Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5587 resultaten - Pagina 6 van 373

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Met dit advies gaat de gastheer naar buiten naar de Judeeërs en brengt hen woordelijk over wat Ik tegen hem heb gezegd. Daar kijken ze allemaal heel raar van op, ook al omdat ze zich erg aangesproken voelen. Een paar worden er boos over; anderen trekken het zich erg aan en denken er in hun hart over na en zeggen: 'Hij heeft ons geraakt en jammer genoeg heeft Hij nog gelijk ook; hopelijk vergeeft Hij het ons, en wij willen blijven!'
Hoofdstuk 87: De Joden verlangen terug naar hun zuurdeeg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Dan komt de gastheer en vraagt Mij, wat Ik 's middags zou willen eten. En Ik zeg tegen hem: 'Vriend, waarom nu zo'n onnodige vraag?! Voor het ontbijt heb je me toch ook niets gevraagd, en dat heeft me toch echt goed gesmaakt! Dus zal het middagmaal mij ook smaken! Ik zeg je, iedere spijs, die gekruid is door het edele en liefdevolle hart van de gever, smaakt het best; beter dan de kostbaarste zaken, die op tafels van zelfzuchtige zwelgers schitteren en met hun ambergeur de zalen vullen!' Onze jonge gastheer was heel gelukkig met dit antwoord en stelde daarop met een blij hart alles in het werk om ons 's middags zo goed als maar mogelijk was te verzorgen.
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus zei, toen Ik hem vroeg, of hij ook niet voor een paar dagen naar huis wilde gaan: 'Heer, alleen de dood of een bevel uit Uw mond kan mij van U scheiden! Ik heb Thomas een opdracht meegegeven voor mijn zoon Markus, dat hij hierheen moet komen, want omdat hij bijna net zo goed schrijft als Matthéus, zou hij hier goed te gebruiken zijn! Dat is dan ook alles, wat ik nu in mijn huishouding te regelen heb; voor al het andere zorgt U toch al, mijn Heer en mijn God!' Ik zeg: 'Niet zo luid, Mijn Simon Petrus; want we zijn hier niet in Sichar! Er zijn hier sommigen, die nog niet zo ver zijn als jij; die zouden zich kunnen ergeren. Daarom is het voldoende als je Mij van nu af aan 'Heer' noemt; dat andere moet je maar zolang in je hart, dat Mij welbekend is, bewaren!'
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vorstelijke persoon zei tegen Hem: 'Heer! Daal af, voor mijn zoon sterft!' Joh 4:49) Nu schreeuwt de vorstelijke persoon het uit: 'O Heer, praat hier niet zo lang met mij arme; U ziet toch dat ik geloof, anders was ik niet tot U gekomen! Ik smeek U, o Heer, kom slechts onder het dak van mijn huis, en mijn zoon zal leven! Als U echter treuzelt, dan zal hij gestorven zijn nog voor U er zijn zult! Begrijp me dan toch, ik heb veel knechten in dienst, en als ik tegen de één of tegen een ander zeg: Doe dat, of doe dit, dan zal hij dat doen. Als ik niet volledig in U geloofde, o Heer, dan had ik één van mijn knechten naar U toegestuurd! Maar omdat ik onvoorwaardelijk in U geloof, daarom kwam ik zelf; want mijn hart zei mij: ' Als ik U maar vind en zie, dan wordt mijn zoon gezond!' Heer, ik geef het toe, dat ik helemaal niet waard ben dat U onder mijn dak zou komen, - maar, als U slechts één woord wilde spreken, dan zou mijn zoon gezond en levend worden!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Zoekt en vraagt de mens echter alleen maar bij wijze van proef en om zich ervan te overtuigen of er wel iets waar is van God en Zijn beloftes, dan zal God dat negeren! Want God is Zelf de zuiverste liefde en wendt Zijn aangezicht alleen maar naar diegenen, die eveneens uit de ware liefde van hun hart tot Hem komen en God ter wille van Hem Zelf zoeken, Hem als hun Schepper dankbaar willen leren kennen en de vurige wens hebben om door Hem beschermd en begeleid te worden.
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Want iedere dwang ergens anders vandaan dan uit het eigen hart, is vreemd en kan voor het persoonlijke eigen leven van de mens onmogelijk enige waarde hebben in Mijn eeuwige vrije orde.
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De gastheer zegt: 'Heer, als dat zo is, dan ga ik zeker met U mee; want mijn hart zet me daartoe aan, en ik wil daarom mijn hart geheel en al volgen!' ,
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] 'Goed, doe dat', zeg Ik, 'dan zul je volgens je hart leven,. en dat alleen is het echte leven. Want ieder ander leven, dat de ingeving van het hart niet volgt, is geen leven maar een dood van het eigen leven in ieder mens! Ik, Die alleen de Heer van al het leven ben, zeg je dat!'
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Ik heb hem niet gevraagd om te komen en zal hem daarom; ook niet wegsturen; als hij echter wil gaan zoals hij gekomen is, dan;j zullen we daar geen traan om laten! Maar jij moet uit zijn buurt blijven, want jullie passen niet bij elkaar. Vergeef hem echter alles, zoals Ik hem vergeef, dan zal je hart vrij blijven!'
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Cornelius zegt:' Ik ben het helemaal met je eens; maar het blijft zoals ik gezegd heb, want hij is een gezworen vijand van openbaar en uiterlijk eerbetoon. Uit Zijn vroegste jeugd weet ik me nog te herinneren, dat Hij alleen waarde hecht aan stil en innerlijk eerbetoon, dat zich uit door de liefde van het hart. Maar alle uiterlijke verering vindt Hij zelfs bijzonder irriterend, en als Hij, zoals Hij beloofd heeft, hierheen komt, dan zou je Hem met een openbare vergoddelijking alleen maar uit deze plaats verjagen! Doe alles wat je wilt dus maar in je hart; en vermijd vooral alle openbare plichtplegingen! Want ik ken Hem al sinds Zijn geboorte daar in Bethlehem, en heb sinds die tijd veel van Hem gehoord en veel ook zelf gezien!'
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De mens op deze aarde is dus volstrekt niet zo verlaten als jij je dat voorstelt; want het hangt allemaal van zijn vrije willen en handelen af, of hij door God beschermd en begeleid wil zijn of niet! Als de mens het wil, dan zal God het ook willen; wil de mens het echter niet, dan laat God hem helemaal vrij, en God bekommert zich ook verder niet om hem, behalve voor datgene, wat hem volgens de algemene natuurlijke ordening toekomt, zoals het natuurlijke leven en alles, wat als voorwaarde daarvoor nodig is. Maar verder bemoeit God Zich niet met de mens, en mag Hij Zich vanwege zijn onaantastbare vrijheid niet met hem bemoeien! Alleen als de mens God uit de vrije wil van het hart zoekt, en Hem vraagt, dan zal God dit vragen en zoeken direct beantwoorden, tenminste als het de mens helemaal ernst is.
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De hoofdman bedankte Mij uit de grond van zijn hart, ging vervolgens naar huis en zag daar, dat alles in vervulling was gegaan, wat hij met een onwrikbaar geloof had gevraagd; want de knecht werd op hetzelfde moment gezond, waarop Ik tegen de hoofdman had gezegd: 'U krijgt wat u hebt geloofd!' (Matth. 8,13)
Hoofdstuk 97: Kapérnaum. De zieke knecht van de hoofdman. (17.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Allen zien nu wel de waarheid van Mijn woorden in en hebben er spijt van dat ze door hun onbezonnenheid dit kwaad aangericht hebben! Ik troost ze echter en druk hen op het hart om in Kapérnaum niets te vertellen van het hier verrichte teken, behalve dan aan enkele waarheidlievende vrienden, die dan ook weten te zwijgen! En dat beloofden ze Mij.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Nadat de leerling in zijn hart de volle waarheid van wat Ik hem gezegd had, besefte, volgde hij Mij zonder meer het schip op, zoals reeds eerder gezegd, en we vertrokken snel met gunstige wind en ontliepen zo het steeds sterkere opdringen van het volk. (Matth. 8,23)
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Nadat het volk al haar klachten geuit had, en de drie schriftgeleerden en Farizeeën, die uit Jeruzalem gekomen waren, met de hand op het hart beloofd hadden, dat ze hun uiterste best zouden doen en de aangeklaagde priesters aan een scherp verhoor zouden onderwerpen en dat ze, als de aanklacht waar bleek te zijn, hen zouden weten te tuchtigen, stelt een schriftgeleerde met zijn vriendelijkste gezicht aan het volk de vraag, of, en wat de hier aanwezigen zoal over Mij, dat wil zeggen de beruchte opruier Jezus, weten. Want men had tot in Jeruzalem vernomen, dat hij in Galiléa nogal rond zwierf en grote tekenen deed, die nog niemand ooit voor hem gedaan had; en nu was het voor hen de vraag of dat wel waar was en wat zij en de andere mensen daar nu wel van dachten.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...