Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16418 resultaten - Pagina 51 van 1095

...  39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64  ...
[2] Echt, u hebt het maar aan Een hier te danken, dat ik u niet snel laat ontkleden, de vloek van de keizer over u uitspreek en dan overgeef aan de gerechtsdienaars, die staan te popelen om het vonnis uit te voeren! En deze Ene staat naast mij, de goddelijke Jezus uit Nazareth, die u allang hebt vervloekt en die door u nu van de ene plaats naar de andere vervolgd wordt alleen maar omdat Hij zo eerlijk is, om het door u verblinde volk te laten zien, wie u in werkelijkheid bent.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] U laat zich als zogenaamde gezalfde knechten van de Allerhoogste door het geestelijk doodgeslagen volk goddelijke eer bewijzen, en bovendien eist u niet op te brengen offers van het arme volk om daarvoor de poort naar Gods licht en levensrijk met ijzeren deuren en sloten te barricaderen.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Maar toen wij de grondwas verzamelden, stootten wij al gauw op tempelgereedschap, en toen wij het metaal beter onderzochten, bleek maar al te gauw, dat het puur goud en zilver was. Wij drongen dieper en dieper door in de zich steeds verder uitstrekkende grot en vonden in haar dieptes steeds meer bewaarde schatten van onschatbare waarde. Wij lieten al de gevonden schatten ongeschonden in het hol; alleen versperden wij de buitenste opening met stenen en mos en lieten deze door beëdigde bewakers vanaf het uur van ontdekking tot op het huidige ogenblik bewaken. En zie, al deze schatten leveren wij aan u uit als u ons genadig bent en ons in de naam van de keizer de verschrikkelijke door u uitgesproken straf kwijtscheldt!'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Faustus vraagt nog:' Loopt de door u aangelegde weg helemaal tot aan de grot?'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] De elf werpen zich voor Faustus op de knieën en smeken om genade. Maar Faustus zegt: 'Dat hangt nu niet meer van mij, maar van een heel andere Iemand af; als Hij het u vergeeft, dan is het door mij ook vergeven, amen!' -Daarmee verlaten wij de rechtszaal en gaan ons lichaam de nodige rust geven.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Wat de elf betreft, laat hen ook vrij nadat je al hun schatten bemachtigd hebt! Stuur de keizer dat wat van hem is, en geef hem maar een zelfbedachte reden op voor de vertraging; maar geef de tempel ook haar deel uit de grot bij Chorazin, vertel de opperpriester, daarbij, hoe de schatten door de elf Farizeeën al een aantal jaren geleden zijn ontdekt, maar de tempel zijn onthouden aan wie ze eigenlijk behoren, en dan zal de tempel deze zaak met de elf wel heel passend behandelen.
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zou de schatten wel allemaal in een oogwenk door Archiël hier kunnen laten brengen, maar er is hier nu te veel volk, en zo'n wonder zou te veel opzien baren; daarom doe ik dat niet. Maar Ik zal jullie toch in het geheim zo helpen, dat je dit werk -waarvoor je normaal gesproken zeker drie dagen nodig zou hebben - in één dag, dus vandaag, helemaal klaar krijgt. Treuzel nu echter niet, maar ga naar links en rechts!
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Die ouders gaven dan hun buren opdracht om hun kinderen en hun eigendommen, als die na de bekendmaking nog aanwezig waren, in ontvangst te nemen; en zo werd daar bij de verdeling ook rekening mee gehouden, en iedereen kreeg exact wat hem toekwam. En iedereen kreeg van Kisjonah, uit het derde deel van de schat uit de grot, op grond van de nog komende afrekening zoals Ik die bepaald had, een som van honderd pond. Na dit werk en deze schenking mochten alle deelhebbenden, waar er natuurlijk een paar honderd van waren, weer uit Kis naar huis gaan nadat hen eerst nog door Faustus een goede les en vermaning werd gegeven.
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik, dezelfde Christus die voor tweeduizend jaar als God en mens op deze aarde leerde en werkte, geef in deze tijd dit gebeurde van lang geleden door een daarvoor uitgekozen knecht opnieuw aan de mensen. Nu zou iemand wel eens kunnen vragen:
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Hoe zit dat nu? Deze kinderen zouden, als ze hier niet opgevangen waren, als pand van de Farizeeën in hoogstens tien tot twaalf dagen, voor een deel in Sidon, Tyrus, Césaréa, Antiochië en zelfs in Alexandria door de vaste slavenhandelaars verkocht zijn. Misschien meer dan de helft daarvan waren toch wel kinderen met een goede opvoeding, en er staat nergens aangegeven, dat Ik hen als grote kindervriend bezocht of zelfs maar een woordje met hen sprak. In andere gevallen daarentegen liet Ik de kleinen toch meteen naar Mij toe komen om ze aan Mijn hart te drukken en te zegenen!
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Dan zeggen de elf: 'Wij hebben wat daar ligt gedurende vijftien jaar door toegestane handel verworven; maar volgens een van onze nieuwere tempelvoorschriften mogen wij slechts een bepaalde som voor ons noodzakelijke levensonderhoud hebben, en moeten wij alles wat er meer is aan de tempel afgeven. Als er bij iemand van ons, die in het land verspreid wonen, bij de jaarlijkse zeer strenge controle door de tempel een beduidend overschot wordt gevonden, bestraft men de betreffende persoon genadeloos als bedrieger van God. Om ons derhalve aan de straf te onttrekken en dan toch voor speciale gevallen iets te hebben, hebben wij de verborgen grot in het gebergte van Kisjonah uitgekozen en daarin hebben wij onze aanzienlijke overschotten opgeslagen. Dat is het hele geheim van de genoemde grot.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zei: 'Beste vriend en broeder! ledere dag die met goede daden gevuld wordt is een echte sabbat, en op iedere dag waarop men iets gedaan heeft wat beslist goed is, heeft men alleen al daardoor een echte sabbat gevierd. Daarom moet je op deze sabbat zoveel goeds doen als je maar kunt en wilt, en het zal je zeker niet als zonde aangerekend worden, behalve door de slechte wereldse dwazen, die zelfs de wind vervloeken als hij op sabbat waait, en dat ook doen met de regen en de scharen door de lucht vliegende vogels. Zulke dwazen moeten ons nooit dienen als een te volgen voorbeeld, maar alleen als een bovenal afschuwwekkend voorbeeld. want zij vervloeken het goede en willen dat hun slechte daden door de hele wereld hoog geroemd worden! Nu weet je wat je op iedere sabbat moet doen!
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Op die vraag geef Ik het volgende antwoord: In de eerste plaats waren deze kinderen natuurlijk al merendeels ouder dan negen jaar, en daarbij waren ook meisjes van veertien tot zestien jaar en ook jongemannen, en je kon dus niet, zonder een zekere aanstoot te geven, het vertrek van zulke jonge, halfnaakte mensen binnenkomen. Ten tweede waren het echt niet zulke heel onschuldige kinderen meer, zoals Ik ze nog hier of daar wel eens aantrof; maar voor het merendeel waren ze lichamelijk en moreel grondig bedorven. De pederastie en het verkrachten had nergens zo'n schandalige vorm aangenomen als in de grensgebieden tussen de Joden en Grieken. En daarom was voor de verdorven kinderen deze door Mij toegelaten les niet helemaal voor niets; want in de eerste plaats moest het hen voorkomen als een behoorlijke straf voor de verdorvenheid en ten tweede werden zij daardoor gewaarschuwd tegen het verdere dienstbaar zijn aan de zinnelijkheid van geile Grieken. Faustus prentte dan ook in zijn vermanende toespraak heel indringend ouders en kinderen in om met alle ernst een godvrezend leven te gaan leiden, als ze niet bij een volgende zonde heel gevoelig door God gestraft wilden worden.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Want er is een groot verschil tussen een rein en een heel onrein kind. Het eerste kan direkt door Mij geleid worden, maar het tweede kan slechts indirect op naar behoefte nodige doornige wegen geleid worden, zoals in dit waar beschreven geval duidelijk zichtbaar is.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Men moet daarom ook niet zo voorbarig zijn om te vragen, waarom niet zelden, kinderen die beslist niets misdreven hebben of althans niet toerekeningsvatbaar zijn, door Mij lichamelijk harder aangepakt worden dan oude zondaars, die hun zonden net zo moeilijk zouden kunnen tellen als het zand van de zee.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64  ...