Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9982 resultaten - Pagina 7 van 666

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] Momenteel zijn wij in het bezit van een geheim om korrels te fabriceren die zeer licht ontvlambaar zijn, maar tijdens hun snelle ontvlammen in een gesloten ruimte zo 'n kracht ontwikkelen dat daardoor de sterkste en hardste rots met een grote knal in duizend stukken uit elkaar vliegt als men er van tevoren door een hiervoor gemaakte opening een paar pond van de genoemde korrels inbrengt en door een onzichtbare lont aansteekt. Om het volk te misleiden doen we wel alsof wij de rots bevelen uit elkaar te vliegen; maar uiteraard wordt dat alleen maar veroorzaakt door onze springkorrels, die wij al enige dagen van te voren heel ongemerkt op een geschikte plaats weten aan te brengen.
Hoofdstuk 38: De bekwaamheid en de daden van de drie wijzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar de knechten zeiden dat ze van een onbekende visser het geheim in handen hadden gekregen zulke vissen ook buiten het winterseizoen te vangen, en de vissen waren het zekerste bewijs dat het geheim betrouwbaar was. Toen werden hun verder geen vragen gesteld en de knechten brachten de waard weldra zo'n grote hoeveelheid geld als opbrengst van de vissen, dat hij nauwelijks ruimte genoeg vond om al het geld onder te brengen en te bewaren.
Hoofdstuk 50: De rijke visvangst. De heerlijk smakende edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Kijk, voor de hele, eindeloos grote schepping neemt God zowel wat tijd als ruimte betreft steeds een en dezelfde wijze orde in acht! Zou het God dan soms onmogelijk zijn, zonder verwekking en zonder moederlichaam een van alle wijsheid en kracht voorzien mens te scheppen, net zoals het Hem mogelijk is in een oogwenk de bliksem uit de lucht te laten komen?! Beslist niet, en Ik Zelf heb jullie daarvoor de overtuigendste bewijzen gegeven!
Hoofdstuk 63: De reden van de menswording van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] De waard ging toen snel naar buiten en schrok ontzettend toen hij in plaats van de grote edelvissen, de voorheen bij het onweer waargenomen reuzenslang daarin rond zag zwemmen.
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Hier ging het echter om een samenloop van omstandigheden, die sinds lange tijd precies berekend was voor het bereiken van een goed doel. Hier , onder dit stuk land, bevond zich reeds sinds voor jullie onvoorstelbare aardse oertijden een grote holte, die een onderaardse voortzetting van de zee was. Maar in de loop van de tijd blokkeerde en verstopte aangegroeide zeeklei de reeds vanaf het begin wat nauwe verbinding tussen de open zee en de daarmee verbonden onderaardse zee, die zijn water daaruit betrok. Toen de aanvoer van het water in de loop van de tijd helemaal opgehouden was, zakte het onderaardse water steeds verder en er ontstond daardoor een grote holle ruimte. Door herhaalde aardbevingen brokkelde onder dit stuk land het ene loshangende deel na het andere af en viel in de diepte van de holle ruimte. Daardoor is dit ingestorte stuk land natuurlijk steeds dunner geworden en kreeg het steeds minder houvast.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Leer Mij die landen kennen! Daar komen op één -zeg maar -slechte jood minstens tien Grieken en Romeinen voor die pure heidenen zijn met een echt, ontzettend duister bijgeloof Hoe zouden die het ware, geestelijke levenslicht kunnen bevatten?! In Samaria hebben we het licht reeds verspreid en het groeit daar aanzienlijk. Damascus is een grote handelsstad. De mensen daar denken er alleen maar aan hoe en waar zij hun produkten het best kunnen afzetten, en met het licht is daar voorlopig maar heel weinig te bereiken; later zal het licht echter ook wel daar komen, en daarom blijven we nu in Galilea, bezoeken onze lichtvrienden en bevestigen hen nog meer!
Hoofdstuk 79: Het afscheid van de herbergier te Kapérnaum. Het innerlijk woord als godsgeheim in het hart van een mens. (Ev. Joh. 7,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Ik kan jullie alleen maar zeggen dat de vier merkwaardige dieren niet mogelijkerwijs vier naast elkaar bestaande rijken voorstellen, waarbij uit het laatste dan nog tien koninkrijken ontstaan overeenkomstig het getal van de tien horens in wier midden nog een elfde rijk op de kop van het dier tevoorschijn kwam, waarvoor er drie van de eerdere tien horens bij het dier uitgerukt werden. Maar de vier merkwaardige dieren duiden op vier grote na elkaar volgende bestaansperiodes van volkeren sinds het begin dat er mensen op deze aarde leefden. Voor het onderzoek van hun verleden is veel chronologische kennis van de geschiedenis vereist en om hun toekomst te doorzien is een volledig geopend geestesoog noodzakelijk dat in het licht des lichts en het leven des levens verder kan zien dan tijd en ruimte.
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Maar we zijn met onze list smadelijk en eigenlijk ontzettend afgegaan. Kijk, we hebben door deze misdaad in het heilige bos ofwel de oude goden erg beledigd, of de grote toverkunstenaar; want de straf voor onze misdaad is maar al te duidelijk! De jammeraars en weeklagers op de boomtakken lijken door een onzichtbare macht vastgeklonken te zijn en kunnen ondanks alle moeite niet van hun plaats komen, en de katten in de bosjes kan geen mens benaderen, want ze lijken meer op woeste furies dan op huisdieren, ze bijten en krabben ontzettend van zich af en kunnen daarom voor geen geld ter wereld losgemaakt worden. We weten ons nu geen raad meer en voelen ons hulpeloos. Wat moeten we doen?! O wat was dat een ongelukzalige gedachte waardoor wij ons hiertoe hebben laten verleiden!
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[26] DE WAARD zei: 'O zeker; want bij mij is nog ruimte genoeg! Uit grote liefde en achting voor jullie en ook voor mijn Meester en Heer geef ik jullie alles gratis zolang je maar bij mij wilt blijven!'
Hoofdstuk 146: De ontevreden leerlingen gaan alleen naar het loofhuttenfeest in Jeruzalem. De Heer gaat hen heimelijk achterna (Ev. Joh. 7,2-13) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Terwijl Ik echter zo met hen sprak, kwamen ook DE TWINTIG JOODSE GRIEKEN haastig aangelopen. En toen zij Mij zagen, zeiden zij: 'Heer, U bent ons voor! Wij waren in de tempel en hebben Uw wijze toespraak gehoord; toen U echter tijdens die ontzettend brutale aanval van de Joden en Farizeeën opeens onzichtbaar werd, gingen wij ook snel uit de tempel zo goed als het bij die grote drukte mogelijk was, en wilden zojuist de broeders vertellen dat U er was, wat hen zeker in hoge mate verheugd zou hebben, -en nu treffen wij U reeds hier! ja, dat is voor de broeders zeker nog veel fijner, en ook wij zijn uitermate blij, U, o Heer, weer in ons midden te hebben! In het vervolg zal zo 'n scheiding beslist niet meer voorkomen!'
Hoofdstuk 148: Het bezoek van de Heer aan Lazarus in Bethanië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Ten tijde van Abraham vond er weer een grote openbaring plaats, en wel vanwege de ontzettend ontaarde bewoners van Sodom, Gomorra en de omliggende tien kleinere steden. Het was opnieuw een gericht voor deze mensen; de Dode Zee geeft tot op de huidige dag nog een sprekend getuigenis daarvan.
Hoofdstuk 150: Echte en valse profeten en openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Denken jullie dat de antichrist dat ook zal doen? O, helemaal niet! Hij zal zijn aanhangers ontzettend weinig geven -vrijwel niets dan loze, verzonnen beloftes voor het grote hiernamaals -, maar hij zal daar grote offers voor eisen, zoals nu de tempeldienaren doen, die zich voor hun ellenlange gebeden heel veel laten betalen; maar deze gebeden hebben voor niemand enig nut, niet voor deze wereld en nog minder voor de wereld aan gene zijde! En kijk, zo zal ook de antichrist het doen en de Mijnen zullen hem en zijn leerlingen en volgelingen heel gemakkelijk aan deze waardeloze en holle vruchten herkennen!
Hoofdstuk 151: De kenmerken van de antichrist - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] EEN VAN DE JOODSE GRIEKEN zei: 'Maar Heer, nu U toch weer zo bezig bent om ons zulke buitengewoon belangrijke zaken te onthullen, wilt u dan ook zo goed zijn ons te vertellen waarom nu eigenlijk niets stoffelijks voor eeuwig als zodanig kan blijven bestaan! Rotsen verweren, reusachtige bomen die vaak zo'n tweeduizend jaar alle stormen getrotseerd hebben, zoals in ieder geval de oerceders op de Libanon, sterven, vermolmen en er blijft niets van over. Ook meren en zeeën drogen uit, kortom, men ziet op de hele aarde niets dan een voortdurend ontstaan en vergaan! Alleen aan de sterrenhemel blijft het steeds nog heel aardig bij het oude; want dezelfde sterren die Adam gezien heeft, staan er nog steeds even onveranderlijk en onvergankelijk op dezelfde plaats. Wanneer U echter zegt dat ook zij eenmaal zullen vergaan, kom je natuurlijk tot de uitermate belangrijke vraag: Als die, volgens Uw zeggen ontzettend grote hemellichamen al gedurende zo'n onuitsprekelijk lange reeks aardse jaren bestaan, zouden zij toch net zo goed ook eeuwig kunnen bestaan. Hoe lang geleden zijn zij ontstaan, wie kan die tijd meten en in jaren of zelfs in tienduizenden jaren becijferen? Voor ons menselijk verstand bestaan zij zo goed als eeuwig en kunnen ook net zo goed verder de hele eeuwigheid door blijven bestaan. Waarom moeten zij dan tenslotte toch vergaan?'
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Overigens is dit heel natuurlijke verschijnsel gunstig voor onze huidige bezigheden hier; want zowel de priesters als het volk houden zo' n verschijnsel voor een teken van Gods toorn, en het volk dat in Mij gelooft, zal de priesters luidkeels verwijten dat zij Mij vandaag hebben willen laten oppakken, en dan zullen de priesters het zwaar te verduren krijgen. Maar dan zullen de priesters zich verontschuldigen en de Essenen, die zij boven alles haten, de schuld in de schoenen schuiven en hen hartgrondig gaan verwensen en verdoemen. Intussen zal de maan weer te voorschijn komen en de priesters zullen heel hoogdravend tegen het volk zeggen: 'Kijk, ontzettend blind en dom volk, omdat wij de ergste vijanden van God nu met onze volkomen macht, die God alleen ons verleend heeft, tot de orde hebben geroepen, is de toorn van God weer bedaard, en kunnen wij weer vrij ademhalen en uit grote dankbaarheid rijkelijk offers in Zijn offerkist geven!'
Hoofdstuk 156: De op handen zijnde maansverduistering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Toen zij allen de maan weer met hun lichamelijke ogen zagen, waren ~ij erg blij, en. EEN VAN DE OUDSTEN VAN DE JOODSE GRIEKEN zei tegen Mij: 'Heer, als er in Uw grote schepping ergens een wereld is waar de zielen als verdoemden gekweld worden, dan is de maan daar volkomen geschikt voor, vooral op deze naar ons toegekeerde kant! En die vreemde, erg lelijke, donkergrijs doorzichtige en mistig luchtige menselijke wezens zijn zeker niets anders dan zulke in het geheel niet te benijden, ongelukkige zielen. Als een mens op onze aarde door streken en landen reist, komt hij van de ene mooie streek vaak in een nog veel mooiere; maar op de wereld daar boven is het precies omgekeerd. Reeds de eerste en zeker nog de beste plaats die men ziet, ziet er al zo ontzettend wild en woest uit, dat men er van schrikt als van een monster. De andere plaatsen en streken zijn echter nog veel afschrikwekkender en ontzettender, en in die streken wonen menselijke wezens die er zo treurig en. verkommerd uitzien, dat men de bewoners van onze slechtste en stinkendste poelen bij hen vergeleken ware koningen zou kunnen noemen. Heer, Heer, wat zijn dat toch voor wezens?'
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...