse dwazen, die zelfs de wind vervloeken als hij op sabbat waait, en dat ook doen met de regen en de scharen door de lucht vliegende vogels. Zulke dwazen moeten ons nooit dienen als een te volgen voorbeeld, maar alleen als een bovenal afschuwwekkend voorbeeld. want zij vervloeken het goede en willen dat hun slechte daden door de hele wereld hoog geroemd worden! Nu weet je wat je op iedere sabbat moet doen!
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Nu gaan we verder en bereiken een erg grote en hoge hal, die echter niet donker, maar heel behoorlijk verlicht is; want deze hal bevat een aantal aardoliebronnen, die al heel wat jaren geleden door mensen, die in deze grot woonden, aangestoken zijn en sinds die tijd in lichterlaaie stonden en met verscheidene machtige vlammen brandden en deze grote hal voor een deel verlichtten, Ook bevond zich in de hoge koepel van deze hal een tamelijk wijde uitmonding in de open lucht waardoor een redelijk helder daglicht viel, en zodoende is deze grot zoals reeds gezegd heel behoorlijk verlicht.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Dat is ook niet zo belangrijk. Of je het weet of ook niet weet zal je leven niet armer of rijker maken. Maar je mag toch wel weten dat daar geen mensenhanden aan te pas zijn gekomen; de natuurlijke elementen vormden dit alles als bij toeval. De bergen nemen steeds vochtigheid uit de lucht op; daarbij komen de herhaaldelijke regens, de sneeuwen de nevels, die vaak de bovenste toppen van de bergen omhullen. Het op de bergen neergeslagen vocht sijpelt voor het grootste gedeelte door de aarde en het gesteente van de bergen, en waar het boven een inwendige holle ruimte komt, verzamelt het zich in druppels, die bijna voor de helft uit opgeloste kalk bestaan. Die druppels vallen naar beneden. Het zuivere water daaruit sijpelt dan nog dieper naar beneden, of het verdampt in zo'n ruimte. Maar de slijmerige kalkmassa wordt harder en harder, en door de regelmatige toename ontstaan er uiteindelijk allerlei vormen, die meer of minder nu eens op het ene, dan weer op het andere aardse maaksel lijken. En zo ontstonden al die scheppingen in deze grot op een geheel natuurlijke manier, hoewel daarnaast wel is aan te nemen dat satans dienaren belangrijk bijgedragen hebben aan de betere vormgeving van allerlei op mensen lijkende vormen, teneinde de zwakke mensen een rad voor ogen te draaien.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] FAUSTUS zegt: "Heer, ik begrijp het alweer niet! Wat betekent dat? Hoe kan men tegelijkertijd water en vuur worden? Want iedereen weet dat water en vuur de elkaar meest vijandige elementen zijn; het ene verwoest en vernietigt het andere. Giet men water op een oppermachtig vuur, dan zal het water snel in damp en lucht veranderen; is het water echter machtiger dan het vuur, dan dooft dit uit door het water, zodra het daardoor overstroomd wordt. Als men echter om op de hemel te gelijken tegelijkertijd water en vuur moet zijn, dan zou men uiteindelijk toch zonder meer oplossen!? Hoe zou het er dan met het eeuwige leven uitzien?"
Hoofdstuk 10: De wet der orde. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] JAÏRUS zegt: "Heer, U weet dat ik hier dichtbij voor de plattelandskinderen een school heb laten bouwen, met daarbij een klein bedehuis. In dit bedehuis heb ik voor mijzelf een grafkelder laten bouwen; maar omdat mijn dochter vóór mij stierf, liet ik haar daarheen brengen en in de nieuwe grafkelder leggen, waarin nog nooit een dode gelegen heeft. De grafkelder ligt nauwelijks tweeduizend passen hier vandaan. Als U deze zou willen zien, o Heer, dan zou mij dat uitermate gelukkig stemmen, hoewel ik overigens dodelijk bedroefd ben!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Meteen brengt Philopold een steen en een heel verrot stuk hout. En IK zeg tegen hem, nog steeds met gedempte stem: "Kijk, Ik til de steen op en plaats hem in de vrije lucht, en zie, hij valt niet! Probeer jij hem nu eens van zijn plaats te verschuiven!" -Philopold probeert het; maar de steen laat zich geen haarbreedte verschuiven.
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar het VOLK was erg ontsteld en zei: "Hoe komt hij aan deze wijsheid en deze daden en de macht daartoe? Is hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria? En zijn broers: Jacob en Joses en Simon en Judas? (Matth. 13:55) En zijn zusters zijn toch allemaal bij ons? Om 's hemels wil, waar heeft hij dat dan allemaal vandaan?" (Matth. 13:56)
Hoofdstuk 22: De ergernis van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarentegen vragen jullie, omdat Ik in jullie midden ben opgegroeid en jullie Mij van kinds af aan kennen, heel geërgerd en verwonderd: 'Waar haalt deze timmerman dat alles opeens vandaan, terwijl we hem steeds gekend hebben als een echte lummel?' O wacht maar, de lummel is geen lummel meer, en heeft veel goeds voor jullie gedaan -vroeger als lummel en nu nog meer als Meester en Heiland; maar voortaan zal Hij dat niet meer doen!"
Hoofdstuk 23: Terechtwijzing van de inwoners van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Mijn levendmakend woord neemt hij niet aan -en zodoende ook Mij niet, de enige bron van al het leven in de gehele oneindigheid; zeg dan zelf eens waar hij dan verder nog het leven, dat Ik alle mensen bracht en geven wil, vandaan zou moeten halen!"
Hoofdstuk 24: Het aannemen van het eeuwige leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...