Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30690 resultaten - Pagina 7 van 2047

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] Dan zegt ZOREL wat halfluid tegen Zinka: "Ik dank je voor wat je mij vertelde, hoewel ik nu nog niet weet waar ik zo heel precies aan toe ben. Het wil me maar niet te binnen schieten waarom die man mij toch zo bekend voorkomt! Het lijkt wel alsof ik ooit eens een grote reis met hem heb gemaakt! Ik heb veel gereisd, over water en over land, en heb medereizigers gehad, maar ik kan mij op geen enkele manier herinneren ooit zo' n man gezien en gesproken te hebben. Toch komt het mij, zoals ik al zei, heel bepaald voor alsof ik op een reis heel veel met hem te maken heb gehad! - Leg me eens uit, hoe dat mogelijk is."
Hoofdstuk 59: Zorels materialistische geloof. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Maar ZINKA komt van achteren naar hem toe, tikt hem op zijn schouder en zegt: "Wel, vriend Zorel, wil je nu de ondersteuning van Cyrenius aannemen of niet? Want het lijkt mij toe dat jouw levensnormen, hoe goed die ook mij eerst toe leken, allen zonder uitzondering in de put gevallen zijn!"
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] Een blijmoedige en vriendelijke weldoener is voor een arme, noodlijdende broeder hetzelfde als een zekere en veilige haven voor een schipper op de stormachtige zee. Maar een stuurse weldoener in de nood lijkt slechts op een baai, die minder te lijden heeft van de storm en die de schipper wel vrijwaart voor een algehele stranding, maar die hem tevens voortdurend angstig in spanning laat zitten of er niet na de storm, zoals dat vaker gebeurt, een enorme, vernietigende springvloed de baai zal overvallen, die hem dan grotere schade zou berokkenen dan tevoren de storm op volle zee.
Hoofdstuk 81: Over het echte geven, dat God welgevallig is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Volgens zijn berekening zou een orkaan deze afstand in drie dagen en een pijl deze reis in een halve dag kunnen afleggen. - Welke snelheid moet de jongen dan gehad hebben om een zeker driemaal zo lange afstand in een paar ogenblikken af te leggen! Als de jongen een geest is, -hoe kon hij dan iets stoffelijks dragen en hoe was het mogelijk om materie, zelfs van de hardste soort, te beschermen tegen de vernietigende weerstand van de lucht?! Volgens de natuurwetten kan dat niet! Daar komt dan het licht, dat totaal geen warmte geeft en waarvan de intensiteit op zonlicht lijkt, nog bij; dat bestaat ook niet! Dat is nog nooit door iemand ontdekt behalve bij rottend hout, waarvan het licht echter eigenlijk maar zo'n mat schijnsel is dat het in de nacht, ook bij de grootste intensiteit maar nauwelijks het lichten van de glimwormen evenaart!
Hoofdstuk 89: De lichtgevende steen van de Nijlbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Wat heeft iemand aan alle inzicht en kennis, als hij die niet gebruikt maar zich vasthoudt aan vanouds gewend werelds gedrag?! Lijkt hij dan niet net zo dwaas als die man die een paleis totaal voor niets heeft gekregen om daarin met de zijnen in volkomen rust en met alle comfort te wonen?! De man is erg blij met de heerlijke en gerieflijke inrichting van het paleis, maar omdat hij van jongs af aan gewend is aan het zeer ongerieflijke wonen in zijn oude, kleine, vuile hut, blijft hij ondanks de opvatting dat het heerlijke en buitengewoon ruime paleis goed en erg doelmatig is, met de zijnen toch in de vochtige, ongezonde en ongerieflijke hut, maar klaagt daarbij onophoudelijk over de grote gebreken van zijn enge behuizing!
Hoofdstuk 100: De leer van Mozes en de leer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[20] Heel vrijmoedig en vastberaden zegt JUDAS Iskariot:"Als je de wereld en de natuur echter wat nader bestudeert, schijnt het toch zo te zijn, dat God steeds veel rekening houdt met de geschiktheid van de plaats waarop Hij iets speciaals wil scheppen! Als we op een hoge berg gaan zoals bijvoorbeeld de Ararat, zullen.we niets anders dan kaal gesteente en sneeuwen ijs aantreffen. Waarom groeien daar dan geen druiven en vijgen, appels, peren, kersen en pruimen. Ik veronderstel dat Jehova de plaats niet geschikt genoeg acht om deze zoete wonderen ook daar teweeg te brengen! Dan lijkt het er toch wel op dat Jehova Zelf heel veel rekening houdt met de geschiktheid van een plaats, omdat Hij anders beslist ook op de Ararat de voedende, zoete wonderen neergezet zou hebben!
Hoofdstuk 122: De Heer legt het innerlijk van Judas bloot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Uit deze eigenschap ontstaat de liefde, de innerlijke warmte, het streven, de begeerte, de honger en de dorst. Als deze begeerte, die op heerszucht lijkt, zo nu en dan te groot is en teveel aanpakt om in zijn oorspronkelijke ordening onder te brengen, dan wordt het binnengebrachte niet zelden te machtig, tast de eerdere in het wezen reeds aanwezige organische ordening van de ziel aan en trekt deze in de eigen ordening, die goed of beter, maar ook heel gemakkelijk slecht, slechter en uiteindelijk zelfs zeer slecht kan zijn!
Hoofdstuk 133: De vorming van de zielen van de roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Laat het zijn zoals het is, daarover zou men het altijd nog wel eens kunnen worden; maar in de eerste teksten laat hij op de zesde scheppingsdag door God meteen na de uitroep van God 'Laat ons mensen scheppen naar het beeld van God! ' een mannetje en een vrouwtje scheppen, terwijl Hij een aantal teksten verderop het mannetje al veel eerder uit leem heeft gevormd en het vrouwtje pas veellater uit de rib van het mannetje laat ontstaan, waarbij de aarde veel minder gezegend lijkt, er helemaal geen sprake is van de zegening van dit eerste mensenpaar, hun integendeel op straffe van dood en vervloeking van de aarde verboden wordt van een bepaalde boom de vrucht te eten, en de aarde in alle ernst vervloekt wordt na de overtreding van dit gebod en nu slechts doornen en distels zal dragen, en tevens dat de mens moet sterven en zich in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal moeten verdienen, -ja, daar is van de zegen die Mozes in de eerste teksten vermeldt, net zoals van de daar eveneens vermelde, grote tevredenheid over de voltooide werken van God geen spoor meer te ontdekken! Ja, zeer goddelijke Vriend, dat is toch wel een moeilijk te begrijpen leer, en men kan er met de beste wil niet uit wijs worden!
Hoofdstuk 161: Cyrenius bekritiseert Mozes' scheppingsgeschiedenis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ook Jarah, die de hele nacht had gezwegen en het druk had met kijken en luisteren, riep opeens in vervoering: "0, dat is een ochtend zoals de engelen in de hemel genieten! Ach, ach, wat prachtig, wat onbeschrijfelijk bekoorlijk! Zo'n morgen lijkt ook op die, welke in deze nacht bij ons in al zijn uitbundige rijkdom in ons hart is aangebroken! Niet waar, o Heer, U mijn enige liefde, dit is toch wel een echt belangrijke, hemelse morgen?"
Hoofdstuk 166: Een heerlijke dageraad. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Een METGEZEL zegt tegen hem: "Die opmerking was zelfs te dom om heel zachtjes te denken, laat staan hardop te zeggen! Hoe kan Hij iets zeggen zonder dat dit een innerlijke, diepe, geestelijke betekenis heeft?! Ook al lijkt het nog zo gewoon voor ons, dan is en blijft het toch een uitspraak van de allerhoogste Geest en daarom kan het niet anders dan een diepe geestelijke betekenis hebben! Wij beiden zullen misschien wel in alle eeuwigheid niet de volle diepte van deze zo eenvoudig uitgesproken zin doorgronden; maar ik voel duidelijk dat daarin iets oneindigs verborgen kan zijn. Pas daarom in het vervolg op voor zulke oerdomme opmerkingen!"
Hoofdstuk 167: Over het vasten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Toen wikkelde onze OUBRATOUVISHAR zijn kleinood uit het batist en zette het voor Mij neer met de woorden: "Hier is het, zoals ik het tussen de losse stenen van een berghelling heb gevonden, waarbij ik niet anders kon doen dan het op te rapen en te bewaren! Mensenhanden zijn daar beslist nooit aan te pas gekomen! Het lijkt daarom een zuiver produkt, een zogenaamde speling van de natuur te zijn. Wat is het en wat voor waarde zou het kunnen hebben? Want iets waardeloos zou ik toch nooit als geschenk aan iemand willen geven."
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Dan zeggen diegenen van de zwarte METGEZELLEN, die ondanks hun overgrote verbazing toch nog wat kunnen zeggen: "Is zoiets dan denkbaar en mogelijk? Deze heel eenvoudige, bescheiden man moet de drager zijn van het allerhoogste, goddelijke wezen? Welke overtuigende bewijzenheb je daar voor? Weet je dan niet, dat men erg op zijn hoede moet zijn om niet door onvoorzichtigheid te vervallen in duistere, bijgelovige afgoderij, die uiteindelijk erger zou kunnen zijn dan duizend nog zo gesluierde Isis beelden? Denk eens aan de gevaren en dwaalwegen waarin wij terecht zouden kunnen kome als het tenslotte toch niet zo zou zijn! Denk eens aan de eindeloos kolossale begrippen die wij over het wezen van de oergod in Memphis en met name bij de grote rotstempel kregen uit de mond van de wijze overste, - en dat zou' allemaal te samen in deze mens verborgen moeten liggen?! Alles kan bij God natuurlijk mogelijk zijn, maar hier lijkt het ons erg onwaarschijnlijk! Welke harde bewijzen heb je daar dan voor?
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Ook lijkt hij op een knecht die twee heren, welke elkaars vijand zijn, wil dienen. Zal hij zijn werk bij de twee elkaar vijandige heren goed kunnen doen? Zal hij beiden, al is het maar schijnbaar, kunnen liefhebben? Maar wat voor gezicht zullen de beide heren trekken als zij merken, dat de dubbele knecht ieder van de twee heren op gelijke wijze is toegedaan? Zal niet zowel de een als de ander tegen de knecht zeggen: 'Ei, jij schalkse dienaar, hoe kun jij mijn ergste vijand net zo liefhebben als mij?! Dien mij alleen, of verdwijn uit mijn dienst!' Want niemand kan naar waarheid twee heren dienen; hij moet de een dulden en de ander verachten. En zie, zo'n lichtzinnige en schalkse knecht zal dan door beide heren direct ontslagen worden en dan niet makkelijk meer bij een derde in dienst worden genomen, en dan zal hij tussen twee stoelen op de grond zitten.
Hoofdstuk 199: Over langzaam en snel begrip van de waarheidsleer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Ja, datgene wat rechtstreeks op het zonnelichaam gebeurt, heeft op de aarde geen enkele uitwerking; maar de zwarte vlek op de zon is niet zo klein als hij vanaf deze aarde lijkt! Dáár heeft hij in werkelijkheid een omvang die enige duizenden malen groter is dan de totale oppervlakte van de aarde. Daardoor ontstaat dan voor de heel gevoelige levensgeesten van de aarde reeds een merkbaar gemis aan licht en warmte. Op slag worden zij angstig en gaan over tot een overmatige activiteit, en huilende stormen, wolken, regen, hagel en sneeuw, soms zelfs in de hete landen van de aarde, zijn de gevolgen van zo'n heel geringe wanorde op een -zeg maar -punt van de zon. Dat komt doordat de wanorde op de zon zich ook in haar uitstralende levenssfeer, die zich nog zeer ver voorbij deze aarde in de grote scheppingsruimte uitstrekt, doet voelen. Dat moet dan op de hemellichamen die zich binnen het bereik van het uitstralende leven van de zon bevinden, in dezelfde mate nadelig uitwerken, als dat anders de ongestoorde licht en warmte orde van de zon, eveneens door haar uitstralende levenssfeer, op de tot de zon behorende planeten een weldadige uitwerking heeft."
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Om dat nog beter in de praktijk te zien, hoeven wij alleen maar enkele huisdieren en hun bezitters aan een nadere beschouwing te onderwerpen! Luister! Laten wij eens naar een hardvochtige en trotse bezitter gaan en geestelijk al zijn huisdieren bekijken! Zijn waakhonden zijn kwaadaardiger en wilder dan de wolven uit het bos, zijn runderen zijn schuw en vaak zo gevaarlijk wild dat je er van schrikt. Zijn schapen en geiten vluchten weg voor alles wat op een mens lijkt en laten zich moeilijk vangen. Het is niet raadzaam om bij zijn varkens te komen, die hij houdt om vet te mesten, want die zijn zo woest en wild dat ze je zouden doden. De kippen en de andere gevleugelde huisdieren zijn eveneens schuw en laten zich moeilijk vangen. Ook met zijn ezels, paarden, kamelen en trekossen kun je niet erg vriendschappelijk omgaan, want van enige dressuur is vrijwel geen sprake. Alleen door voortdurend wild geschreeuw en gevloek en door voortdurend slaan, stoten en steken kunnen zij voor de voor hen bestemde trekarbeid gebruikt worden, en vaak gebeuren er bijna ongelukken!
Hoofdstuk 216: Over de invloed van de mens op huisdieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...