Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2200 resultaten - Pagina 7 van 147

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[27] Dan zeg Ik: 'Goed, goed; doe wat je het beste vindt! Wij zijn vrienden bevrijd je en volg dan Mij, dan zul je waarheid en leven vinden en vrij worden door de waarheid!'
Hoofdstuk 182: Het morgengebed van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ahab zegt: 'Ja, als dat zo is, dan is dat erg voor ons, en we zullen ons eerst eens bezig moeten gaan houden met onze toekomstplannen! Ik heb er gisteren wel iets over horen mompelen, maar Ik kon toch met precies constateren wat de hele geschiedenis te betekenen had. Maar het is echt wel onze eigen schuld! Ik heb jullie al vaak gezegd dat wij met onze domheden en duisternis, waarmee wij allen in de tempel ingewijd zijn, het hier bij deze hele pientere Grieken niet zouden volhouden, en dat het voor hen kinderspel zou zijn om ons de duimschroeven aan te leggen; maar dat was altijd olie op het vuur! Nu is het onvermijdelijke gebeurd wat ik jullie al veel eerder voorgerekend heb, en ik begrijp echt niet waarom jullie dat nu zo vreemd kunnen vinden! Ik heb al zo vaak tegen jullie gezegd: Laten we toch eindelijk eens ophouden met het dom houden en het onderdrukken van het volk; want alles op de wereld heeft zijn grenzen die niet overschreden mogen worden! Wat hebben we er aan als we het volk systematisch dom houden?! De domheid zal tenslotte omslaan in boosheid, en dan zullen wij moeten verdwijnen. En nu is het zover!
Hoofdstuk 183: Ahab's list. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] 'In geen geval, broeder!', zegt Ahab. 'Maar Ik vind alleen maar dit: Wij moeten ons in alle deemoed van onze harten wel verwonderen dat Hij zoiets in ons bijzijn doet, en ons, hoewel we echt niet zulke waardevolle schepsels zijn, zo waardig acht voor Zijn liefde, wijsheid en macht, dat Hij nu juist zulke daden ten aanschouwe van ons verricht! Ik vind mijzelf tenminste voor de minste nog niet waardig genoeg! Maar als wij weten Wie Hij is, en we verbazen ons dan nog, als Hij die hemel en aarde geschapen heeft iets buitengewoons doet, net alsof een mens dat gedaan had, dan vinden wij de Heer eigenlijk alleen maar een wat buitengewoon mens! En dan vind ik, dat de manier waarop jullie je verbazing hebt getoond na het plotseling verdwijnen van de storm, niet op zijn plaats is!
Hoofdstuk 193: Op zee. De verwondering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Jullie zouden nu toch wel wat bekend moeten zijn met de geestelijke taal! Wil Ik dan naar Nazareth, als Ik zeg, dat we nu rechtstreeks naar huis zullen gaan?! Begrijp dat nu toch eens! Als Ik over thuiskomen spreek, dan bedoel Ik daarmee het innerlijk van de mens, wat een werkelijk geestelijke verzamelplaats is van het leven, de kracht, de macht en alle wijsheid. Dus daar gaan wij nu heen! Wij hebben echte innerlijke geestelijke rust nodig, en dat is een echt thuis; daarin zullen we datgene -niet voor Mij, maar voor jullie -vinden, wat voor ons mensen van vlees en bloed nodig is! Begrijpen jullie dat?'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Kisjonah zegt dan: 'Heer, U zou niet een paar dagen, maar liever een paar maanden, of op z'n minst weken met al de Uwen in mijn, maar in waarheid eigenlijk geheel en al Uw, huis moeten doorbrengen. Want in Nazareth zult U, als U geen vuur en zwavel van de hemel laat regenen, bijna of helemaal geen geloof vinden, vooral niet bij de Farizeeën en schriftgeleerden, die U eigenlijk hoe langer hoe meer naar het leven gaan staan!'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar zo zal het ook aan het einde der wereld gaan: de engelen zullen er op uit trekken en de slechten scheiden van de rechtvaardigen (Matth.13:49) en zij zullen hen in de vuuroven van hun eigen boze hart werpen, en daar zal een groot gehuil en geklapper met de tanden zijn (Matth.13:50), hetgeen de echte duisternis is voor de slechte ziel, die daarna met haar verbrande wereldse verstand zoeken zal naar dingen om haar slechte liefde te bevredigen, maar nooit iets vinden zal!' - En Ik vroeg de over dit beeld wat piekerende leerlingen na een poosje: 'Hebben jullie dit beeld ook helemaal begrepen?'
Hoofdstuk 199: De gelijkenis van de grote parel en het net. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Kijk toch! Zo hoor ik ze praten en ik zie ze tevens in levende lijve! Ze gaan nu naar de tempel om de zware levensvoorwaarden in de documenten na te lezen; maar zij vinden ze niet. De opperpriester van de tempel zegt hen echter, dat Archiël enige ogenblikken geleden de documenten ten behoeve van Murahel gehaald heeft, maar ze toch direkt terug zal brengen. En ze wachten nu in de tempel en offeren voor mij!
Hoofdstuk 214: Over de samenhang van lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] O liefde, liefde, goddelijke kracht! Hoe eindeloos ver strekt gij uw heilige armen uit! Overal dezelfde liefde! O God, hoe groot en heilig bent U, en wat is het vrije leven toch vol van verborgen geheimen! Welk mens op de gehele aarde kan de diepten doorgronden die ik nu zie?! Hoe totaalonbetekenend is de armzalige mens op deze uitgeputte aarde bezig, vecht niet zelden op leven en dood voor een handbreedte grond, terwijl in hem datgene te vinden is wat miljarden aarden nooit kunnen bevatten!'
Hoofdstuk 214: Over de samenhang van lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daarop zegt Philopold: 'Mijn Archiël! Omdat je mij al zo veel wonderbaar goeds gedaan hebt, doe dan nog één ding voor mij, en breng mij bij de Heer; want nu ik Hem heb herkend, ontbreekt mij de moed om opnieuw naar Hem toe te gaan! Als het nu aan mij lag, zou ik het liefst zo vlug mogelijk er vandoor gaan en me zodanig verbergen dat geen mens me ooit kon vinden! Maar omdat ik nu eenmaal hier ben, en allen mij goed kennen, kan ik dat niet doen; want dan zou het lachen over mij het hele dal wel vullen. Wees daarom zo goed en breng mij bij de Heer en wees daar mijn voorspraak!'
Hoofdstuk 215: Aarzel niet als de Heer roept. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Want onder degenen die je hier ziet, zijn er ook een paar van jouw wereld en anderen van een andere lichtwereld en maar weinigen van deze wereld; en die weinigen hebben niet veel te betekenen, want ze vinden de wereld nog altijd belangrijker dan Mij. Daarom kunnen ze ook maar weinig of niets.
Hoofdstuk 216: De laatsten en laagsten van de gehele oneindigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daarop hadden zij, de bedienden, gelachen en gezegd; 'Nou, pas maar op dat de boom niet zo rot is, dat hij omwaait! Het schijnt ons toe dat jullie boom eigenlijk allang dood is en er van een vrucht - tenzij je de verdorde takken met gedroogde vijgen behangt en zo iets een wonder noemt allang geen spoor meer te vinden is!' .
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Wie voor de hemel werkt die zal door de hemel, zowel nu in de tijd als eenmaal eeuwig, beloond worden; wie echter voor de wereld werkt, die zal van de wereld wel een smadelijk en vergankelijk loon oogsten; maar in de hemel zal hij zijn inkomstenboek leeg vinden, en zijn loon zal verdwenen zijn, en aan zijn geestelijke armoede zal heel moeilijk een einde komen!
Hoofdstuk 222: De vijf Farizeeën. (5.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar Kisjonah, Baram, Jonaël en Jaïruth gaan naar buiten, en Kisjonah controleert of alles in zijn grote huishouding in orde is. Overal is alles helemaal in orde, en de tolgaarders en tolbewakers zijn opgewekt en melden hun heer, dat er deze nacht nog een belangrijke vangst zou plaats vinden, die hen al aangekondigd werd.
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Joses zegt daarop: 'Heer en broeder! Dat heeft vader Jozef ons al geleerd, en daarom hebben wij de kleine bezitting in Nazareth dan ook nooit als een soort eigendom gezien, maar zuiver als een voor deze korte aardse levenstijd door God geleende zaak, waarvoor we Hem ook dagelijks met Jou Zelf gedankt hebben en wij hebben Hem daarnaast ook altijd gebeden, dat Hij dit kleinood voor ons wilde bewaren voor ons noodzakelijke aardse onderhoud. Zolang het Zijn heilige wil was heeft Hij het ook bewaard; maar nu zeg ik met Job: De Heer heeft het ons gegeven, en toen Hem dat behaagde, heeft Hij het ook weer van ons genomen. Zijn wil, die alleen heilig is, geschiede, en Hem alleen zij alle eer, alle lof en alle prijs! Wat God neemt, dat kan Hij rijkelijk teruggeven. Nu, als Je aardse broers en zusters vinden we dat in orde; maar al onze werktuigen en al ons huisraad heeft men ons ook afgenomen. We dachten toch wel, dat we dat terug zouden krijgen of dat we minstens iets anders bruikbaars daarvoor in de plaats zouden krijgen.
Hoofdstuk 230: Jozefs dood en zijn getuigenis over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De Farizeeër zegt: 'Het geheel, inclusief de wagens, is nog net zo onbeschadigd en compleet zoals het ontvangen werd. Wat betreft de beroemde grot, weet ik als mede eedgenoot natuurlijk precies wat deze bevat, en zonder een van ons twaalven kan geen mens de toe en ingang vinden.'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...