Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

122 resultaten - Pagina 7 van 9

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9
[2] Ik zeg jullie: Jezus is zoiets enorm groots, dat, wanneer deze Naam wordt uitgesproken, de hele oneindigheid beeft van overgrote eerbied. Zeggen jullie: God, dan bedoelen jullie weliswaar ook het allerhoogste Wezen, maar dan in Zijn oneindigheid zoals Het het heelal vult en daar met Zijn oneindige kracht van eeuwigheid tot eeuwigheid werkzaam is. Maar met de naam Jezus duiden jullie het volmaakte, machtige, wezenlijke centrum van God aan, of nog duidelijker gezegd:
Hoofdstuk 13: Jezus, de Naam aller namen en zijn uitwerking. Het geheim van de menswording van God in Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Wel vraag je je nu af: 'Heer, hoe is dat nu mogelijk? Als dit mijn werk zou zijn, dan zou ik me er toch bewust van moeten zijn, hoe ik het voor elkaar heb gekregen om zo'n heerlijkheid en zo iets groots te scheppen? Ik heb er echter geen flauw idee van!'
Hoofdstuk 43: Roberts nieuwe, heerlijke wereld. Woorden van verwondering, dank en innige liefde. 'deze wereld komt uit jou!' Gelijkenis met het verwekken van kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Luister, een wijze op aarde zei eens in grote vervoering: 'Wat een rijkdom, wat een onuitputtelijke bron van talloze hemelen is in het kleine hart gelegd van diegene, die op aarde onder alle dieren rechtop lopend zich mens noemt! Zou deze mens al zijn ideeën door een goddelijk 'Er zij' kunnen verwezenlijken, wat zou het dan groots zijn om mens te zijn! En toch is de rijkdom van al deze ideeën en fantasieën van een mens nauwelijks een flauwe afspiegeling van die eindeloze volheid, diepte en helderheid, die het inzicht van ieder diep denkend mens in God zal krijgen.'
Hoofdstuk 45: Roberts machtige getuigenis tot Christus. Het Weense gezelschap - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Alle mensen zijn er trouwens door de Heer op gewezen, uitsluitend deze ontwikkeling en geen andere te volgen. Maar zij laten de heilige school van het leven rusten, weten absoluut niet wat ze er mee aan moeten en tobben zich liever hun hele leven af met onbeduidende kennis over de dode natuur en haar verhoudingen. En als zij zich dan aan het einde van hun leven afvragen: wat hebben we nu eigenlijk met onze moeizame studie voor belangrijks of groots bereikt, dan zal hun eigen gevoel hun als antwoord geven: we hebben het zo ver gebracht dat wij nu op het allerbelangrijkste moment van ons leven in alle ernst niet eens weten waar we aan toe zijn; we weten niet of ons nu nog een leven te wachten staat of niet.
Hoofdstuk 71: Over de heilige school van het leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Je hebt eerder gezegd dat we het ornament van dit zuilenrondeel bijzonder scherp in het oog moesten houden, omdat er iets groots achter zou steken. We kijken nu al van links naar rechts en van boven naar beneden en kunnen met moeite slechts de zuilen zien en daarbinnen een heel bijzonder schone, ijle en heel doorzichtige wenteltrap, die aan beide kanten van gelijksoortige leuningen is voorzien, maar, al kijken we nog zo goed, van een ornament is in dit zuilenrondeel niet het minste spoor te ontdekken. Wanneer we er echter iets nuttigs voor ons innerlijke verlangen naar kennis en wijsheid uit willen halen, moeten we toch wel iets zichtbaars voor ogen hebben, want uit dit niets zal toch zeker onmogelijk iets meer dan weer niets kunnen komen.
Hoofdstuk 44: Achtste verdieping. Over het binnengaan in het leven van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[15] Wat zeggen jullie van dit bouwwerk? Jullie zeggen wat ik eigenlijk ook zeg: hier is men bij zo'n groots en verheven schouwspel sprakeloos en met stomheid geslagen! Wanneer men zich een tot in het oneindige veredelde en verfraaide toren van Babel zou voorstellen, dan zou men er ongeveer nog het beste beeld van hebben. Men zou alleen de spiraalvormig omhooglopende gangen van de toren van Babel moeten wegdenken en hem in tien verdiepingen indelen, waarbij iedere verdieping telkens iets kleiner van omvang is. Dat zou echter slechts een kale vorm zonder licht zijn. Maar hier is de meest fantastische en edele vorm overgoten met een onbeschrijfelijke pracht en glorie van licht. Wat blijft de vorm die we ons hadden voorgesteld dan ver achter bij deze onbeschrijflijke, alle begrippen te boven gaande heerlijkheid.
Hoofdstuk 33: Het zonnepaleis. Een overweldigende ontluiking van pracht met wonderen van licht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Kijk daar nu eens, naar die wat dieper gelegen onafzienbaar grote vlakte, die links en rechts zover het oog reikt door dit beboste gebergte begrensd wordt! Wat zien jullie op die vlakte? Zeker niets anders dan ik: op een behoorlijk verre afstand rijst een trapvormige, ronde piramide buitengewoon hoog op. Men kan vanaf deze afstand behalve een glans als van briljanten nog geen verdere bijzonderheden onderscheiden. Desondanks belooft deze eerste aanblik al iets ongehoord groots en verhevens. Daarom zullen we er dan ook vlug op afstevenen om zo spoedig mogelijk dicht bij dit verheven, prachtige bouwwerk te zijn. Kijk, we hebben weliswaar geen voetpad en nog veel minder een rijweg daarheen, maar als ik deze prachtige grond bekijk, die er veel liefelijker en zachter uitziet dan het allerfijnste zijdefluweel, dan denk ik dat men geen voetpad nodig heeft, maar alleen maar op de rechte lijn hoeft te letten; we zullen ons dan met geestelijk snelle schreden weldra daar bevinden waar we willen zijn.
Hoofdstuk 29: Vervolg van de tocht. Met onwrikbaar vaste wil lijnrecht op het doel af - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Maar aan een hel geloof ik helemaal niet. Want als er een God bestaat, dan kan er geen hel zijn. Bestaat er echter geen God, dan kan er nog minder een hel zijn! Want het begrip God is te zuiver, te verheven groots en te wijs en te goed, dan dat men zich uit Hem een hel als begrip van volslagen onvolkomenheid zou kunnen indenken. Zou er echter geen God bestaan, maar slechts zuiver mechanische, onbewuste krachten, dan rijst de vraag, hoe zouden die een systematische hel hebben kunnen voortbrengen?'
Hoofdstuk 53: De volksleiders Messenhauser, Jellinek en Becher in het hiernamaals. Hun meningen over God, hel en noodlot - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Het is goed, Mijn beste Thomas! Maak daarover nu niet zoveel ophef! Is het dan voor Mij zo iets groots, wanneer Ik zo'n huis laat ontstaan naargelang de goedheid van het hart van degene, aan wie het nu helemaal in eigendom is gegeven? Kijk, dit alles komt overeen met het hart van onze op aarde steeds ongelukkige Robert en is nog lang niet het meest majestueuze van dit gehele huis. Je zult nog heel andere dingen te zien krijgen; daarbij kun je dan je fantasie geheel de vrije loop laten. Nu gaan wij echter allemaal aan tafel!'
Hoofdstuk 128: Thomas' bede voor de nog in de voorzaal verblijvende schare van zijn voormalige vijanden. Hij wordt met een eregewaad en een wijsheidshoed gekleed. Zijn eerste opdracht - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De vreemdeling zegt: 'Rustig, rustig vrienden! Met zo'n ijver is niets groots of waars te bereiken. Moge de liefde jullie leiden!'
Hoofdstuk 140: Verdere vragen aan de vreemdeling over Jezus. Raadselachtig antwoord - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] De belastinginner echter zegt: 'Dat had ik van deze man niet gedacht! Het is wel moeilijk om Christus te aanvaarden als de almachtige God, omdat men zich onder het begrip God iets te oneindig groots en heilig verhevens voorstelt, terwijl Christus toch slechts volkomen mens was zoals ieder ander mens, alleen met dit verschil, dat Hij nog meer vervuld was van Gods geest dan Mozes, Samuël, Elia en andere profeten. Maar Christus helemaal verwerpen, Hem niet eens de waardigheid van een wijze toekennen, dat is wat al te bar!'
Hoofdstuk 51: De belastinginner wordt door de Heer aangenomen, de sergeant afgewezen. Paulus' zendingswerk in het huis 'In de goede Herder'. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] O broeder, je zult pas langzamerhand inzien hoe eindeloos groots alles is, wat hier in de verschijningsvorm overgaat - ja ik zou willen zeggen hoe heilig het bestaan en de werkzaamheid van een mijt is die je op aarde dikwijls over een halfdor blaadje zag kruipen!
Hoofdstuk 73: Martinus' opmerkingen en Borems wijze raadgevingen over de wegen van de eeuwige liefde - De brandende dames van het H. Hart - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Vreemd, heel vreemd. Hm, hm, hoe kan hij zo praten?! Waarom gloeit toch mijn hart zo hevig van liefde, als hij met mij spreekt? In zijn stem ligt zo'n onbegrijpelijke tovermacht, dat het mij voorkomt, alsof deze door de macht van zijn woorden werelden kan scheppen en weer vernietigen. Een ongekende mildheid en daarbij echter toch vol waarachtige, goddelijke ernst. Werkelijk, werkelijk - ik vermoed iets groots!
Hoofdstuk 95: Chanchah’s verlangen, het wezen van de Heer te doorgronden - Het recept van de Heer - Chanchah' s vurige liefde tot de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Daarmee stelt de Heer voor diegenen die al wijs waren als voorwaarde tot het bereiken van het hemelrijk het kindschap, dat nog geen wijsheid bezit. Daarom weet ik dus niet, waarom jullie de wijsheid voor zoiets groots aanzien en ervan overtuigd lijken te zijn, dat men pas na ontvangst van de wijsheidsprijs geschikt zou worden voor het hemelrijk! Ik bedoel, de leer van God zal toch wel boven die van jullie verheven en absoluut waar zijn?
Hoofdstuk 139: Martinus in de tang - De bemoedigende woorden van Petrus - Het goede antwoord van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Hoe lang was ik, zelfs na het afleggen van mijn lichaam nog van mijn aardse eigenwaan vervuld! Aan een in waarheid vrije geest was het voorbehouden de reeds broos geworden rots uit zijn vaste slaap wakker te schudden. De rots verstoof en ik sta hier nu in heel mijn nietigheid voor U, o Heer, als een pasgeboren kind en kijk verbaasd naar een nieuwe wereld in haar heilige omstandigheden. Maar hoeveel heeft dit kind voor op alle nog zo wijze en machtige heersers op aarde! Alles komt me hier zo groots en verheven en uitermate veelzeggend voor. 0 heerlijkheden zonder naam en zonder tal! O Vader, hoe groot en heilig bent U toch!'
Hoofdstuk 134: Rudolf vergelijkt hemelse en aardse omstandigheden. De hemelse stad en haar betekenis als voedingsbron voor de hele oneindigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9