Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16418 resultaten - Pagina 52 van 1095

...  40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65  ...
[7] Want daarop zeg Ik: Wie een boom op een bepaalde manier wil buigen, moet zolang de boom nog jong en meegaand is deze in de gewenste richting buigen. Als de boom eenmaal oud is geworden, dan moeten er al buitengewone middelen aan te pas komen om hem met de grootst mogelijke moeite een andere richting te geven; een heeloude boom kun je geen andere richting meer geven -behalve de laatste, door hem om te hakken.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Wel, Hij zendt Zijn engel, laat het gemene en sluwe werk van de slechte helpers afbreken en als vreemde stukken door allerlei schijnbaar lichamelijke ziektes uit het lichaam verwijderen.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als men het kind niet volledig bezeten wil laten worden moet dit lichaamsvreemde door wat voor geschikte ziekte dan ook verwijderd worden. Om een zwakker kinderzieltje niet te zeer te kwellen, kan men ook de ziel tot aan een bepaald tijdstip behoeftig in het voor de helft vreemde lichaam door laten leven. Waarna men haar dan door lessen van de uiterlijke en innerlijke geestenwereld samen tot zoveel inzicht kan brengen, dat zij ten slotte zelf haar parasieten door vasten en allerlei andere ontzeggingen begint uit te drijven. Ook kan men haar, als de parasieten te hardnekkig zijn, het gehele lichaam ontnemen en dan zo'n ziel in een andere wereld voor het eeuwige leven opvoeden.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Als een moeder de door Mozes als onrein aangegeven spijzen eet, dan moet ze het kind niet zogen, maar het door een ander laten zogen die reine spijzen gebruikt, anders zal ze met het kind veel zorgen krijgen.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kijk, Ik laat door Mijn engelen elk jaar alle vruchtbomen waar de mensen de vruchten van eten, zeer zorgvuldig onderzoeken, zodat geen appel, geen peer en geen wat voor naam hebbende vrucht dan ook die tijdens de bloei gevormd wordt, rijp wordt, als zich daarin de een of ander voor de ontwikkelingsfase van de vrucht nog te onreine geest binnengesmokkeld heeft; iedere vrucht, die daaraan lijdt, wordt geheel onrijp van boom of struik verwijderd.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] IK zeg: "Ga heen, en zoek een slaapplaats! Want aan dit kwaad waaraan alle dieven door de hand van de satan sterven, zul ook jij in de naaste toekomst sterven; want je was, bent en blijft een dief! Zolang je bang bent voor de wettelijke gevolgen gedraag je je openlijk nog niet als een dief; maar in je hart ben je het allang! Als Ik nu alle wetten zou opheffen, dan zou jij als, eerste naar de schatten buiten grijpen, want je hart kent geen redelijkheid en rechtvaardigheid. Het is jammer voor je hoofd dat daaronder geen beter hart klopt! - Ga nu slapen en wees morgen nuchterder dan vandaag!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Met deze vermaning gaat Judas rood van schaamte de eetzaal uit naar zijn slaapvertrek en gaat liggen, en denkt ongeveer twee uur lang erover na hoe hij datgene, wat Ik hem heb voorspeld, zou kunnen ontlopen. Maar hij vindt in zijn hart geen oplossing omdat door het denken zijn gouddorst opnieuw oplaait, en zo slaapt hij in. - Wij gaan ook slapen omdat de twee voorgaande nachten zeer vermoeiend waren. De ochtend liet echter niet lang op zich wachten.
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Daarom ben Ik niet voor een straf waar de dood op volgt, omdat deze voor de gedode van geen enkel belang is en ook voor welke gerechtigheid dan ook geen bescherming biedt of nut heeft. Want heb je er één gedood, -dan hebben duizenden je daarvoor wraak gezworen! Maar Ik ben vanwege de noodzakelijke goddelijke orde er helemaal vóór, om een misdadiger de strengste kastijding te laten ondergaan en daarmee door te gaan totdat een algehele verbetering is ingetreden! Een juiste kastijding, die geheel rechtvaardig op het juiste moment wordt aangewend, is beter dan geld en het zuiverste goud; want door de kastijding wordt de ziel meer en meer los gegeseld van haar materie en richt zich uiteindelijk op haar geest. En als de kastijding dit tot stand heeft gebracht, heeft ze een ziel voor de ondergang en zo de gehele mens voor de eeuwige dood gered.
Hoofdstuk 1: Het kastijden van misdadigers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] FAUSTUS zegt: "Heer, inclusief het bedoeninkje! Daar sta ik borg voor! O Heer en Vriend! Wat hebben deze zwartjassen mij al veel onaangenaamheden bezorgd; de domme wet beschermde ze echter, en met de beste wil kon men hen nergens op pakken. Voor mijn ogen begingen ze de afgrijselijkste onrechtvaardigheden en ondanks alle ter beschikking staande macht, was daar niets tegen te doen. Maar nu heeft de satan ze dan toch eens in de steek gelaten, en ik heb nu een heft in handen waarvoor deze kerels zullen beven als een loszittend boomblad tijdens een storm die door de bossen raast! Het bericht aan opperstadhouder Cyrenius is een meesterwerk, dat hij gewaarmerkt, tesamen met de belastingen, direkt naar Rome zal versturen. Het schip van de keizer , met vier en twintig roeiers en bij goede wind zelfs voorzien van een groot zeil en een stuurrad, is vanaf Tyrus, Sidon en Caesarea binnen twaalf dagen aan de Romeinse kust en binnen handbereik van de keizer! Verheug je er binnen nogmaals twaalf dagen maar op, jullie zwartjassen! Aan jullie hoogmoed zal op een bijzondere manier paal en perk worden gesteld!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] IK zeg: "Vriend! - Ik zeg je: Juich niet te vroeg! De ene kraai pikt de andere de ogen niet uit! Het zal de elf binnen de muren zeker niet naar wens gaan! Zij worden weliswaar niet gedood, maar in plaats daarvan levenslang in de eeuwige altijd aanwezige boetedoeningcel opgesloten! Maar in de openbare verontschuldiging aan Rome zullen ze als wol zo wit gewassen worden, en dan zal men eerst van jou verdere uitleg eisen, en je zult erg veel moeite hebben om alle vragen uit Rome naar tevredenheid te beantwoorden. Er zal je weliswaar geen haar gekrenkt worden, maar je zult een zekere overlast nauwelijks kunnen voorkomen als je niet met de vereiste getuigen en andere aanwijzingen op de proppen komt. Daarom laat Ik Pilah bij jou; hij zal je bij alles goed van dienst zijn. Laat hem echter zo snel mogelijk Romeinse kleren aantrekken, zodat hij door de in Kapérnaum gestationeerde collega's niet wordt herkend! Want Ik kan je wel zeggen: satan heeft zijn regiment lang zo listig niet georganiseerd als dit slangenbroed. Wees jij dan ook behalve zoals altijd zachtmoedig als een duif, sluw als een slang, anders speel je het niet klaar met dit geslacht!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Als iemand echter, om te kunnen geloven, een teken van je verlangt, geef dat dan niet. Want wie de waarheld om de waarheld zelf niet wil erkennen, en deze geen voldoende teken voor hem is, voor diegene is het beter dat hij blind blijft. Als hij door een teken gedwongen wordt de waarheid te aanvaarden, en dan toch de leer niet volgt, betekent het teken een dubbel gericht voor hem. Ten eerste is hij door het teken gedwongen de waarheid als waarheid te aanvaarden -of hij deze in zijn blindheid nu ziet of niet-, en ten tweede moet hij volgens de goddelijke ordening innerlijk duidelijk in een zwaarder strafgericht vallen, als hij niet handelt volgens de hem door dat teken opgedrongen waarheid, of hij de waarheid nu volledig als waarheid erkent of niet. Want het gebeuren van het teken kan hij niet ontkennen, en dat is reeds voldoende; het begrip of het onbegrip is voor niemand een rechtvaardiging.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Kijk, daarin ligt nu juist het strafgericht dat de verlanger van het teken over zichzelf heeft afgeroepen door het op zijn verlangen geproduceerde teken dat hem het onomstotelijke bewijs heeft geleverd waartegen hij niets in kan brengen. Omdat hij daarna toch doorgaat met zijn verkeerde levenswijze, wordt hij aldus een bestrijder van de eeuwige waarheid die hij dan ook in feite heel krachtig verwerpt, ondanks het feit dat hij het onvernietigbare teken, dat hem als bewijs van de waarheld is gegeven in geen eeuwigheid uit de weg kan ruimen alsof het niet behoorde bij de aan hem geopenbaarde waarheid. Daarom is met geen woorden uit te drukken, hoeveel beter het is, om voor het bewijzen van de waarheld nooit een teken te geven.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Als je bij een zieke wordt geroepen, leg hem vóór de prediking eerst de handen op, zodat hij beter wordt. Als hij je vraagt: "Vriend, hoe kon je dat?" zeg dan pas: "Door het levende geloof in de naam van Diegene, die door God uit de hemel werd gezonden om alle mensen werkelijk zalig te maken!" -Als hij vervolgens de naam wil weten, geef hem dan, afhankelijk van de grootte van zijn bevattingsvermogen, zoveel inleiding in de leer, dat hij de mogelijkheid van zo'n verschijnsel begint in te zien.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Kisjonah laat nu alles te voorschijn halen, Baram, die nog steeds geen afscheid van ons kon nemen, laat door zijn mensen zijn overgebleven wijn en broodvoorraden halen. Jaïruth en Jonaël, die Mij ook niet wilden verlaten vragen Mij eveneens of ze op deze tocht mee mogen.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Nu gaan we verder en bereiken een erg grote en hoge hal, die echter niet donker, maar heel behoorlijk verlicht is; want deze hal bevat een aantal aardoliebronnen, die al heel wat jaren geleden door mensen, die in deze grot woonden, aangestoken zijn en sinds die tijd in lichterlaaie stonden en met verscheidene machtige vlammen brandden en deze grote hal voor een deel verlichtten, Ook bevond zich in de hoge koepel van deze hal een tamelijk wijde uitmonding in de open lucht waardoor een redelijk helder daglicht viel, en zodoende is deze grot zoals reeds gezegd heel behoorlijk verlicht.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 - 52 - 53 - 54 - 55 - 56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65  ...