Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 7 van 124

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] IK zeg: "Beste vriend Jaïrus, je praat zoals je menselijke verstand je dat ingeeft, maar God doet zoals Hij het op Zijn goddelijke manier al eeuwen inziet en begrijpt, en inzien en begrijpen moet, omdat anders jij, en alles wat bestaat, niet zou bestaan! Maar daarnaast doe je met je verwijten God toch onrecht.
Hoofdstuk 69: Nogmaals in de grafkelder van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] En zo zal het gebeuren dat de mensen de eer aan zich zullen trekken, die zij God behoren te geven. Het loon voor hun werken zal echter dan ook zeer nadrukkelijk daaruit bestaan, wat ze zichzelf toegeëigend hebben! In het hiernamaals zal men hen echter niet kennen en zij zullen in de grootste duisternis gestoten worden, waar huilen en tandenknarsen hun lot zal zijn, omdat de grote duisternis een eeuwige ruzie en onenigheid veroorzaakt! Daarom laten wij voorlopig alles zoals het is, want alle knopen zullen pas in het hiernamaals geheel ontward worden!"
Hoofdstuk 72: Het echte dienen van God. In Nazareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De spreker, die CHIWAR heette, antwoordde: "Heel goed! Dat is duidelijk, maar de vraag is, wat is de reden van het in zekere zin sterven van de ark des verbonds! Bestaan doet ze nog en zo nu en dan staat zij nog op de plaats van de valse in het heilige der heiligen, -wat echter in deze tijd haast niet meer gebeurt vanwege het frequente bezoek dat de allerheiligste ruimte thans ten deel valt. Men weet toch maar al te goed, dat voor nauwelijks dertig jaar, behalve de hogepriester, die het recht had om op de stoel van Aäron te zitten, geen mens in het allerheiligste mocht komen, en de hogepriester zelf maar tweemaal per jaar, volgens de gebruikelijke voorschriften; alleen in buitengewone omstandigheden mocht hij ook wel drie of viermaal in het allerheiligste komen.
Hoofdstuk 52: De verdwenen vuurzuil boven de ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] En FAUSTUS zei: "Ecce homo! Zie, dat is ook een mens! Een mooi lot voor het zinnelijke vlees van de mensheid! Een afschuwelijk uitziende benige kop, spaarzaam voorzien van een paar aan elkaar klevende haren, een ingevallen groenachtig bruin borstvel, waar hier en daar half weggerotte ribben doorheen steken, de zwarte wervels van de ruggengraat, waarover toch nog wat sporen van verteerde met schimmel bedekte darmen hangen. Dan de voeten, -die zien er helemaal verschrikkelijk vervormd uit, vol rot en schimmel! En onze neuzen merken ook, dat we ons niet in het magazijn van een balsemverkoper bevinden, want de stank is erger dan ik verwacht had! Nee, dat is een aanblik, die heel geschikt is om aan de mens zijn bestaan zo smadelijk mogelijk voor te stellen, want tenslotte staat zo'n lot toch een ieder van ons te wachten! Daarom geef ik veel meer de voorkeur aan het verbranden van lijken boven het begraven. "
Hoofdstuk 70: De opwekking van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg tegen Judas Iskariot: "Broeder Thomas klaagt met recht over jou! Ik zeg je: Neem de waarschuwing ernstig ter harte en wordt een mens! Als duivel vind Ik je walgelijk en kun je wel gaan! Want Mijn gezelschap is een heilig gezelschap omdat de Geest van God er doorheen waait, en in zo'n gezelschap kan en mag geen duivel bestaan!"
Hoofdstuk 75: Het geheim van de zelfontwikkeling van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Goed, Josoë! Als Ik zal zien dat je trouw blijft aan je voornemen, dan zal Ik je ook kracht uit de hemel zenden, waarmee je dan in staat bent om nog meer goeds te doen. Waaruit die kracht zal bestaan zul je pas merken als je haar krijgt. Maar nu gaan wij rusten, want het is inmiddels al bijna middernacht. Morgen komt er weer een dag en Ik wil van te voren niet onderzoeken wat hij zal brengen, maar wat hij zal brengen, dat zullen wij allen aanvaarden. Het goede zal ons deelachtig worden en het kwade zullen wij weten af te zonderen. Dus gaan wij nu slapen!"
Hoofdstuk 80: Cyrenius neemt Josoë op. De dood van Johannes de doper. Jezus in de woestenij en aan de zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Waarom zou ik het volk het geloof ontnemen, waarop het nog steeds zoals ik denk, onbegrensde hoop stelt, en waarbij wij priesters in ieder geval een goed werelds bestaan hebben? Als wij echter nu, omdat wij geen werkelijke achtergrond meer hebben, onze snaar te veel spannen, dan zal hij breken, en dan zal het ineens uit zijn met ons gezang en dan kunnen wij later naar visnetten op zoek gaan en daar gaan te vissen, waar het meer het diepst is.
Hoofdstuk 84: Het getuigenis van Chiwar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Jij hebt nu de vrije keus om te doen wat je het beste lijkt; voor ons is het maar een klein eindje naar de Romeinen! Zij zijn, goddank, onze vrienden, maar voor jou zou de weg wel eens heel lang kunnen worden! De menselijke wijsheid vereist toch om geen lege voor een volle noot aan te nemen! Wat kun je dan van de hebzuchtige tempel, die toch allang een lege dop is, nog verwachten? Is het dan niet veel verstandiger om met een veelbelovende ontwikkeling mee te gaan? Ik zeg je rechtuit, dat nu al de grote en machtige heren uit Rome zich als lammeren door Jezus laten leiden! Als Hij hen nu gewonnen heeft voor Zijn waarlijk goddelijk zuivere leer, wat moeten wij dan tegen Hem beginnen? Als je ook maar aanstalten maakt om Hem op te pakken, ben je zelf al zo goed als opgepakt, en geen mens zalook maar één stap verzetten om je vrij te krijgen. Als je je echter verstandig gedraagt, dan zullen de Romeinen ook jouw vrienden worden, en jij zult dan net als Jaïrus een goed bestaan hebben! Maar doe nu wat je wilt, de gevolgen zullen je wel aangeven of wij jou een vriendschappelijke of een vijandige raad hebben gegeven!"
Hoofdstuk 84: Het getuigenis van Chiwar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[20] Je zou al heel grondig moeten veranderen, wil je bij ons een goed bestaan op kunnen bouwen! Maar dat schijnt volstrekt onmogelijk voor je te zijn. Want uiterlijk een vriendelijk gezicht zetten, maar innerlijk in het hart een verscheurende wolf zijn, dat gaat bij ons beslist niet, omdat wij allen merkwaardig genoeg zoveel profetische geest bezitten, dat we je precies kunnen zeggen wat jij in jouw door en door slechte hart denkt!
Hoofdstuk 86: Korah, de nieuwe overste, Iaat zich raden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] Ja, als je je hart geheel en al zou omvormen en het door de zuivere goddelijke wijsheid en waarheid helemaal zou laten doorgloeien, zullen wij je bij het volk aanbevelen, en dan zul je hier een goed bestaan hebben. Maar jouw hogepriester, jouw Pilatus en zelfs jouw Herodes, zullen je hier van geen enkel nut zijn!"
Hoofdstuk 86: Korah, de nieuwe overste, Iaat zich raden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] De OVERSTE zegt: "Als de zaken zo staan, waaraan ik direkt niet twijfel, dan moet hij zonder meer op een onbegrijpelijke wijze met de almachtige geest van Jehova in nauwe verbinding staan, zoals bijvoorbeeld Mozes of Elia, die ook vuur uit de hemel kon roepen dat hem gehoorzaamde. Misschien heeft hij ook nog veel wonderbaarlijks gedaan dat niet opgeschreven is, maar waarover nog wel volkssagen bestaan waaraan men natuurlijk maar weinig geloof kan hechten, maar waarin over het geheel genomen toch veel waarheid zou kunnen zitten!
Hoofdstuk 88: Chiwar over de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Men kan daarom ook nooit een speciale vriendschapsband met hem sluiten, omdat hij die beslist niet houdt, -dat is Herodes! En onze verheven Heiland Jezus zal dat net zo goed weten als één van ons, en is daarom volkomen terecht uitgeweken, want ook al had Herodes zich honderd keer van de onkwetsbaarheid van Jezus overtuigd, dan zou dat voor Herodes toch zoveel als niets bewijzen. Voor hem levert dat wat vandaag plaats vond, zeker geen bewijs voor morgen; want deze mens heeft hetzij geen herinnering, of hij leeft volgens principes waarmee alleen hij, maar naast hem geen ander mens bestaan kan!
Hoofdstuk 92: De vrijheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Uw goddelijke zoon zou naar wat ik over hem gehoord heb meer dan genoeg macht hebben om alle onbetamelijkheden van de wereldse mensen in één klap op te doen houden. Dat hij dat echter niet doet, kunnen wij duidelijk zien aan het feit dat hij in zekere zin liever voor de aardworm Herodes vlucht, dan dat hij hem in één zucht zou vernietigen! Hij, die het makkelijk zou kunnen, doet het niet, en wij kunnen het niet, -en zo blijft steeds de oude bekende, slechte situatie bestaan! Als hij weer eens hierheen komt, wil ik daarover met hem een heel ernstig onderhoud hebben."
Hoofdstuk 92: De vrijheid van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[21] En ook al toonde men hem duizendmaal duidelijk aan dat het eigenlijke recht nergens anders uit bestaan kan, dan alleen maar uit het leven van de mens volgens de geboden van God, dan begreep hij het de ene dag heel goed, maar een dag later had hij al weer zoveel verstandelijke overwegingen daartegen, dat Chiwar het er vaak erg moeilijk mee had om alles te weerleggen. En Chiwar begreep nu, waarom Ik hem gezegd had, dat hij de overste steeds goed in de gaten moest houden omdat hij nog lang niet geheel te vertrouwen zou zijn.
Hoofdstuk 94: Borus geneest een bezetene. In de omgeving van Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Hij was, zoals hij me vaak heeft verteld, iedere week viermaal dood! Eerst in de zaal van de pasgestorvenen en daarna meteen nog een keer in de zaal van de geraamtes. Daar staan in rijen, zwarte onderstellen, met deksels waarop de geraamtes merendeels slechts geschilderd zijn. Alleen op de eersten zijn uit hout gesneden geraamtes bevestigd, voor het betasten door de rondgeleide vreemden. Deze onderstellen bestaan uit banken met halfronde bovendeksels, die door banden aan de onderbank bevestigd of daarvan weer losgemaakt kunnen worden. De levende mensen moeten op de onderbank gaan liggen, dan worden de beide zijvleugels, die van buiten voor het merendeel slechts een geschilderd doodsgeraamte hebben, over hen heen geslagen. Als er dan een of meer vreemden in de zeer donker gehouden kamer komen, wordt er opgewekt. Het bevel om op te staan is dan niets anders dan een teken waarop eerst twaalf, buiten de wanden van de ruimte voor bepaalde openingen wachtende knechten, fijn gemalen hars, dat in een buis is gestrooid, over kleine vlammende pekpannen in en door de openingen moeten blazen, wat altijd veel vlammen en rook veroorzaakt.
Hoofdstuk 98: Het bedrog van de Esseense wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...