Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2225 resultaten - Pagina 6 van 149

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Waar zich maar ooit een vredelievend volkje op de grote aardbodem vestigde en door gemeenschappelijk samenwerken een bepaalde welstand bereikte, daar werd het weldra opgespoord door de fijne neus van de wolf en tijgermensen en vijandelijk overvallen; de ongelukkigen werden overwonnen en daardoor duizendmaal ongelukkiger gemaakt, dan ze daarvoor in hun natuurlijke bestaan waren!
Hoofdstuk 80: Vermijdt de eigendunk. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Matthéus beeft van angst en zegt: 'Heer, Almachtige! Wie kan er naast U bestaan, als Uw goddelijke arm in één ogenblik zo eindeloos ver reikt?!' -Nauwelijks heeft Matthéus deze paar woorden uitgesproken, of de zon schijnt alweer in haar volle glans, en Mijn Matthéus ademt weer vrijer, -kan echter van verbazing geen woord meer uitbrengen. Pas na geruime tijd krijgt hij een beetje moed en zegt: 'Nee Heer, dat begrijp ik niet! Uw macht moet oneindig zijn! Maar bespaar ons, o Heer, in de toekomst zulke verschrikkelijke bewijzen van Uw almacht; want daarbij zou al gauw iedereen wegteren en te gronde gaan!'
Hoofdstuk 84: Naar Galilea. De zonsverduistering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] In iedere eeuw heb Ik op alle plaatsen waar Mijn leer ook maar enigermate geloofd werd, mannen uitgekozen en geroepen die de toedracht en de betekenis van de evangeliën aan de mensen duidelijk maakten. Deze geroepenen hebben dat altijd gedaan en ze hebben ook historisch datgene in de geschriften aangevuld, wat ten dele door de slordigheid van de mensen en ten dele door het starre denken en niet zelden door de kwade wil van de verschillende sektarische leiders en priesters van het evangelie, respectievelijk van Mijn leer, verloren is gegaan; maar slechts heel weinigen namen dat aan.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Op de plaats waar de uitgekozen en geroepen profeet leefde en waar men hem kende, was hij helemaal niet in tel en kon daarom ook weinig tot stand brengen. In het algemeen denken de mensen namelijk, dat een profeet eigenlijk helemaal niet op de aarde moet wonen en ook geen mensengestalte moet hebben, hij moet ook niets eten of drinken en geen kleding dragen, maar hij moet minstens net als Elia in een vurige wagen door de lucht gaan, en van daaruit aan ieder mens alleen datgene verkondigen, wat die bepaalde mens graag hoort en wat hem vleit! Op zo'n echte profeet zouden zich zeker alle oren en ogen richten, zeker als hij tijdens zijn wonderbare reizen naar evenredigheid goud en zilvermunten onder de rijken en kleingeld onder het gewone volk zou strooien, waarbij dan de groten, rijken en machtigen geprezen en de arme duivels daarentegen meermalen ferm getuchtigd zouden worden, vooral als ze het waagden te morren tegen de rijken, groten en machtigen! Zo'n profeet zou dan voor de armen natuurlijk niet zo'n erg aangename verschijning zijn, en die zouden hem niet prijzen!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik heb op deze manier gedurende ongeveer twee duizend jaar steeds hetgeen ontbrak aangevuld; maar wie nam het aan? Geloof me: Altijd maar heel weinigen, en die dan nog zelden met veel vuur! Men nam er wel kennis van en schreef het op; maar men heeft steeds om allerlei waardeloze redenen niets gedaan om zijn levenswandel daarnaar te richten en zichzelf geestelijk ervan te overtuigen, dat die overigens eenvoudige mens in ernst door Mij was geroepen om de mensen in de steeds donker wordende wereld weer een nieuw licht uit de hemel te brengen.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Wees dus verder nergens bezorgd over, behalve over datgene waarvoor Je geroepen bent, en dan zul je als het juiste werktuig in de hand van de Vader de juiste dienst bewijzen!
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] En nu is hier in Nazareth, Jezus als profeet door God geroepen en doet dingen die alleen aan de almachtige goden mogelijk zijn, en jullie beloeren hem met argusogen! Wee hem, als hij het zou wagen om net als ik, zich ook maar één woord te laten ontvallen tegen jullie en die door jullie zelf en niet door Mozes gemaakte smerige leer! Jullie zouden hem meteen van de ergste misdaad, namelijk godslastering, beschuldigen en hem uit dankbaarheid dat hij jullie doden opwekte en jullie kreupelen recht maakte, stenigen of zelfs aan het kruis binden!
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Of Ik Mij nog begrijpelijker zou kunnen of willen uitdrukken?! Ja ja, Ik zou het wel kunnen, als Ik het wilde! Maar Ik wil hier niet begrijpelijker zijn en daarom zeg Ik daarover alleen nog maar dit, dat jullie oude gescheurde kleren en oude verweerde zakken zijn, die voor Mijn leer niet meer deugen! Mijn leer zou je je zoete aardse leven afnemen, dat toch jullie hoogste goed is, en voor de verbetering waarvan je alles doet. Waarvoor je zelfs op de sabbat zwaar werk verricht bij het vissen, alleen maar om in je aardse leven een beter en zorgelozer bestaan te hebben en zo mogelijk ook nog wat luxe erbij! De armen zie je echter niet, de zieken niet en de gebrekkigen ook niet, net zo min als de hongerigen en de dorstigen!
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De vrouwen de dienstmaagden en de knechten worden nu geroepen, maar op de gestelde vragen antwoorden ze allen eenstemmig, dat ze niemand ook maar in de verste verte herkend hebben: 'De mannen zagen er uit als licht gebouwde jongemannen; want er was bij niemand ook maar een spoor van een baard te bekennen, wel hadden ze allemaal mooi golvend lang haar, en hun kleding leek meer Romeins dan Joods. Het waren er veel, zowel in de voorraadkamers als op de korenzolder en in de kelder. Ze legden het gebrachte snel neer en zeiden: 'Dit is een gave voor de tollenaar Matthéus, die vandaag door de grote Meester is geroepen!' Toen gingen ze weer snel weg, en we zagen niet, waar ze uit het huis zijn heengegaan.'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Deze ingelaste verklaring was nodig om het volgende gemakkelijker en grondiger te kunnen begrijpen. En omdat voorlopig geen twijfel daarover kan bestaan, kunnen we nu weer welgemoed terugkeren naar de hoofdzaak.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Judas zegt: 'Het gaat je niets aan wat voor gezicht ik trek! Uiteindelijk zal ik jou ook nog verantwoording af moeten leggen voor mijn gezicht?! Ik ben toch net als jij geroepen en nu uitgekozen; wat sta je me dan steeds te corrigeren?'
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Want wat de profeet aan het eind zegt, dat zeg Ik jullie nu ook: Het ga jullie goed die gaan zaaien aan de oevers van de wateren. want op deze grond mogen jullie je ezels en ossen, dat betekent jullie vlijt om het goede en juiste te doen waarvoor Ik jullie geroepen en uitgekozen heb, best laten lopen! Je zult daar geen narrenkoning tegenkomen en ook geen trotse en hoogmoedige vrouwen, maar wel lichamelijk en nog meer geestelijk armen, zieken, bezetenen, lammen, doven en blinden; ga daarheen en predik hen het evangelie van het Godsrijk, en genees ieder die gelooft en verzwijg hem Mijn naam niet!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Bij de echte profeten vond, vindt en zal men altijd valse profeten vinden; maar dat heeft op het al of niet echt zijn van een door de hemel geroepen profeet helemaal geen, of slechts een zeer geringe invloed, omdat de echte profeet maar al te gauw de leugenaar voor de wereld ontmaskeren zal, en deze de straf van de hemel nooit zal ontlopen.
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Waarlijk, Ik zeg je, zo lang er al mensen op deze aarde bestaan, vanaf Adam tot nu toe, heeft nog nooit een zuiverder ziel in een lichaam gewoond en het tot leven gebracht!
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...