Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2241 resultaten - Pagina 7 van 150

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Toen we echter met ongeveer honderd mensen ongezien waren ontkomen aan de menigte, die voor het huis nog steeds wachtte tot Ik met de leerlingen naar buiten zou komen en daar mogelijk weer een wonder zou doen of een toespraak zou houden, waarbij ze Mij dan, volgens het plan van velen onder hen, tot Koning der Joden uit zouden roepen, kwam er een dienstmaagd uit Mijn huis naar de menigte toe en vroeg aan een man, die ze erg aantrekkelijk vond, wat al die mensen nu eigenlijk hier zochten. En de man zei: 'Wij zijn hier, om Jezus, de machtigste der machtigen en de wijste der wijzen, tot Koning uit te roepen! Want wij waren er bij, toen zee en wind Hem gehoorzaamden en de verschrikkelijkste menselijke en geestelijke duivels voor Hem moesten vluchten! Hij is stellig de beloofde gezalfde van God, die zou komen om het volk van God te verlossen van het harde juk van de tirannie van Rome! Daarom is het nu de tijd, om Hem uit te roepen tot de door alle Joden erkende en aanbeden Koning van Gods volk! Wel, daarom zijn wij hier! -Wat doet Hij eigenlijk zolang in huis, dat Hij niet even naar ons hier buiten komt?!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Dan zegt de bijdehante spreker van daarnet: 'Heb maar even geduld, u zult het zo dadelijk zien! Kijk, het is vandaag sabbat; op deze dag komt meestal, zoals u het in de synagogen en scholen leert, het heil van boven! Dit keer is het heil van de mensen reeds beneden, en daarom komt er nu iemand, die nog geen heil heeft, van boven naar u daar beneden om daar zijn heil te zoeken. Er gebeurt hier dus niets dat strijdig is met de sabbat; want het is toch wel hetzelfde of op de sabbat het heil van boven naar beneden komt, of dat iemand het heil beneden zoekt, omdat het al vóór hem uit de hemel naar beneden kwam bij de blinde mensen, die het niet kunnen zien ook al stoten ze hun neuzen ertegen!'
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Na deze woorden strekte de zieke. opeens geheel gezond. zijn voorheen allerellendigst verdraaide en ten dele reeds verdroogde ledematen uit en in datzelfde ogenblik kwam ook al het vlees weer terug. Hij bedankte Mij snikkend van overgrote vreugde. stond van zijn bed op en was meteen weer zo sterk en krachtig. dat hij dadelijk de touwen van het bed losmaakte. vervolgens het bed onder zijn linker arm nam, zich met het tamelijk zware en omvangrijke bed met gemak door het grote gedrang een weg baande en het zelf tot Kapérnaum naar huis droeg! (Matth.9:7)
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Zijn zoon Johannes predikte te Bethabara de waarheid en riep jullie gewetenloze misdadigers in het heiligdom van God op tot boetedoening en tot terugkeer naar Mozes en diens zuivere leer; en wat deed je met hem?! Waar kwam hij terecht?! Hij verdween; -zover ik weet is hij 's nachts door boosaardige beulsknechten opgepakt!
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Johannes, de evangelist, zegt: 'Vrienden, ik weet precies hoe het zit, en ben er geheel mee op de hoogte, maar het ogenblik is nog lang niet gekomen om jullie dat te vertellen. Er komt beslist een moment, waarop u het van Hem Zelf zult horen! Tot zo lang moeten Zijn daden en Zijn wijsheid voldoende voor u zijn'. De Farizeeën en schriftgeleerden drongen er wel bij Johannes op aan, dat hij hen toch. tenminste een paar aanwijzingen zou geven, maar Johannes liet zich niet overhalen. Toen gingen er verscheidene tolbeambten en de opzieners naar hun werk, omdat ze klaar waren met het middagmaal en er kwam ruimte aan de grote tafel.
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Tijdens dit prettige samenzijn, waarbij de Farizeeën en schriftgeleerden ook met de tollenaars en zogenaamde zondaars steeds beter overweg konden kwam een keukenmeisje naar de huisheer toe en zei: 'Wat moeten we doen? De vissers zijn nu pas gekomen, ze hebben vis gebracht en willen iets te eten en te drinken hebben, maar omdat we vandaag toevallig zoveel vreemde gasten hebben, die zo goed als onze hele voorraad opgegeten hebben, weten we in de keuken niet wat we moeten doen. Matthéus, de tollenaar, vraagt: 'Hoeveel zijn het er?' Het meisje antwoordt: 'Het zijn er wel twintig,' Dan zegt Matthéus, de tollenaar: 'Laat ze maar binnenkomen, hier is nog genoeg voorraad!'
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Petrus zegt: ' Johannes vastte voor datgene wat wij hebben, en wij vastten met hem volgens zijn leer en strenge prediking. Johannes kondigde Degene aan, bij Wie wij zijn, en hij getuigde van Hem. Toen Deze echter kwam en zich zelfs door Johannes liet dopen, vertrouwde Johannes niet geheel en al op zijn gevoel, en dat deden jullie ook niet. Want terwijl Johannes onder invloed van de Geest over Jezus getuigde en, toen Deze naar hem toe kwam, tegen ons zei: 'Zie, Die daar komt, Die is het van Wie ik tegen jullie gezegd heb, dat Hij na mij zal komen, Die ik niet waardig ben de riemen van Zijn schoenen los te maken!', had hij toch nog zijn verborgen twijfels, net zoals jullie, en hij twijfelt tot op dit uur nog. Daarom vast hij nog steeds, en jullie vasten ook; bij ons gelovigen wordt echter niet meer gevast! Dat jullie nog vasten is jullie eigen schuld! En zo hoort het ook, want zoals de blinde zijn ogen niet kan laten genieten van het licht en haar kleuren, zo zal ook degene, die in zijn hart blind is, zijn hart en zijn maag niet kunnen verzadigen. Begrijp je dat?
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Matthéus bevestigt mijn uitspraak geheel en al en zegt: 'Heer, het is vandaag jammer genoeg weer zo ver, en ik weet niet, wat ik morgen de gasten zal voorzetten. Maar zo was het al vaker, en ik vertrouwde op God, -en heus, er kwam altijd weer voldoende, zodat ik de gasten alles kon geven wat ze nodig hadden!'
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Dan komt het keukenmeisje geheel buiten adem binnen en zegt tegen Matthéus: 'Heer, heer, kom eens kijken! Daarnet kwam een groot aantal jonge mannen en bracht allerlei voedsel in zo'n hoeveelheid, dat we het in een jaar nauwelijks op kunnen! En alles ziet er zo vers en goed uit! Ook de korenzolders zijn van boven tot onder gevuld, en de zakken in de kelder zijn helemaal vol met de beste wijn! Heer, heer, wie bezorgt dat nu allemaal op de Joodse sabbat?'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Nauwelijks zijn deze woorden verklonken, waarbij Ik nog wat door praat over de oude kleren en over de jonge wijn en over de zakken, als in aller ijl een overste uit Kapérnaum ( de Romeinse overste Cornelius) binnenkomt, gewoonweg op Mij afstormt, voor Mij neervalt en bijna buiten adem uitbrengt: 'Heer! Vriend! Goddelijke meester en heiland! Mijn liefste dochter, die mijn naam draagt, mijn heerlijke, goede en mooie dochter is gestorven!' (Toen huilde de overste en kon een tijdlang niet spreken van verdriet. Na een poosje, waarin hij wat op verhaal kwam, sprak hij pas verder:)
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat wij al tamelijk Iaat in de middag uit het huis van Matthéus weggegaan waren, kwam er zo ongeveer halfweg naar Kapérnaum een vrouw snel achter ons aan, die, net als al eerder een Griekse vrouw, ongeveer twaalf jaar aan bloedingen leed, en die door niemand geholpen kon worden. Deze vrouw, die het verhaal van de vorige Griekse gehoord had, raakte slechts de zoom van Mijn opperkleed aan (Matth. 9:20) en werd op slag gezond. Want haar innerlijke gevoel dwong haar om tegen zichzelf te zeggen: ' Als ik slechts de zoom van Zijn gewaad zal aanraken, dan zal ik genezen!' (Matth. 9:21) En zo gebeurde dan ook ogenblikkelijk wat ze geloofd had. En ook zij merkte dadelijk, dat door het gelovige aanraken van Mijn gewaad de bron van haar twaalfjarig lijden verdroogd was.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Deze vrouw was een Jodin en geen Griekse; maar ze woonde niet ver van een Griekse nederzetting, kwam vaak bij de Grieken en hoorde veel van hen en zo hoorde ze ook van de genezing van de vorige Griekse, waarover Markus en de schilder en dichter Lucas later schreven. Omdat deze twee voorvallen zo veel op elkaar lijken, worden ze zelfs door de geleerdste godgeleerden als één voorval gezien, hetgeen beslist bezijden de waarheid en koren op de molens van de twijfelaars is.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Toen Ik met de leerlingen in de grote kamer kwam en hun onzinnige spektakel zag en hoorde (Matth. 9:23), beval Ik, dat ze vóór alles op moesten houden met hun kabaal, en vervolgens uit de kamer en helemaal uit het huis moesten gaan, omdat de dochter niet gestorven was, maar slechts sliep.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De dochter zegt: 'Ja, ja, nu herinner ik me weer heel precies, dat ik erg ziek was; tijdens het ziek zijn kwam er een heel prettige slaap over mijn oogleden, ik sliep in en had een wonderheerlijke droom. Naar welke kant ik ook keek, overal was licht en niets anders dan licht, en in het licht vormde zich een wonderheerlijke wereld. Onbeschrijfelijk prachtige tuinen zag ik, omstraald door het helderste licht, en het ene schitterende na de andere dook op. Maar geen levend wezen scheen deze heerlijkheden te bewonen, en toen ik zo vol verbazing deze grote pracht bekeek en er maar steeds geen levend wezen te zien was, begon ik banger en banger te worden door al dit onbeschrijfelijk prachtige. Ik begon te huilen en te roepen; maar van geen enkele kant kreeg ik ook maar door; de geringste echo het een of andere schijnbare antwoord. Toen werd ik! steeds treuriger tussen de steeds groter wordende heerlijkheden.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen ik zo treurig te moede neerzonk en hard om jou, mijn vader, begon te roepen, zie, toen kwam opeens deze vriend uit de tuinen, pakte mijn hand en zei: 'Sta op mijn dochter!' Toen verdwenen in één keer al de heerlijkheden, die mij treurig hadden gemaakt, en ik ontwaakte terwijl deze vriend me nog bij de hand hield. Ik kon me niet direkt al datgene herinneren, wat ik had gezien; maar toen mijn volle herinnering mij als het ware uit de hemel werd teruggegeven, herinnerde ik me al het geziene en in de droom beleefde weer net zoals ik het je nu heb verteld.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...