Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 7 van 94

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Wat is dan vervolgens een levende geest? - Is hij zo'n gedachte die als een bliksem zo vluchtig wegvliegt en dan in de oneindige ruimte zich zo doet ontstaan als de losse vlok van sneeuw in de nevelige ether van de aarde?
Hoofdstuk 108: Kenans gezang over het wezen van het leven. Adams grove kritiek op dit gezang. Henochs kalmerende woorden. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[7] Zie, deze zaak is niet zo onbeduidend als je denkt. In de omgeving waar wij vandaan komen, woont deze Christus, en we hebben ons er nog steeds zeer duidelijk en levendig van kunnen overtuigen dat alle schepselen in de hele oneindigheid Hem gehoorzamen. Van Zijn kant is één enkele wenk voldoende en talloze legers van werelden houden op te bestaan en weer een wenk, en talloze legers vullen weer de eindeloze diepten van de eeuwig oneindige ruimte. Wat zeg je nu over ons probleem, dat wij je hier in jouw sfeer hebben voorgelegd?
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] De verstandspreses zegt daarop: in dat geval zijn jullie mij helemaal welkom. Voor zover het in mijn vermogen ligt, wil ik jullie graag helpen, maar niet waar het mijn vermogen te boven gaat. Jullie zullen wel gehoord hebben en weten dat mijn schatten niet uit goud en zilver en allerlei edelstenen bestaan; ook worden bij mij geen maaltijden en geen van goedsmakende spijzen voorziene tafels aangeboden. Maar wat ik heb, namelijk de overwinning van het heldere verstand, daaruit mogen jullie putten zoveel je wilt. Jullie kunnen ervan verzekerd zijn dat deze schatten jullie gelukkiger zullen maken dan wanneer jullie alle gedroomde zogenaamde hemelse heerlijkheden zouden bezitten, die op zich niets anders zijn dan heimelijk uitgesproken behoeften van een geest die niet tevreden is met wat hem gegeven is. Jullie weten dat de ruimte oneindig is, en dat de mens in deze ruimte denkt. Wie zijn gedachten tot in het oneindige laat gaan, vergeet ten eerste dat hijzelf slechts een eindig wezen is; ten tweede bedenkt hij niet en wordt hij dus niet gewaar dat voor hem tenslotte uit zulke gedachten niets anders dan voortdurende ontevredenheid ontstaat. Daaruit volgt een steeds groter verlangen naar onbereikbare goederen, waaruit uiteindelijk ook een voortdurende onzalige situatie groeit, waardoor de menselijke dwaasheid alleen nog maar blindelings door onbereikbare en grootse, maar lege verwachtingen verzadigd kan worden. Bijgevolg is de hemel dan ook niets anders dan zo'n gedroomd goed, dat enkel dient ter bevrediging van de verbeeldingskracht van geesten die ontevreden zijn met wat hun werd gegeven.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Volgende vraag: welke koningen en vorsten hebben in iedere tijd, dus ook in de tegenwoordige, de Heer geholpen de ordening van de werelden in stand te houden en deze op hun banen te leiden? Welke hertog heeft Hij nodig voor de winden, welke vorst voor de verspreiding van het licht en welke koning ter bewaking van de oneindige ruimte der werelden en zonnen? Als de Heer echter zonder vorstelijke of koninklijke bijstand bij machte is om Orion toe te rusten, de Grote Hond zijn voedsel aan te reiken en het grote volk van werelden en zonnen in een onwrikbare orde te handhaven, zou Hij het dan nodig hebben om bij de mensen van deze aarde koningen en vorsten aan te stellen die Hem bij Zijn bezigheden zouden moeten helpen?
Hoofdstuk 103: Twaalfde zaal - twaalfde gebod. De naastenliefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Jullie vragen: hoe kunnen wij vuur aan ons hart ontlokken, opdat we daarmee dit hout kunnen aansteken? O broeders en vrienden, wat een vraag! Is dan niet één enkele gedachte aan Jezus voldoende om het hart voor Hem in vuur en vlam te zetten? O broeders en vrienden, als jullie zouden kunnen begrijpen wat deze Naam aller namen betekent, wat hij is en welke uitwerking hij heeft, dan zouden jullie ogenblikkelijk tot zo'n machtige liefde voor Jezus moeten ontbranden dat haar vuur toereikend zou zijn om een heel leger van zonnen aan te steken, zodat deze daardoor nog duizendmaal helderder in hun oneindige ruimte zouden schijnen dan nu het geval is.
Hoofdstuk 13: Jezus, de Naam aller namen en zijn uitwerking. Het geheim van de menswording van God in Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] Weten jullie eigenlijk wel op welke wijze alle dingen gezien worden? Jullie zeggen: door het licht. Goed, zeg ik jullie, het licht valt ook aards gezien voor het grootste deel naar buiten in de oneindige grote vrije ruimte. Maar wat zien jullie op een zonnige dag in de helder verlichte blauwe atmosfeer? Jullie zeggen: daar zien we niets anders dan de blauwe kleur van de lucht. Dan vraag ik jullie: waarom zien jullie daar niets? Jullie zeggen: omdat daar geen 'Gegenstand' is. Maar wat verstaan jullie onder 'Gegenstand'? Waarom zeggen jullie niet liever 'Vorstand' dan 'Gegenstand'? Jullie weten niet wat jullie daarop moeten zeggen, maar ik zeg jullie: wanneer jullie een ding naar zijn vorm bekijken, dan is dat ding kennelijk iets dat tegenover jullie staat, dus een 'Gegen-stand', maar wanneer er iets tussen dat ding en jullie zou worden geplaatst, bijvoorbeeld een muur, een sluier, een wolk, dan zouden jullie toch zeker zeggen: dit staat vóór de 'Gegenstand' die we zouden willen bekijken en dit is dus duidelijk een 'Vorstand' of een belemmerende 'Vorgegenstand'. Wanneer jullie echter ten gevolge van zo'n 'Vorstand' de eigenlijke 'Gegenstand' niet kunnen zien, wat is dan de reden daarvan? Kijk, niets anders dan dat de door de 'Gegenstand' teruggeworpen stralen jullie niet kunnen bereiken en zij de reeds in jullie aanwezige voorafbeelding daardoor niet levendig kunnen oproepen.
Hoofdstuk 11: Het hele universum en de hemel zijn in jullie! - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Als er in de eeuwige, oneindige ruimte een volkomen rechtvaardig goddelijk wezen bestaat, dan zal dat hem wel het loon doen toekomen dat hij omwille van mij en nog vele anderen heeft verdiend. Zou er echter wat ik nu bijna niet meer kan aannemen niet zo'n goddelijk wezen bestaan, dan zal de latere geschiedenis hem richten zonder dat ik dit ook maar in het minst hoef te wensen.
Hoofdstuk 15: Goed antwoord van Robert. Vrome wensen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[13] Dat je Me echter uit al je krachten liefhebt, is voor Mij de aangenaamste lof! Want alleen door de liefde ben Ik als Vader voor die schepselen die Mijn kinderen zijn, bereikbaar; door de wijsheid echter nooit. Want de wijsheid van al Mijn talloze scharen engelen en geesten is ten opzichte van Mijn eeuwige wijsheid nauwelijks wat een dauwdruppel is ten opzichte van de eeuwige etherzee die de oneindige ruimte vult.
Hoofdstuk 43: Roberts nieuwe, heerlijke wereld. Woorden van verwondering, dank en innige liefde. 'deze wereld komt uit jou!' Gelijkenis met het verwekken van kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] De voormalige mopperaars zeggen daarop: 'O, wat ons betreft hoeven jullie je niet te generen! Hier in deze wereld is elk standsverschil toch al volledig opgeheven en plaats zullen we in deze oneindige ruimte hopelijk ook wel hebben. Daarom kunnen jullie volkomen ongestoord met ons meegaan naar waar vriend Bruno ons wil brengen.'
Hoofdstuk 109: Goede geest van eendracht onder hen die hongeren naar licht. Het leger van wereldverblinden komt bij de Heer. Bruno's levensverhaal - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Nu hoort de monnik heel zachtjes de woorden: 'Jezus, de gekruisigde, is de enige God over alle hemelen en over alles wat de oneindige ruimte vult. Hij alleen is de Oerschepper van alle dingen, van alle engelen, mensen, dieren, planten en heel de materie. Hij is de Vader volgens Zijn oereeuwige liefde, de eeuwige Zoon volgens Zijn wijsheid en de alleen Heilige Geest volgens Zijn oneindige macht, kracht en werking.
Hoofdstuk 126: De monnik hoort de heilige leer van Christus. De eens geestelijk blinde herkent de Heer en diens genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] De grote, oneindige ruimte tussen de hemellichamen is echter niet leeg. Ik zag daar geesten met grote snelheid heen en weer zweven, waarvan enkelen heel dicht bij me kwamen en me hartelijk groetten. Ach, dat ziet er werkelijk in hoge mate bedrijvig uit! Een dat is nu juist mijn lust en mijn leven, bedrijvigheid te zien en zelf naar beste vermogen bedrijvig te zijn.'
Hoofdstuk 145: De drie deuren in de noordelijke wand. Eindeloze uitgestrektheden van de scheppingsruimte. Blik in de middengordel van de zon en in de maan. Het bestuur door de engelen van de scheppingsgebieden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Hierheen dus, geesten van de aarde! Hierheen in jullie harten! Dan zullen jullie schatten en rijkdommen vinden in zo'n enorme overvloed, dat ze in geen eeuwigheid ooit uitgeput raken. Hierheen eerzuchtigen, in de oprechte deemoed van jullie harten! Hier is een echte en steeds toenemende allerhoogste verering op zijn plaats. Wat zijn al jullie waardigheden tegen één woord van Hem, die door Zijn macht en wijsheid de oneindige ruimte heeft gevuld met talloze wonderwerken!
Hoofdstuk 143: Vermanende oproep aan de kinderen van de aarde. Verschillen tussen aards en hemels leven. Gelijkenis van de afgevallen boomvruchten en van de pottenbakker. De eeuwige dood. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Hoe vaak heb ik op aarde gevraagd: 'Bestaat er een God of niet? Als er een God bestaat, waar is Hij dan, hoe ziet Hij er uit? Is de joodse leraar Jezus soms datgene wat de legenden over Hem zeggen? Hij, een mens zoals wij, zou God zijn, God, die de oneindige ruimte met talloze myriaden schepselen en wezens van allerlei soort uit Zichzelf heeft geschapen?' Maar op al deze belangrijke vragen kreeg ik nooit een bevredigend antwoord, want de hemel was afgesloten en de sterveling vroeg tevergeefs naar de eeuwig Levende. Alleen aardse, sterfelijke mensen deden soms hun best om mij een ander idee over God bij te brengen. Zij vertelden mij over Uw wonderdaden op aarde, die klonken als sprookjes en daardoor ook veel te zwak waren om aan mijn vorsende geest te geven wat hij zocht. Om kort te gaan: ik zocht en vond niets! Ik klopte overal aan, maar er was nergens iemand, die mij naar waarheid zou hebben gezegd: 'Kom binnen vriend, hier zul je vinden wat je zoekt.'
Hoofdstuk 130: De menigte voor de Heer. Generaal Theowalds levensweg naar God. Wat tijdens het aardse leven een mysterie was, wordt opgehelderd in het hiernamaals. Jezus' woorden over licht en leven - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De meedogenloze zegt: 'Heer graaf, wat bent u toch een zonderling man! Zoals u op aarde was, bent u ook hier. Ik heb niets anders tegen u gezegd dan hetgeen ik van uzelf heb opgevangen, en dat ergert u nu mateloos. Wanneer hebt u dan, beste graaf, ooit in een God geloofd? Uw God was de oneindige ruimte en de oneindige tijd. Hebt u zich niet zelf vaak misselijk geërgerd, als u een kruisbeeld of een Mariabeeld ontwaarde? Of bent u niet een vijand van de edele Kossut geworden, omdat hij volgens u een religieuze dweper was en niet zelden oprecht God-Christus' hulp inriep! Hebt u op aarde ooit één 'Onze Vader' gebeden? En nu wilt u bidden! Ik vraag u: hoe, wat en tot wie dan?
Hoofdstuk 133: De graaf en de meedogenloze. Beider levensgeschiedenis. Hun eensgezinde, sombere Godsloochening. De trotse koningstroonpretendent en zijn beklagenswaardige einde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...