Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3483 resultaten - Pagina 7 van 233

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[24] Elia, een van de grootste en machtigste profeten, moest bijna naar het einde der wereld vluchten, om zichzelf in veiligheid te brengen voor de woede van de 'Kinderen Gods' en de woede van hun buren. Dat zijn prachtige 'Kinderen Gods'!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Het zuiver goddelijke, ofwel de ongeschapen geest, van God, die nu voor eeuwig zijn plaats inneemt aan zo'n uitspansel is het grote licht; maar de ziel van de mens, die door het grote licht omgevormd wordt tot een bijna even groot licht, is het tweede kleinere licht, dat nu echter net als het ongeschapen grote licht aan hetzelfde uitspansel wordt geplaatst en door het ongeschapen licht omgevormd wordt tot een eveneens ongeschapen licht, waarbij het in geheel geestelijk gelouterde zin. veel wint, zonder van zijn natuurlijke aard iets te verliezen. Want de ziel van de mens zou op zichzelf nooit God in Zijn zuivere geestelijke Wezen kunne.n zien, en omgekeerd zou de zuivere ongeschapen Geest van God nooit het natuurlijke .kunnen zien, omdat voor deze Geest het natuurlijke en materiële niet bestaat. Maar in de bovengenoemde algehele verbinding van de zuivere geest met de ziel, kan de ziel door de nieuwe geest die zij krijgt God zien in Zijn oorspronkelijke zuivere wezen, en de Geest kan dan door de ziel het natuurlijke zien,
Hoofdstuk 161: Vervolg van de vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Geloof me, beste broeder Thomas, als hongerige Judas tegenover de Heer zijn mond al niet houdt, dan zal hij zich van jou nog minder aantrekken! Gesteld dat we iets op elkaar aan te merken hebben, dan moeten we het scherpe en bittere vermijden, opdat die spreuk van Jesaja, die de Heer eerder over Zichzelf aanhaalde, ook op ons, Zijn apostelen, van toepassing zal zijn!'
Hoofdstuk 177: De vervulling van de profetie. Op de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Maar de iets betere Farizeeër ging, nadat alle anderen inclusief de man die de wacht moest houden, al vast sliepen, naar buiten en overlegde bij zichzelf hoe hij de slechte plannen van de ouderen kon verijdelen. Hij dacht: 'Kon ik deze wonderdoener maar bereiken, dan zou ik hem wel goed kunnen adviseren op welke manier hij, ongehinderd door mijn collega's, zijn genezingen kan uitvoeren! Maar hoe kom ik bij hem? Het opgewonden volk omringt het huis, en zoals ik zie worden er al zieken heengeleid en gedragen; dat zal morgen een groot gedrang zijn waar niet doorheen te komen is. Maar ik weet wat ik doe! Ik ga nu naar het volk en zeg hen zonder omwegen wat ik ervan denk, en laat hen zien dat ik zelf een vijand ben van die oude geldijveraars en de wonderdoener iets duidelijk moet maken, omdat hij anders zijn genezingen nauwelijks -uit kan voeren. Als het volk het mij toe wil staan, dan is het goed, en als het mij dat niet toe wil staan, nu, -dan heb ik voor mijn gevoel toch gedaan wat ik doen kon.'
Hoofdstuk 180: Het plan van de jonge Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De jonge vertrekt meteen, en de ouden roepen hem nog eens na: 'Vergeet vooral de soldaten niet!' De jonge roept terug: 'Laat dat maar aan mij over!'; maar bij zichzelf voegt hij daaraan toe: 'Dan zijn jullie al uitgesorteerd!'
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Als ze bij het huis van Baram komen, zien ze onmiddellijk een grote menigte die door de massale genezing letterlijk buiten zichzelf is van verbazing. Maar omdat de oude Farizeeën die massale genezing niet hebben gezien, denken ze, dat het volk zich nog steeds verbaast over de genezing van de bezetene van de vorige dag, omdat men nog net als gisteren steeds maar roept: 'Heil aan de zoon van David! Dit is waarachtig Davids zoon!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Wat ernstiger zeg Ik: 'Zo had u moeten denken, oordelen en spreken: Ieder rijk, dat in zichzelf verdeeld is, wordt chaotisch, en iedere stad of ieder huis in zichzelf verdeeld zijnde, kan niet bestaan! (Matth,12:25) Als de ene satan de andere verdrijft, dan is het toch duidelijk dat hij eerst zijn eigen mening heeft moeten veranderen! En dan vraag Ik: Hoe kan zijn slechte rijk dan stand houden?! (Matth. 12:26) Naar Mijn mening ligt dat toch wel voor de hand!
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Daarom zeg Ik ook tegen de Farizeeën en schriftgeleerden: 'Er zijn een aantal redenen waarom dat bij jullie niet meer mogelijk is, want de boze geesten zijn allang geheel één geworden met jullie ziel en beheersen nu helemaal jullie eigen slechte, overspelige leven. Als Ik ze uit jullie zou verdrijven, dan zouden jullie ook je leven verliezen; maar mocht het zijn dat Ik je eigenlijke, oorspronkelijke leven kon behouden, dan zouden jullie daar toch niets meer aan hebben omdat je hele aard nu geheel en al duivels is geworden! Want als uit zo'n mens de onreine geest door Mijn macht wordt verdreven, dan gaat hij door dorre plaatsen, zoekt rust en vindt deze niet (Matth. 12:43). Dan zegt hij bij zichzelf: 'Ik ga weer naar mijn oude huis terug; want op de steppen en woestijnen vind ik geen rustplaats, en in de huizen, waar al genoeg bewoners van mijn soort wonen, word ik niet binnengelaten.' Als dan na dit voornemen de duivel weer bij zijn vroegere huis komt, dan vindt hij daar geen activiteit, en het is schoon en versierd. (Matth.12:44) Daarop gaat hij terug en roept nog zeven andere geesten, die slechter zijn dan hij. Met hun hulp kost het hem weinig moeite om zijn oude huis binnen te dringen, en dan wonen ze gezamenlijk in dat huis, en met zo'n mens wordt het dan nog veel erger dan het eerst was!
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Want met toorn bezondig je je zelf en doe je allereerst je zelf schade aan; wie ontucht bedrijft, die begraaft zijn ziel in het oordeel van het vlees en schaadt ook alleen zichzelf; maar het kwaadste van alle kwaden is de leugen !
Hoofdstuk 198: De schat in de akker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De leerlingen antwoorden: 'Ja Heer, deze gelijkenis is duidelijk; want de vinders van de schat zijn zij, die Uw woord horen, en de akker is het nog wereldse hart van de mensen, dat zij door het volgen van Uw woord eerst nog geestelijk voor zichzelf moeten kopen, opdat Uw woord in dat hart hun volle eigendom wordt en zij daarmee dan al het goede voor zichzelf en hun broeders kunnen doen!'
Hoofdstuk 198: De schat in de akker. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De engel zegt: 'Als een zielloos en geesteloos lichaam, dat op zichzelf bijna geheel uit materie bestaat, geen eten tot zich neemt en ook niet nemen kan, dan moet het toch de ziel en de levensgeest in dit lichaam zijn die het voedsel opneemt. Omdat het lichaam niets anders is dan een handlanger van de ziel en voor zichzelf geen voedsel nodig heeft, daarom is het dus de ziel en haar geest die zolang het voedsel van de aarde gebruikt als ze haar lichaam bewoont, en het in stand houdt doordat ze het haar afval laat eten! Want het lichaam wordt gevoed door het afval van de ziel.
Hoofdstuk 206: Het dode lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Maar de god der Joden, die de meesten nu ook niet meer in waarheid willen erkennen en die zij in plaats van in geest en waarheid van het hart, hetgeen in diepste wezen de ware liefde is, alleen maar door een zeer besmeurde en dode ceremonie aanbidden en vereren, is echter toch de alleen ware, eeuwige God, die eenmaal de hemel en deze aarde met alles wat daar op, in en onder is, leeft en beweegt, uit Zichzelf geschapen heeft!
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik antwoord hem: 'Vriend, maak je daarover geen zorgen; want men kan Mij slechts zover benaderen en kwaad doen, als Mijn Vader, die in Mij is -zoals Ik in Hem ben, het toelaat; en wat allemaal toegelaten wordt tot heil van alle mensen en ter vervulling van de schrift, dat weet Ik al sinds eeuwen! AI de profeten hadden nooit zo kunnen voorspellen, als Ik het niet vooruit had geweten; want dezelfde geest, die in alle volheid in Mij woont en nu zo tegen jou spreekt, heeft ook zo tegen de profeten gesproken wat je in de schrift leest! Maar omdat nu dezelfde geest hier is, moet Hij datgene vervullen, wat Hij over Zichzelf door de profeten geprofeteerd heeft! En heb jij daarover maar geen zorg! Want deze almachtige geest weet wel wat Hij doet!'
Hoofdstuk 194: Het geestelijk huis van de mens. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ja, als in het innerlijk van een mens niet echt een gevecht met zichzelf en zijn verschillende eigenschappen plaatsvindt, is alles nutteloos wat men van buitenaf met hem wil doen!
Hoofdstuk 220: De rust en het nietsdoen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ahab zegt: 'Wat een mens zichzelf niet verschaft door zijn oorspronkelijk ontvangen eigenschappen te gebruiken, dat kan geen God hem geven, want dan zou hij vernietigd worden! God kan alles, maar daar heeft de mens niets aan!
Hoofdstuk 220: De rust en het nietsdoen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...