Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 7 van 104

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] JARAH zegt: "Oh, hoe zou dat mij niet kunnen bevallen? Ik zou hetzelfde willen, als ik het maar kon! Maar wat heb ik aan mijn goedwillendheid voor mensen als ik niet kan helpen? Alleen voor kleine gevallen kan ik mijn ouders vragen om de armen en noodlijdenden te helpen, en daarbij heeft men mij bijna altijd verhoord, - natuurlijk werd ik daarvoor vaak ook wel uitgefoeterd, omdat ik zo ontzettend weekhartig ben, maar dat deerde mij niet, - als de arme maar geholpen was.
Hoofdstuk 114: De gebeden van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De KLEINE zegt: "Heer, zolang U in ons huis blijft, zal Jarah U niet verlaten, en zou U mogelijkerwijs sterven, dan zou Jarah met U sterven! Als U echter ons huis weer zult verlaten en Jarah niet met U mee zal kunnen gaan, dan zal zij thuis zuchten en de Vader in Uw hart vragen of Hij U weer bij haar zou willen brengen, want zonder U kan Jarah nu niet meer leven!"
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar wie God liefheeft zoals deze kleine hier, dwingt God om tot hem te komen en te gaan wonen in het hart van de liefhebbende mens! En God komt en gaat dan met Zijn geest in het God boven alles liefhebbende hart wonen, en zo'n mens heeft daardoor het eeuwige onvergankelijke leven in zich en is volledig één met God!
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Het zou heel goed mogelijk zijn dat deze kerels en hun handlangers in Jeruzalem, als er ook maar een heel kleine kans voor was, U inderdaad net zo zouden behandelen als het meisje in de eerste droom heeft gezien! Ik zeg U, er hoeft maar een heel geringe mogelijkheid te zijn en daarbij nog de verwijfde slappe landvoogd Pontius Pilatus -en ze spijkeren U zo maar aan het dwarshout!
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Daarna ging Ik met de hoofdman, Mijn leerlingen en de kleine Jarah, die geen stap van Mijn zijde week, de eetzaal binnen en zette Mij aan tafel zonder bij Mijn binnenkomst een Farizeeër aan te zien of ook maar te groeten, waar zij erg veel belang aan hechtten.
Hoofdstuk 122: De test van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] De kleine JARAH zegt: "Ja, mijn allerliefste Heer Jezus, dat begrijp ik heel goed en ik weet dat niets U onmogelijk is, maar ik zou toch graag willen dat U ook als mens nog langer bij ons bleef. Want kijk, nu U bij ons bent, ziet alles er zo stralend en hemels uit, ik kan mij nu al de hemel niet mooier en heerlijker voorstellen. Daarom moet U voor mij toch ook nog als mens een paar dagen hier blijven!"
Hoofdstuk 126: De Heer waarschuwt voor de wraak der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Als Ik haar weer op de grond zet zegt de KLEINE: "Ik weet wel dat U ontzettend veel sterker bent dan ik, die voor U nauwelijks een mugje ben, want U draagt met Uw almachtige wilskracht hemel en aarde en houdt de zee in zijn diepte, hoe zou ik mij dan in kracht met U willen meten?! Maar ik bedoel dat U, omdat ik U toch zo onbeschrijfelijk lief heb, terwille van mijn liefde voor U, Zich een beetje langer hier wilt laten vasthouden!"
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De KLEINE zegt helemaal opgetogen: "Oh, God de heilige vader zij daarvoor geloofd! Nu ben ik al tevreden!"
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Daarom zou Hij Zich ook voor Jeruzalem in acht moeten nemen! Want als Hij als een vriendelijk mens daarheen gaat, is Hij net als de prediker Johannes verloren! Zolang deze in onze nabijheid aan de kleine Jordaan en in Klein-Bethabara leerde en doopte, was hij veilig, maar toen hij pas drie maanden geleden naar de grote Jordaan en de grote woestenij van Bethabara ging, was hij heel snel een offer van de tempeldienaars, die zich sluw achter Herodes verschuilden. Ook naar onze Heer en Meester liet Herodes al zoeken. Als hij Hem had kunnen pakken, wie weet wat er dan allemaal al gebeurd zou zijn! Maar de Heer kent ook van verre de harten der mensen en hun plannen, en weet ze te mijden! Want wie zal er verstandiger en wijzer zijn dan Hij?"
Hoofdstuk 128: Gesprek tussen Essenen en Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Na deze woorden staat iedereen behalve het huispersoneel op en gaat met Mij op weg. Het spreekt vanzelf dat de kleine Jarah steeds naast Mij liep, net als de hoofdman en Ebahl.
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "O jij kleine wijsneus! Wie zou zoveel stralend licht in jou zoeken!? Ik zeg je dat er op aarde maar heel weinig zijn zoals jij, maar één ding moet Ik nu ondanks al Mijn grote liefde voor jou zeggen, en dat is, dat je in de toekomst veel zuiniger om moet gaan met je zuivere wijsheid en dat je alleen dan je mond moet opendoen als het werkelijk nodig is. Hier is het echter niet nodig, omdat Ikzelf, zoals je ziet, aanwezig ben en ook in staat ben de vragen van iedereen heel passend en diepgaand te beantwoorden!
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Daarbij komen de kleine de tranen in de ogen. - Wanneer de HOOFDMAN dat merkt spijt het hem dat hij Jarah zo hard bejegend heeft, en hij zegt: "Nou, nou, wees maar weer goed! Beneden zullen wij beiden wel weer samen over mooie grasvelden wandelen, maar hier is de ruimte daarvoor een beetje te klein en ik kan zoals gezegd niet tegen mijn vervelende duizeligheid!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan wil de kleine de hoofdman bij de hand nemen en wat met hem rondlopen, maar de HOOFDMAN roept luid: "Terug! Blijf steeds drie passen van mij vandaan, kleine heks! Het scheelde zoëven niet veel of je had mij, met je opzettelijke sprong, over de rand naar beneden geduwd! O ik ken je, meestal ben je een zeldzaam goed, lief en zelfs wijs meisje, maar soms komt er een natuurlijke moedwil over je en dan zeg ik: Blijf drie passen bij mij vandaan! Ik houd anders veel van je, maar hier op deze hoogte van minstens tweeduizend manshoogten moet je steeds drie passen bij mij vandaan blijven! Je hebt alles juist en wijs gezegd, maar ik kan niets aan mijn duizeligheid op zulke hoogten doen. Ik weet en geloof dat ons allen niets gebeuren zal, maar ondanks dat kan ik me toch niet verzetten tegen die hinderlijke duizeligheid, en daarom moet je geen grapjes met mij uithalen!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Ebahl gaf Mij meteen een kleine zak vol en een beker.
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[26] Dat bracht de kleine zo in verrukking dat ze aan Mijn voeten neerzonk en voor korte tijd in een soort onmacht viel.
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...