Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3216 resultaten - Pagina 7 van 215

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[19] De eerste zoon is de hovaardij; de tweede zoon is de gierigheid; de derde zoon is de nijd; de vierde zoon is de toorn. Dit willen we nu beschouwen van uit zijn oorsprong en hoe het vijand­schap jegens God is, ge zult zien, wat het begin en de wortel der zonde is en waarom zij door God niet kan worden geduld. Welaan, gij filosofen en juristen, gij, die wilt bewijzen, dat God het boze en het goede geschapen heeft en wil handhaven; gij die beweert, dat het een vooropgestelde bedoeling van God is geweest, dat de duivel gevallen is en dat vele mensen verloren zullen gaan. Gij die zegt, dat God alles wel had kunnen veranderen, wanneer hij dat had gewild. Hier wordt gij door de geest van ons koninkrijk, tezamen met uw vorst Lucifer, die gij verdedigt, ten derde mate voor het gerecht genood; geef thans antwoord! Want hier, te midden van deze zeven Oergeesten en de vier nieuwe zonen in het huis des Hemelse Vaders zal het recht worden volvoerd. Als gij bewijzen kunt, dat de zeven geesten van Lucifer, de vier nieuwe zonen uit recht en billijkheid hebben doen geboren worden en dat zij dan ook de Hemel en al het goddelijke rechtvaardig regeren, zo zal koning Lucifer wederom op zijn troon geplaatst worden en zijn koninkrijk zal hem weer geworden. Wanneer gij dit niet bewijzen kunt, zo zal aan hem een ruimte tot zijn eeuwigdurende gevangenis worden gegeven; aldaar zal hij met zijn zonen, voor altijd gevangen zijn en gij moet toezien, dat ook over u niet het oordeel worde uitgesproken. Wanneer ge dan de duivel verdedigen wilt: waarmede zal hij u belonen? Hij heeft niets dan helse gruwelen tot zijn beschikking.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[28] Gij filosofen en juristen van vorst Lucifer: oordeelt, of de wrange geest in Lucifer goed gehandeld heeft of niet. Bewijs het in de natuur; ik wil niet afgaan op uw langdradige en uitvoerige geschriften, maar het bewijs moet geleverd worden door levende getuigen. Ik schets u de volgende levende getuigen: de geschapen Hemel, de sterren, de elementen, de aarde, de stenen, de mensen en eindelik uw duistere, koude, harde, rauwe, boze vorst Lucifer zelf; dit alles is doordat hij zich heeft verheven, zo ge­worden. Tekent tegen deze geest protest aan. Wanneer ge dit niet doet, zo zal hij verdoemd worden. Want dit is het recht Gods, dat het kind, dat aan de moeder zijn ontstaan te danken heeft, zich voor haar zal ver­ootmoedigen en haar gehoorzaam zal zijn. Heeft het niet zijn leven en zijn lichaam van de moeder ontvangen. Zo is ook het huis der moeder, omdat de moeder leeft, niet het eigendom van het kind; zij houdt het kind slechts uit liefde bij zich en voedt het; kleedt het met de schoonste klederen, die zij heeft en geeft ze aan het kind tot een eigendom, opdat zij te meerder vreugde aan het kind zal hebben en met het kind tezamen vreugde mag beleven. Wanneer echter het kind zich tegen de moeder verzet en alles van de moeder rooft en over haar heerst, haar daarbij nog slaat en haar dwingt anders te handelen, dan recht en billijkheid toelaten, zo is het rechtvaardig, dat het kind uit het huis verdreven wordt en zijn kinderlik erfdeel verliest.
Hoofdstuk 14: Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dewijl er echter ten tijde, dat God Hemel en aarde geschapen heeft, nog geen menselijk wezen geweest is, die zulks heeft aanschouwd, zo is daar­uit niet te besluiten, dat Adam, vóór zijn val, dewijl hij nog het diepe inzicht in de kennis Gods had, dit in de geest heeft geweten. Toen hij echter ten val was gekomen, zo heeft hij dit alles als een donkere en verborgen gebeurtenis in zijn binnenste bewaard en overgebracht op zijn nakomelingen. Openbaar is geworden, dat de eerste wereld vóór de zondvloed zo weinig heeft geweten van de hoedanigheden en het eigene van God, evenals de laatste waarin wij taps leven. Want uiterlijke, vleselijke geboorte heeft nimmer de Godheid kunnen verstaan of door­gronden; zo dit niet zo ware, zo zou daarover méér geschreven zijn. Dewijl echter aan mij, door de goddelijke genade in deze hoge waarden dit grote geheimenis in mijn geest naar de innerlijke mens, dewelke van één hoedanigheid is met de Godheid, iets geopenbaard is geworden, zo kan ik niet nalaten, deze dingen naar de kracht mijner gaven te be­schrijven en ik wil de lezer getrouwelijk vermanen, zich aan de eenvoud des schrijvers niet te storen. Want ik doe dit niet uit begeerte naar roem, maar wil in ootmoedigheid onderwijzen, opdat de werken Gods de lezer beter bekend mogen worden en des duivels rijk zal worden geopenbaard; omdat de tegenwoordige wereld in al haar boosheid en laster vol is van des duivels woelen en werken. Dat de tegenwoordige wereld toch moge zien, in welke kracht en uit welke drang zij leeft, zodat ik, met het mij overgeleverde pond, kan woekeren en hetzelve aan mijnen God en Schep­per niet renteloos behoef weder te geven, als een luie dienstknecht, die in de wijngaard des Heren zijn tijd in ledigheid heeft doorgebracht en zijn loon opeist zonder ervoor gearbeid te hebben. Wanneer echter de duivel spotters en verachters zou doen opstaan, die zouden zeggen, dat het mij niet paste, mij zozeer in deze hoge goddelijke dingen te begeven en daarin te speuren, zo geef ik deze ten antwoord, dat ik niet opgeklommen ben tot in de sferen Gods; dat mij dit, als ge­ring mensenkind, ook niet mogelijk zou zijn, maar dat de Godheid in mij is nedergedaald.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Het woord: schuf = schiep wordt gevormd boven en onder de tong, en veroorzaakt, dat de tanden, in onder- en bovenkaak tezamen komen en zo wordt het woord ook als 't ware tezamen gedrukt; en wanneer het woord is gevormd en uitgesproken, zo gaat de mond snel weer open. Dat be­duidt het sterke samentrekken van de verdorven Salniter der wrange kwaliteit, tot een gehéél, één klomp, want de tanden houden het woord gevangen en laten de geest, tussen de tanden, langzaam naar buiten treden. Dat betekent, dat de wrange, zure kwaliteit de aarde en de stenen stevig bij elkander houdt, en de geesten der aarde uit de geest der wrang­heid laat groeien en bloeien, hetgeen wedergeboorte en wederbrenging van de geesten der geesten van de aarde betekent. Dat echter de mond, na het uitspreken van het woord, snel weder wordt geopend, heeft te maken met de ruimte rondom de aarde, en wel dit, dat God de Heer daar Zelf wonen wil en Zijn heerschappij aldaar wil uit­oefenen en de duivel, als gevangene, in het vuur des toorns wil werpen. Het woord God wordt gevormd midden op de tong en wordt uit liet hart naar buiten gestoten. Daarna laat het de mond geopend en blijft op zijn koninklijke zetel en zendt zijn klank uit naar buiten en ook naar binnen; wanneer echter het woord is uitgesproken, dan ontstaat er nog een druk tussen de boventanden en de tong. Dat beduidt, dat toen God Hemel en aarde, daarnevens alle schepselen geschapen had, Hij op zijn goddelijke, eeuwige en almachtige troon is gebleven en deze niet verlaten heeft en dat alleen hij alles is.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Mozes schrijft daarover, wanneer hij zegt in 1 Gen. 1 vers 11-13. God zeide: Dat, de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid, zaad zaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde: en het was alzo. En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid, zaad zaaiende naar zijn aard en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was naar zijn aard: en God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag. Dit is juist en zuiver beschreven; maar het ware begrip, de diepere be­tekenis blijft verborgen in de woorden en is nooit door de mensen be­grepen. Want de mens heeft sedert de tijd van zijn val, nooit het aller­innerlijkste der dingen kunnen begrijpen, zoals daar in de Hemelse ge­boorte. Want zijn verstand was gevangen in de uiterlijkheid der dingen en heeft niet in de Hemel kunnen schouwen en de innerlijke geboorte niet kunnen waarnemen, welke niettegenstaande dat toch ook in de verdorven aarde, ja overal tegenwoordig is. Ge moet niet denken, dat God iets nieuws hier heeft geschapen, dat er voorheen niet was; wanneer dat het geval was, zo zou er een andere God geweest zijn, hetgeen toch niet mogelijk is. Buiten deze eeuwige God bestaat niets en ook de poorten der hel bestaan niet buiten deze eeuwige God. Er is slechts een afschei­ding, een vijandschap ontstaan tussen de liefde, die in het licht staat en de boosheid, die in de duisternis ligt en zij beiden kunnen elkander niet begrijpen, hoewel ze als één lichaam zijn. De Salniter, waaruit de aarde ontstaan is, is er van eeuwigheid al ge­weest en was besloten in de zevende oergeest, welke de natuurgeest is; de andere zes Oergeesten brachten voortdurend de zevende oergeest tot leven en zij worden ook zelf door hem omsloten; zij zijn de kracht en het leven geweest van de zevende oergeest, zoals de siderische geboorte dat was in het vlees.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[15] De siderische geboorte brengt de ziele-geboorte teweeg, die de derde is. En de ziel leeft tussen liefde en haat op deze wereld en is aan beiden onderworpen. Dewijl ge echter uw verstand bezit en niet zijt zoals de appel aan de boom, maar geschapen zijt als een Engel naar Gods beeld op de plaats van de verstoten duivel en dewijl ge weet, dat ge, met uw siderische geboorte één zijt met het Goddelijke Woord, zo kunt ge in deze dode materie, door middel van uw ziel heerser zijn en ge moet zeggen, dat uwe ziel in de Hemel is en met God regeert. De ziel namelijk, die het Woord heeft begrepen, kan door niets teruggehouden worden, de Hemel binnen te treden; de duivel ziet haar niet, want hier vertoeft de duivel niet. Dewijl ge echter eensdeels aan de dood zijt verknocht, zo kan de duivel wel tot uw hart doordringen, wanneer ge het hem toe­staat. Dan is uw hart gelijk aan een donker dal en wanneer ge niet naarstiglijk arbeidt om het licht wederom te doen geboren worden, zo ontsteekt hij het vuur des toorns in uw hart. Dan zal uwe ziel één zijn met de toorn Gods en ge zult een duivel zijn en geen Engel en ge kunt de poorten des Hemels niet binnen gaan. Zo ge echter met de duivel strijd voert en de liefde vasthoudt in uw siderische geboorte, zo blijft uwe ziel voor de duivel verborgen en ze heerst met God tot aan de dag der wederbrenging van dit, wat verloren is. Wanneer ge echter met uw siderische geboorte in de boosheid blijft, zo zult ge nimmer de poorten des Hemels bereiken; waar ge het zaad gezaaid hebt, d.w.z. waar uw ziel is, aldaar zal ook uw lichaam uit de dode opstaan.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[41] Merk nu het volgende op: Toen nu de Godheid zich opmaakte om de schepping te volvoeren, zo gebeurde dat niet op deze wijze, dat een gedeelte in werking was en een ander gedeelte rustte, maar alles was tegelijk in de stof aanwezig; de ganse ruimte, de gehele diepte; alles, wat tot het rijk van Lucifer behoord had, als de Salniter zijn werking uitoefende. De volvoering der drie geboorten duurde zes dag- en zes nachtperioden, en in die tijd werkten alle zeven Goddelijke Geesten vol­ledig, alsook het hart der geesten, terwijl de Salniter der aarde zich in deze tijd twee maal omwentelde. Bij iedere omwenteling werd een be­paald gedeelte, corresponderende met de daarbij behorende Oergeesten tot aanzijn gebracht. De eerste oergeest nu is de wrange, koude, scherpe en harde en deze was de eerste dag in werking. De astrologen noemen dit het saturnale. Op deze dag zijn de aarde en de stenen geschapen; daarnevens het uitspansel des Hemels. De tweede dag wordt beschouwd door de astrologen, als de dag, waarop de zon werd geformeerd; toch moet volgens de astrologen Jupiter op die dag geschapen zijn. Want op deze tweede dag is het licht, uit het hart der zeven Oergeesten door de Hemel heengebroken en is milder geworden door het water, dat boven de aarde is. Het water des levens wordt, in het licht Gods, uit de dood geboren. En alzo is het licht Gods in het water des Hemels, door de duistere en wrange dood, heengebroken. Zo is de Hemel, het uitspansel, gemaakt te midden van de twee soorten water. Het licht des levens, hetwelk de klaarheid van Gods Zoon weer­spiegelt, openbaart zich in het water. Alzo openbaart zich ook het inzicht en het licht des levens bij de mensen, ja, het ganse Goddelijke Licht openbaart zich in deze wereld op een dergelijke wijze.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[11] Maar waarom zal ik schrijven over de verblindheid der heidenen; zijn niet onze doktoren even blind als zij; zij toch weten dat er een God is, die alles geschapen heeft; zij weten echter niet, waar en hoe deze God zich openbaart. Wanneer zij over God schrijven willen, zo zoeken zij Hem buiten deze wereld, in een Hemel, als ware hij een beeltenis die met iets zou kunnen worden vergeleken. Zij laten wel toe, dat deze God met Zijn Geest in deze wereld alles bestuurt en regeert, maar niettemin denken zij, dat Hij een stoffelijk lichaam heeft, dat vele duizenden mijlen van de aarde verwijderd, in een Hemel verblijf houdt. Welaan, gij doktoren. Zo gij het ware inzicht omtrent deze dingen hebt, zo geeft de geest antwoord. Ik wil u iets vragen. Wat denkt ge, dat er geweest is op de plaats waar thans deze wereld is ten tijde, toen deze wereld er nog niet was? Of waaruit meent ge, dat de aarde en de stenen ontstaan zijn? Of, wat denkt ge, dat er in de diepte der aarde is, en waardoor deze diepte ontstaan is? Of hoe stelt ge u voor de betekenis van dit woord: De mens is naar Gods beeld geschapen. En wat wil het zeggen, dat God in hem woont? Wat is de toorn Gods? En wat meent ge, dat God een afkeer van de mensen zou hebben, zodat Hij hen pijnigt, nadat Hij hen eerst heeft geschapen? Dat Hij hen tot eeuwige pijn ver­oordeelt? Waarom zou Hij dan datgene geschapen hebben, waaraan de mens zich vergrijpt. Waaruit en waarom is dat dan ontstaan? En wat is de oorzaak of het begin van de toorn Gods, waaruit hel en duivel ontstaan zijn? En hoe komt het, dat alle schepselen in deze wereld niet elkander strijd voeren en elkander belagen en toch wordt alleen den mensen hunne zonden toegerekend. En waaruit zijn de vergiftige en boze dieren, benevens al het ongedierte ontstaan. En hoe was de oor­sprong der heilige Engelen? En ten slotte: wat is de ziel des mensen en wat is de grote God zelf?
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Vóór de tijden, dat de Hemel, de sterren en de elementen geschapen zijn, en vóór de schepping der Engelen, is er geen toorn Gods geweest, ook geen dood, noch duivel, noch aarde, noch stenen. Ook zijn ei geen sterren geweest, maar de Godheid heeft ze uit zichzelf heel zacht en lieflik doei geboren worden en in beelden gevormd, welke volgens de Oergeesten belichaamd zijn geworden, met hun scheppen, worstelen en opgaan, en zij zijn ook weer door hun worstelen vergaan en hebben zich in een andere gedaante geformeerd, geheel naar de aard als iedere oergeest primair is geweest, zoals gij hierboven lezen kunt. Maar let nu goed op. De eerste en harde geboorte, waaruit de toorn Gods, de hel en de dood tot aanzijn zijn gekomen, is wel van eeuwigheid af in God aanwezig geweest, maar niet ontvlambaar of belangrijk. Want de gehele God bestaat uit zeven aanzichten of zevenderlei vorm of geboorten, en als deze geboorten er niet waren, dan was er geen God, noch leven, nog Engel, noch schepsel. Deze geboorten hebben geen begin, maar zijn eeuwig zo geweest, en volgens deze diepte weet God zelf niet, wat hij is. Want Hij kent geen begin, ook niet zijns gelijken en ook geen einde. Van deze zeven scheppingen, is er geen een de eerste, geen een de tweede, de derde, de laatste, maar zijn alle zeven, elk de eerste, tweede, derde, de laatste. Toch moet ik naar de aard en wijze van schepping, de een achter de ander zetten, anders begrijpt gij het niet; want de Godheid is als een rad met zeven raderen in elkaar gemaakt, waarin men begin nog einde ziet.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[42] Nu moet gij niet vragen: waar is die zelfde Hemel? Zij is in uw eigen hart, laat haar vrij, de sleutel hiervoor wordt u hier getoond. Zo bevinden zich dan een God en drie verschillende godheden in elkander en de een kan de andere niet vatten of vasthouden, of de oorsprong van de ander doorgronden; echter doet de Vader den Zoon geboren worden, en de Zoon is het hart, de liefde en het licht des Vaders en is ook de oorsprong van alle vreugden en de bron van alle leven. De Heilige Geest is de geest des levens, de vormer en schepper aller dingen en de uitvoerder van Gods wil. Hij heeft uit en in het lichaam van God alle Engelen en schepselen geschapen en hij onderhoudt en vormt nog dagelijks alles; hij is de scherpzinnigheid en de levende geest Gods. Zoals de Vader uit zijn krachten het woord spreekt, zo vormt de geest het.
Hoofdstuk 23: Van de diepte boven de aarde. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[38] En datzelfde nieuwe lichaam is het water des levens, hetgeen ontstaat, als het licht door de toorn heendringt en de Heilige Geest is de vorm­gever daarin. De Hemel is de scheiding tussen de liefde en de toorn en is ook de plaats, waar de toorn zich in liefde verandert. Wanneer gij nu naar de zon en de sterren kijkt, moet gij niet denken, dat zij de reine God zijn, en gij moet u niet voornemen hen iets te bidden of te smeken, want zij zijn de heilige God niet; zij zijn de aangestoken geboorte van Zijn lichaam, waar liefde en toorn met elkander worstelen. De heilige God echter is in het midden van al deze dingen in zijn Hemel verborgen, en gij kunt Hem niet zien noch begrijpen; de ziel en de siderische geboorte begrijpt hem half, want de Hemel bevindt zich tussen de liefde en de toorn en diezelfde Hemel is overal, ook in uzelf. En wanneer gij nu den heiligen God in Zijn Hemel aanbidt, dan aanbidt gij Hem in de Hemel, die in u zelf is, en diezelfde God breekt met Zijn licht en daarin de Heilige Geest, door uw hart heen en doet uw ziel in een nieuw godslichaam, dat met God in zijn Hemel heerst, herboren worden. Want het aardse lichaam, dat gij draagt, is één lichaam met geheel het ontstoken lichaam dezer wereld, het lichaam komt ook overeen met geheel het lichaam dezer wereld. Er is geen onderscheid tussen de sterren en de diepte, alsmede tussen de aarde en uw lichaam, want het is alles één lichaam. Alleen dat onderscheid is er, dat uw lichaam een zoon is van het heelal en daarmede ook gelijkenis heeft. Zoals elk nieuw lichaam dezer wereld wordt geschapen in zijn Hemel, zo wordt ook uw nieuwe mens in zijn Hemel geboren, want alles is één Hemel, waarin God woont, en waarin de nieuwe mens woont en dat kan niet van elkander gescheiden worden.
Hoofdstuk 24: Van het samenstellen der sterren. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] (Alle dingen zijn daardoor geschapen en zonder dit is niets geschapen, dat geschapen is. Joh. 1:3) Dit vers zegt dat datgene actief is geworden, wat al in het eerste vers als het 'Woord' of 'Licht' in de diepste grond van al het Zijn en Worden geheel aanwezig was, maar zich nog niet als iets wat al uitgetreden was, duidelijk zichtbaar liet zien.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar omdat de diepste grond van het leven van God volkomen vrij is en ook moet zijn, omdat het anders in feite geen leven is, en dit net zo geldt voor het geschapen wezen en diens leven, omdat het anders ook geen leven en dus geen 'bestaan' zou zijn, ligt het voor de hand, dat aan het geschapen wezen, de mens, slechts een volkomen vrij leven gegeven kon worden. Het moet dat leven voelen als iets, dat op zichzelf volmaakt is, maar juist vanwege dit gevoel moet het ook vaststellen, dat zijn leven niet uit zichzelf, maar uit God is ontstaan, en door Zijn eeuwige almachtige wil, volledig aan Hem gelijk geschapen is.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Dit besef moest in alle geschapen wezens aanwezig zijn, net zoals het besef dat hun leven en bestaan volledig aan dat van God gelijk moet zijn, omdat zij anders noch een leven, noch het een of andere bestaan zouden hebben.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Als we echter deze toestand nader bezien, dan bemerken we, dat in het geschapen wezen daardoor noodzakelijkerwijs twee gevoelens samen moeten komen, en wel als eerste: het gevoel van het aan God gelijk zijn, ofwel Gods oerlicht in hem, en ten tweede: dat juist door dit Licht onweerstaanbaar het gevoel ontstaat, dat men ergens in het tijdelijke is ontstaan door de wil van de Schepper .
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...