Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 6 van 380

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] De aanvoerder zegt: luister maar! Een reden die vóór het licht spreekt luidt als volgt: wat zouden alle dingen zijn zonder licht? Zij zouden er zo goed als niet zijn. Verder is het licht het grondprincipe van iedere werking en dus ook van ieder denken, want zonder het licht als de alles bewegende en opwekkende kracht zou nooit iets zijn ontstaan, dus ook geen verstandig denkend wezen. Het licht is immers ook het grondprincipe van het verstand en is in de zuiverste geestelijke toestand het heldere verstand zelf. Kijk, dat is de reden die vóór het licht spreekt.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Het tegenargument echter luidt: nadat het licht kennelijk is voortgekomen uit de duisternis, en dus vóór het licht slechts een totaal lichtloze toestand de hele oneindigheid doordrong, is het de vraag of de oneindigheid in lichtloze toestand minder oneindig was dan nu in het volle licht. Verder luidt het tegenargument: het is iedereen bekend dat het binnenste van de hemellichamen meestal volkomen lichtloos is en toch is de materie in zo'n lichtloze toestand evengoed en zelfs nog intensiever aanwezig dan op de oppervlakte van een hemellichaam, dat baadt in het licht. Als echter het hele hemellichaam, wat het inwendige betreft, heel goed kan bestaan zonder licht, dan lijkt het licht voor de dingen in de natuur toch zuiver een luxe te zijn. Verder luidt dit tegenargument: iedereen weet dat hij in de nacht van het moederlichaam werd verwekt en juist in deze nacht het leven heeft ontvangen. Om welke reden moet dan datgene wat in de nacht levend is geworden, aan het licht treden? Wie hierover ook maar een beetje nadenkt, moet vanaf het eerste moment inzien, dat het licht niet alleen totaal overbodig is, maar ook schadelijk voor de dingen omdat zij eraan wennen en vervolgens kennelijk ongelukkig worden als ze het door een of ander toeval verliezen. Bovendien zeggen ze nog: wanneer de mensen totaal blind geboren zouden worden, dan hoefden zij zich ook nooit zorgen te maken over het verlies van het licht; want het is voor een oog dat aan het licht gewend is toch het grootste ongeluk om blind te worden. Daar brengen de tegenstanders weliswaar weer het volgende tegenin: in zo'n blinde, gelukkige toestand zou er dan toch helemaal geen verschil zijn tussen een mens en een poliep diep op de zeebodem. Als een mens namelijk geen dingen zou zien, zou hij zich ook nooit een of ander denkbeeld kunnen vormen. Bij gebrek aan denkbeelden zou zich dan echter een grote vraag voordoen, namelijk hoe het er dan met het denken voor mag staan bij gebrek aan alle begrippen en vormen. Over het verlies van het gezichtsvermogen ten gevolge van een ongeluk zeggen de verdedigers van het licht: als men het als een ongeluk wil beschouwen en dit mede als argument gebruikt tegen het licht, kan men dat immers ook doen met betrekking tot de andere zintuigen die niet van het licht afhankelijk zijn. Om daarom ieder ongeluk te voorkomen zou de mens zonder enig zintuig in de duisternis geboren moeten worden. Hoe zich dan het denken van een mens zonder zintuigen kan ontwikkelen, zou men het beste aan een steen kunnen vragen! Kijk, zeer wijze man, tussen zo'n wirwar van gedachten wordt ons grote gezelschap heen en weer geslingerd. Wij hopen vol vertrouwen dat jij deze knoop zult ontwarren.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Jullie vragen alweer en zeggen: maar beste vriend, we weten nog heel goed dat we ons in jouw sfeer en in wezen op de geestelijke zon bevinden, waar we eigenlijk niets dan hemelse zaken verwachtten; hoe komt het dan dat we hier ook de complete hel aantreffen? Ja, mijn lieve vrienden, is jullie bij je overgang naar de geestelijke zon dan niet tegelijkertijd door de Heer Zelf uitgelegd dat het geestelijke het meest innerlijke, het allesdoordringende en allesomvattende is? Als het geestelijke zo geaard is, dan doordringt het immers alle planeten en de hele sfeer, zover als het licht van de natuurlijke zon doordringt; maar zuiver geestelijk genomen nog oneindig veel verder. Bijgevolg bevinden jullie je nu niet in de sfeer van de eigenlijke zon, maar in de specifieke sfeer van jullie planeet. Zoals alle planeten hun licht en hun warmte van de eigenlijke zon ontvangen en haar werking al deze planeten doordringt, zo is dat ook het geval met de geestelijke zon, daar we op de trillingen van haar geestelijke stralen ook het geestelijke van haar planeten doorschouwen. Omdat we dit nu beter begrijpen zal het jullie hopelijk toch ook duidelijk zijn dat men langs deze geestelijke weg ook het geestelijke wezen van de hel, voor wat jullie planeet betreft, heel duidelijk kunnen doorschouwen.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Maar helaas ging ons pas bij het bereiken van al wat we geloofden een ander licht op en ten gevolge van dit licht hebben we ook het vermoeden gekregen dat er ergens een ander soort hemel zou moeten zijn, want de hemel waarin we ons nu bevinden is immers letterlijk en figuurlijk gesproken niets anders dan je reinste gevangenschap. Waartoe dient een eeuwig goedvoorziene tafel, waartoe de eeuwige aanschouwing van de drie goddelijke personen als er door de eeuwen heen nooit eens een weldadige verandering optreedt? En dan, neem me niet kwalijk beste vriend, dat eeuwig moeten zitten! Deze gedachte moet mettertijd toch elke nog zo beschroomde geest tot wanhoop brengen!
Hoofdstuk 50: Onhoudbaarheid van deze materiële voorstelling van de hemel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Ik denk dat het in dit geval niet meer nodig zal zijn jou nog uitvoeriger te onderrichten, want als je nog een vonkje geloof in het evangelie hebt, dan moeten mijn woorden als een eeuwig onomstotelijke waarheid volkomen duidelijk voor jou zijn. Je zegt me nu in je hart: ik begrijp het allemaal maar al te goed; maar wat zal er nu met mij en ons allemaal gebeuren? We kunnen immers geen van allen als onrechtvaardige rentmeesters worden aangemerkt, want zoals we hier voor jou staan, hebben we nooit met zulke zuivere bedoelingen de biecht afgenomen. Ik zeg je echter: de weg ligt al open en je zult al heel vlug de gelegenheid krijgen om hier in het rijk van absolute betrouwbaarheid een betere onrechtvaardige rentmeester te zijn dan op aarde, waar het jou aan licht en aan levend geloof volkomen ontbrak.
Hoofdstuk 86: Ook in de hel is de Heer puur liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[24] En zie, om juist deze reden verschijnt dan ook dit ene eerste woord hier in deze elfde zaal als een zelfstandig stralende zon waarvan het licht weliswaar talloze sterren goed verlicht, maar die het daarentegen zelf eeuwig nooit nodig heeft om zich van de weerschijn van de sterren te bedienen. Want het is immers het oerlicht waaruit al die talloze sterren hun deel van het licht hebben genomen.
Hoofdstuk 98: Elfde zaal - elfde gebod. De liefde tot God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Gebruikt hij dat andere oog van het innerlijke goddelijke licht niet, maar neemt hij genoegen met de vormen en houdt hij zich slechts daarmee bezig, dan is hij een mens die zich kennelijk zelf bedriegt, want de vormen blijven voor hem immers lege verschijnselen zolang hij daarvan de diepe betekenis niet kan vatten.
Hoofdstuk 86: Wat is een vals getuigenis? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Maar nu zal men zeggen: als dat zo is, dan is het bekende stelen en roven immers geoorloofd. Maar ik zeg: geduld maar, het vervolg zal alles duidelijk aan het licht brengen. Maar voor nu zullen we ons hiermee tevredenstellen, omdat we nu weten wat onder stelen moet worden verstaan en dat de Heer door dit gebod nooit het eigendomsrecht heeft ingevoerd.
Hoofdstuk 83: Wat betekent `stelen'? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Nu spreek ik en zeg: luister, mijn geachte oudste van dit oord, ik wist immers wel dat jij in jezelf het juiste licht zou vinden, nadat ik jou daartoe de juiste weg heb getoond. Jouw oordeel is juist; je hebt deze keer het wezen van het kindschap Gods precies onderkend. Zoals jij het hebt omschreven, zo is het ook, maar door de deemoed en de liefde word je dan toch weer genoodzaakt, het door jou zo veroordeelde 'meer' en niet het door jou eerder zo geprezen 'minder' te verkrijgen.
Hoofdstuk 63: Over het wezen van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Jullie zeggen nu: als dat het geval is, vraagt men zich toch af uit welke materie het lichaam van deze mensen bestaat, dat dit kan blijven bestaan in zo'n eindeloos en onberekenbaar allermachtigste overvloed van licht? Wij op aarde weten immers dat in een stralenbundel van de zon, die door de werking van een holle spiegel op één punt geconcentreerd wordt, zelfs de diamant niet bestaan kan, maar al spoedig vervluchtigt; toch is zo'n stralenbrandpunt slechts een minimaal deeltje van de totale lichtsterkte van de zon. Hier echter zou één enkele, niet veel grotere mens dan wij, zo'n intensieve lichtmassa in en om zich heen hebben, dat hij daarmee een hele planetaire zon met al haar planeten in haar wijd uitgestrekte gebieden van een volkomen toereikende lichtsterkte zou kunnen voorzien.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Ja, mijn lieve vrienden en broeders, dat alles bewerkstelligt de liefde en haar licht. Ik heb het jullie meteen in het begin immers al gezegd: in het absolute licht van de wijsheid is er voor een beperkte geest niets of weinig te zien, maar in het licht van de liefde wordt het licht van de wijsheid in vormen geperst en het kan uit de eenmaal opgelegde vorm niet meer ontkomen zolang het licht van de liefde, of beter gezegd, het vuur van de liefde het met duizend sterke armen gevangen lijkt te houden. In het absolute licht van de wijsheid lijkt de mens op een van de wijnstok afgesneden rank die verdort en mettertijd oplost en nimmer een of andere vrucht voortbrengt. In het licht van de liefde echter blijft hij aan de wijnstok en brengt duizendvoudig vruchten voort. Dat dit volledig letterlijk juist is, kunnen jullie met de minste moeite van de wereld bij jullie zogenaamde nuchtere filosofen duidelijk zien. Deze mensen verachten de liefde, verklaren haar zelfs voor dwaasheid en dwepen voortdurend met louter bovenzinnelijke speculaties, bouwen de ene grondstelling na de andere op, vormen de ene hypothese na de andere en verliezen zich vanuit deze grondstellingen en hypothesen in talloze conclusies die even onbeduidend zijn als hun grondstellingen en hypothesen zelf. Wanneer je hun dan aan het einde van hun betoog over al hun principes, hypothesen en conclusies het een en ander vraagt, dan zullen ze jullie daarop een antwoord geven, dat ze ten eerste zelf helemaal niet begrijpen en dat jullie derhalve nog minder begrijpen, en de meest wijze conclusie die de grote filosofen ten slotte laten horen is, dat zij, als de meest verstandigen, niets weten, niets hebben en niets zijn!
Hoofdstuk 51: De oorsprong van alle dingen en verschijnselen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Jullie zeggen nu weliswaar: daarvan zien we de reden niet goed in, want in de liefde is immers ook de hoogste wijsheid aanwezig. Kunnen wij haar daar verenigd met de liefde begrijpen, dan zal ze ons in absolute toestand ook niet al te licht ontgaan. Ja, mijn lieve vrienden en broeders, jullie oordelen anders tamelijk goed, maar ik moet jullie zeggen dat jullie ditmaal de plank behoorlijk mis hebben geslagen. Om mijn woorden kracht bij te zetten, zodat jullie dat zelf ook zonneklaar mogen inzien, zal ik jullie een paar voorbeeldjes geven die mijn uitspraak voldoende zullen bevestigen. Luister dus!
Hoofdstuk 40: Overgang van de liefde in de wijsheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[21] Deze gang van zaken laat immers met meer licht dan dat van tien zonnen tegelijkertijd zien, dat de Heer het niet nodig heeft om een kant en klare boom te scheppen, maar slechts de zaadkorrel. Wanneer die in de aarde valt ontwikkelt hij zich en krijgt dan volkomen de vorm van datgene wat de Heer nu juist in de zaadkorrel heeft gelegd.
Hoofdstuk 28: Tocht door een ander zonnedistrictsgebied. Liefde, de oergrond van geloof en hoop en tevens de vrucht van beide - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De oudste zegt: wel mijn dochter, je hebt de voorwaarden van Gods grote genade gelezen; wat wil je nu doen? De dochter zegt: ik wil mijn steeds sterker wordende liefde volgen en naar mijn en jouw God toegaan en als ik daar zal zijn dan zal ik, als de Heer het wil, jou gedenken opdat ook jij en nog vele anderen mij mogen volgen. Ik weet wel dat ook deze wereld prachtig is en dat wij altijd kunnen omgaan met de zuivere geesten die een fijner lichaam hebben aangenomen dan het onze. Wij kunnen hun hoge zaligheid zonder veel moeite aanschouwen en deze is van dien aard dat ze voor ons de zaligheid van het natuurlijke leven niet vertroebelt. De zalige geesten van deze wereld hebben immers echt niet veel op ons voor, behalve dan dat zij, als ze willen, omhoog kunnen gaan en zich sneller kunnen bewegen dan wij in onze natuurlijke toestand, want wij kunnen ons niet zoals zij omhoog bewegen naar de ruimten van het sterke licht.
Hoofdstuk 22: Onthulling van de voorwaarden voor het bereiken van het kindschap Gods - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] De hedendaagse godgeleerden plaatsen Mij liever heel mysterieus boven alle sterren en laten Mij daar zitten in een volkomen ontoegankelijk licht. Waarom doen ze dat? Zij doen dat om verschillende redenen. De eerste zou bijvoorbeeld kunnen zijn: wat ver weg is, zit ons niet in de weg. De tweede zou kunnen zijn: voor geen mens is het dan mogelijk om God zo dicht te naderen dat hij door Hem onderricht zou kunnen worden. En nog een reden die op de vorige berust luidt als volgt: God heeft de mens vernuft en verstand gegeven; dat is het levende woord van God in de mens. Wie zich daaraan houdt, leeft volgens Gods wil en wie zijn vernuft ontwikkelt, wordt reeds door God onderricht, want niemand kan rechtstreeks door God onderricht worden, maar alleen indirect; God woont immers boven alle sterren in het ontoegankelijke licht.
Hoofdstuk 125: Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...