Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

319 resultaten - Pagina 6 van 22

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22
[1] (DE HEER:) "Een mensenziel die nog oorspronkelijk is en onbedorven, kunnen jullie zien als een echte zon temidden van alle op verschillende wijze bezielde en levende schepsels die zich allen moeten onderwerpen aan de mensenziel, omdat zij uit de daarvan uitstralende levenssfeer, wanneer die net als de ziel volledig volgens de orde is, geestelijk levenslicht en geestelijke levenswarmte tot groei van de verder opstijgende levenssfeer van hun ziel opnemen en daardoor zacht, geduldig en gehoorzaam worden. Want de zielen zowel van planten als van dieren hebben immers de aan jullie weliswaar nog zeer onbekende bestemming, eens zelf mensenzielen te worden.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De planten en nog meer de dieren zijn niets anders dan voorlopige vaten, die naar Mijn wijsheid en inzicht geschikt zijn om achtereenvolgens gebruikt te worden voor de verzameling, vorming en samenvoeging van de -zeg maar algemene levenskracht van de natuurzielen uit de onmetelijke scheppingsruimte, waaruit ook jullie zielen -oorspronkelijk gevormd op deze of ook op een andere aardse wereld, wat vrijwel hetzelfde is, -afkomstig zijn. Deze dierenzielen voelen de uitstraling van een geordende mensenziel en de daaruit gevormde sfeer van uitstralend levenslicht en uitstralende levenswarmte.
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar zoals men bij het lichaam om de genoemde reden niet op andere plaatsen zintuigen aan kan brengen teneinde de op de juiste plaats aanwezige te vervangen, zo is het, maar dan in nog veel grotere mate, ook het geval bij de ziel, die een nog veel teerder, geestelijker organisme is! Zij kan slechts door de hersenen van het lichaam zien en horen; de andere indrukken, die echter dof en onverklaarbaar zijn, kan de ziel weliswaar ook met andere zenuwen waarnemen, maar deze moeten toch ononderbroken in verbinding staan met de hersenzenuwen, omdat anders het gehemelte geen smaak en de neus geen reuk heeft."
Hoofdstuk 227: Hersenen en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Als de zon een totaal duistere klomp zou zijn, wat zij ondanks haar omvang net zo goed zou kunnen zijn als zwart kalksteen, zou zij geen natuurlijk leven op de werelden veroorzaken. Maar haar inwendige, grootse, voor jullie begrippen weliswaar nog onbegrijpelijke organische inrichting is zo gevormd en geaard, dat zich in haar inwendige voortdurend een reusachtige hoeveelheid fijne luchtsoorten moet ontwikkelen. Daardoor wordt het ontzettend grote zonnelichaam in de eerste plaats gedwongen om zijn as te draaien, zodat er een voortdurende wrijving ontstaat tussen de grote zonneatmosfeer en de daarop rustende ether, waardoor in de tweede plaats de activiteit van de in de grote zonneatmosfeer aanwezige, ontelbaar vele natuurgeesten steeds opnieuw wordt opgewekt, welke activiteit zich dan zodanig meedeelt aan de in de ether aanwezige natuurgeesten, dat deze, omdat ze uiterst beweeglijk zijn, ogenblikkelijk over een afstand van meer dan tweehonderd duizend veldwegen gaans *)(*10 veldwegen = I mijl 400.000 : 10 = 40.000 mijlen = snelheid van het licht per sec. )(1 Duitse mijl = 7,5 km.), in een rechte lijn vanaf de zon gerekend, eveneens geactiveerd worden, en in ieder daaropvolgend ogenblik zo 'n zelfde afstand steeds maar verder en verder, tot op een voor jullie onmeetbare afstand van de zon.
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Door dit mee geactiveerd worden van de oer natuurgeesten in de onmetelijke scheppingsruimte komt het oorspronkelijke licht van de zon, op de wijze die Ik jullie nu wel voldoende heb uitgelegd, bij de aardbollen of planeten, die in een baan om haar heen cirkelen en binnen haar bereik zijn, en brengt in de kleinere atmosferen van de planeten een soortgelijke activiteit tot stand bij de daarin aanwezige, reeds meer massieve natuurgeesten, en hoe meer deze activiteit afdaalt des te sterker moet deze waarneembaar en voelbaar zijn, omdat de geesten ook steeds massiever worden. Want wanneer jullie twee stenen tegen elkaar wrijven, zal de wrijving immers beslist sterker zijn dan wanneer jullie twee donsveertjes tegen elkaar gaan wrijven, en daarom wordt het in de diepe dalen van de aarde ook lichter en warmer dan op de hoogste bergtoppen van de aarde.
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Wat echter voor de ruimte geldt, geldt ook voor de daarin aanwezige kracht; ook deze moet noodzakelijkerwijs van zichzelf waarnemen dat zij bestaat, omdat zij er anders onmogelijk zou kunnen zijn. Kortom deze dingen hangen zo nauw met elkaar samen en zijn dermate inherent aan zichzelf, dat het een er zonder het ander helemaal niet kan zijn! Maar omdat al deze zaken immers oorspronkelijk en volmaakt kenmerken van Uw eigen geestelijke oerbestaan Zelf zijn, zijn zij dus volgens Uw geest nooit of te nimmer weg te denken!
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, U heeft geen begin, en dus is het ook onmogelijk dat Uw scheppingen ooit een begin hebben gehad, en hoeveel de eeuwige ruimte er ook moge bevatten, er is er toch niet één bij waarvan men zou kunnen zeggen: 'Kijk dat was de eerste! Vóór deze is er niets geschapen!' Want achter zo een, die de eerste zou moeten zijn, verschuilt zich toch weer een volmaakte, hele eeuwigheid! Wat zou U dan gedurende die tijd, terwijl U steeds hetzelfde wezen was, gedaan hebben? In de eindeloze ruimte is ook plaats voor eindeloos veel scheppingen; ook al zijn hun afstanden nog zo eindeloos groot, dat maakt niets uit! De eindeloze ruimte heeft plaats genoeg voor al de eeuwige, eindeloos vele, en zal eeuwig nog plaats hebben voor ontelbare maalontelbaar vele, en zo eeuwig verder en verder voor nog talloze nieuwe, en deze toekomstige zullen de reeds van eeuwen her aanwezige ook in zekere zin niet vermeerderen; want eindeloos veel en talloos veel kan nooit méér worden, omdat het zonder meer al eindeloos veel is.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Vanwaar komen dan wel de nog heden ten dage onder de heidenen aanwezige offeruitleggers, die uit het gezang en de vlucht van de vogels, en uit het gedrag van de andere dieren, van alles te weten willen komen? Zij zijn schaduwen van die werkelijkheid, die ooit bestaan heeft en waarvan wij zojuist spraken.
Hoofdstuk 262: De uitstralende levenslichtsfeer van Mozes en de patriarchen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] RAPHAËL zegt: 'Zei ik je dan niet dat dit allemaal, dat wil zeggen alles wat hier stevig gebouwd is, in duizend jaar niet volledig zal vergaan? Alleen de verschillende vruchtbomen, de edele struiken en planten, evenals de vijf schepen zullen niet zo lang blijven bestaan; maar het metselwerk zal behoorlijk lang, ja zeer lang standhouden! Ook zelfs na tweeduizend jaar zullen daarvan nog sporen te vinden zijn; maar natuurlijk zal dan niemand meer in bovenaardse bouwers van deze muren geloven. Zelfs in deze tijd zullen de dichtstbijzijnde buren, wanneer zij dit alles zullen zien, zeggen, dat dit allemaal door de aanwezige Romeinen is gebouwd, want veel sterke handen brengen ook wonderen teweeg! Spreek de wereldse mensen echter niet tegen, want als er in een land tienmaal tien maal honderdduizend mensen op de huidige wijze leven, dan zul je over het geheel nauwelijks vijfduizend mensen aantreffen die dat na veel uitleggen redelijkerwijs van je zouden aannemen. Aan blind geloof zou jij echter niets hebben en wij hemelgeesten nog minder. Het is ook helemaal niet belangrijk of er veel of weinig mensen geloven; want de Heer kwam alleen maar vanwege Zijn geringe aantal kinderen op de wereld en niet vanwege de wereldse mensen. En zo zal het blijven tot aan het einde van deze wereld en haar tijden!
Hoofdstuk 5: Kinderen van de wereld en kinderen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ook alle andere aanwezige gasten waren buitengewoon verbaasd over het scherpe verstand van deze Esseen, en betreurden het aldoor dat Roclus met Mij nog geen kennis had gemaakt. Iedereen was nu uiterst gespannen op wat Ik uiteindelijk op dit alles zou zeggen. Maar voor Mij was de tijd nog steeds niet rijp om een soort discussie met Roclus te beginnen, omdat hij toch nog het een en ander in zijn hart verborg waarmee hij tijdens dit zeer openhartige gesprek nog niet voor de dag was gekomen; maar in een verder gesprek zou Cyrenius niet meer opgewassen geweest zijn tegen Roclus.
Hoofdstuk 36: Roclus wordt naar Raphaël verwezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Hoe meer ze geneigd zijn het volk in nacht en volledige duisternis te voeren, des te meer zullen ze daardoor de altijd aanwezige lichtgeesten opwekken tot een des te grotere tegenwerking, en daardoor zal een groter en intensiever licht onder het volk verbreid worden, tot tenslotte de priesters zelf genoodzaakt zullen zijn om door de voor hen uiterst zure appel van het licht heen te bijten en apostelen van het licht te worden; maar dat zal veel strijd vergen.
Hoofdstuk 46: Het priesterdom als vijand van het licht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] En deze hemellichamen zullen dan niet alleen uitwendig, maar veel meer inwendig bewoond zijn in al hun van binnen aanwezige levenstempels, die overeenkomen met de vroegere organisch materiële vormen.
Hoofdstuk 112: De materiële werelden zullen ooit in geestelijke veranderd worden. Kinderen en schepselen van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] De nog altijd aanwezige RAPHAËL zegt: 'Ja, daar heb je helemaal gelijk in! Jullie zijn zeer geholpen met deze raad; maar desondanks zal het mettertijd aan allerlei moeilijkheden en beproevingen niet ontbreken in , jullie instituut, en jullie zullen te allen tijde -onthoudt dit goed! -heel veel vrienden hebben, maar daarnaast ook steeds duizend maal zoveel vijanden die jullie te allen tijde zullen vervolgen, wat een getuigenis tegen henzelf zal zijn en ook voor het feit, dat de Heer Zelf op deze aarde door de blinde, slechte mensen voortdurend is vervolgd.
Hoofdstuk 144: Hoe de verhouding van de Essenen tegenover het priesterdom vervolg zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] In diepste eerbied komt SCHABBI naar Mij toe, de woordvoerder van de ook nog aanwezige twintig Perzen, en hij zegt: 'Heer, staat U mij ook nog een paar woorden toer'
Hoofdstuk 169: Een belofte voor hulpzoekenden. De Heer neemt afscheid van het huis van Marcus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Ruim twee uur gaans onder het nu aanwezige kuuroord van Marcus, bevond zich de grote baai die door de vissers ook wel het 'Witte Meer' werd genoemd; hier voer men heen. Dit was het ondiepste gedeelte van de zee en daarom een beetje moeilijk te bevaren met een groter schip omdat men daar de diepere vaargeulen goed moest kennen om niet op een zandbank te blijven steken. Maar ons schip ging toch de baai in en liep nergens vast, waarover zelfs de twaalf apostelen zeer verbaasd waren, omdat niemand de roeiriemen of de stuurriemen bediende. Het schip werd dus door een onzichtbare macht geleid en zeer goed bestuurd, zoals alle apostelen, die verstand hadden van varen, erkenden.
Hoofdstuk 172: De Heer met zijn leerlingen in het vissersdorp bij Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22