Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 7 van 1112

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Daar voor ons staat nog de geneeskrachtige plant en daar wat verder naar voren de uiterst schadelijke, vergiftige plant! Voeden beide zich niet met hetzelfde water, met precies dezelfde lucht en met hetzelfde licht en dezelfde warmte? En toch zit deze plant vol geneeskracht en de andere vol dodelijk gif!
Hoofdstuk 144: Het ontstaan van rampen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] "Het duurde echter niet lang of ik ontdekte iets dat leek op een grijs menselijk geraamte, dat langzaam op de oppervlakte van het water ronddreef en begeleid werd door een stuk of tien vreemd uitziende, zwarte eenden. Alleen op de voeten zat een heel klein beetje vlees, maar pas onder de enkels, alle andere botten waren zonder huid of vlees, en dat vond ik vreselijk raar. In het begin lag het drijvende geraamte met het gezicht naar boven gekeerd, maar na ongeveer een half uur had het zich omgedraaid, begon als een geoefend zwemmer met handen en voeten te bewegen en scheen moeite te doen om de zwarte eenden kwijt te raken. Maar die waren hardnekkig en wilden de luguber uitziende zwemmer beslist niet alleen laten.
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De aap richtte zich plotseling woedend op, sprong in het water en begon daar de griezelige eenden te vangen, en wee degene die hij gevangen had! In een oogwenk werd die in duizend stukken gescheurd! Op vijf na had hij ze allemaal verscheurd; de overgebleven vijf maakten dat ze weg kwamen.
Hoofdstuk 150: De zieletoestand van de twee verongelukten in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[18] Ik spande mij nu meteen in om iets te zien, maar kon aanvankelijk niets ontdekken, dat wil zeggen niets geestelijks en onheilspellends. Maar na ongeveer een uur ontdekte ik een blauwachtige damp die zich boven het bed van de weduwe verspreidde, en vroeg mijn vader of hij daar ook iets van zag. Hij ontkende dat en concludeerde daaruit dat dit al iets buitengewoons was. Ik zette mijn observatie met de grootste opmerkzaamheid voort en ontdekte in deze blauwe nevel weldra een groot aantal ongeveer vingerlange klapper- en ringslangen, die in de blauwe nevel als vissen in het water rondzwommen..Deze beesten kronkelden ontzettend en vormden de ene ring na de andere en blikkerden vreselijk met hun stalen tongen; maar boven de in zekere zin gefixeerde nevelkring bewoog zich geen van de vele beesten. Ik maakte mijn.vader daar meteen op attent en gaf hem als mijn mening te kennen, dat het in leder geval niet erg aan te bevelen was om te dicht bij het bed te komen. Mijn vader deelde meteen mijn mening, maar hij vroeg mij ook of ik niet het een of andere middel te weten kon komen waarmee de weduwe te helpen zou zijn.
Hoofdstuk 154: De weduwe en haar giftige sfeer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Op die wijze vertelde ik mijn vader meteen wat ik zag. Nadat het hooi was opgegeten, verdween de man van het dak; maar al gauw kwam er een ander, die er heel anders uitzag dan de eerste, met twee emmers water, die de beide koeien het zich daarin bevindende water voorhield om het te drinken, en de koeien dronken het tot de laatste druppel op.
Hoofdstuk 157: Ontwikkeling van de zielsvormen van de twee gestorven vrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De aanvoerder gaat zo vlug mogelijk weer naar de zestig op het water en brengt hun Mijn wens over, en opeens vallen allen voorover met hun gezicht op het water en blijven daar een paar ogenblikken zo rustig als droge stukken hout op liggen. Vlug daarna worden ze erg onrustig en beginnen zich helemaal uitgestrekt zeer snel om hun as te draaien.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu zitten zij op het water en zullen ons in deze houding laten zien hoe zij vis vangen! Kijk, door hun grote wilskracht drijven zij de vis uit de wijde omtrek naar zich toe! Met de hand pakken zijde vis uit het water en leggen deze naar behoefte op hun opengevouwen schorten, die zij altijd om hun lendenen dragen, en in zittende houding varen zij daarmee snel naar de oever. Hun zeil en hun roeispanen bestaan alleen uit hun wil; zodra zij op het water een wat snellere beweging willen maken, willen zij dat met hun rotsvaste geloof, dat geen twijfel kent, - en alles gaat zoals zij het willen!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] En de AANVOERDER wendt zich meteen tot de blanken en zegt: "Blanke broeders, lijkt datgene wat wij nu deden voor jullie erg vreemd en nooit eerder vertoond? Alles wat wij nu voor jullie op het water deden is echter bij ons, eenvoudige natuurmensen, net zo natuurlijk als bij jullie het kijken, horen, ruiken, proeven en voelen.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Let op, laat eens een gevoelsmens hier komen; hij mag echter geen hoogmoed en geen heerszuchtige eigenliefde in zijn hart hebben gevoeld. Als hij zich toevertrouwt aan het water, sta ik ervoor in dat hij niet onder zal gaan! Maar als daarnaast echter ook een heerszuchtig en heel egoïstisch mens op het vluchtige element plaats neemt, zal die zinken als een steen! Alleen als hij erg vet is -wat bij zelfzuchtige mensen vrijwel nooit het geval is -zou het vet hem een tijdlang voor ongeveer twee derde van zijn lichaam boven water houden dat wil zeggen als hij moddervet zou zijn! Maar als zijn lichaam normale proporties heeft, zinkt hij als een steen.
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Wij braken op, gingen vlug naar de genoemde heuvel en bereikten die na een hal uur. Daar aangekomen begon de tamelijk uitgestrekte heuvel helemaal te leven van louter slangen en adders; er ontstond zo'n gesis en haast onverdraaglijk gefluit, dat men daardoor nauwelijks zichzelf kon verstaan. Al deze duizenden beesten haastten zich naar de zee en zwommen pijlsnel over het grote golvende water, en binnen enkele tellen was de heuvel gezuiverd.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] SIMON JUDA zegt: "Heer toen U Zich voor mijn ogen in de rivier de Jordaan door Johannes met water liet dopen, zagen wij terstond een vlam in de vorm van een duif boven U w hoofd zweven, en men zei dat dit Gods heilige geest was! En men hoorde toen ook een stem, als uit de lucht, die zei: 'Zie, dit is Mijn geliefde Zoon in wie Ik een welbehagen heb; luister naar Hem!' Wat was dat dan? Waar kwam die heilige vlam vandaan, en wie sprak die duidelijk gehoorde woorden uit? Hoe moeten wij dit opvatten en begrijpen?"
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Daarop vroeg de dienaar weer aan het mannetje, hoe de krokodilleëieren dan in deze streek terechtgekomen waren, omdat men in dit stroomgebied immers nog nooit een krokodil had gezien. Toen zei het mannetje: 'De krokodillen zijn erg slim en kennen de natuur goed. Zij weten door hun aard en hun ervaring, dat het in de streken stroomopwaarts beter en gezonder voor de ontwikkeling van hun eieren is dan in de gebieden stroomafwaarts. Daarom sluipen zij meteen na de regentijd 's nachts zwemmend hierheen, en nog ettelijke dagreizen verder van hier opwaarts tot aan het gebied waar de stroom te sterk wordt, en begraven daar een onnoemelijk aantal eieren in het warme zand. Als zij daarmee klaar zijn, precies in de tijd dat jullie grote mensen net als wij door de modder de oevers van de stroom niet gemakkelijk kunnen benaderen, dan gaan zij 's nachts weer zwemmend naar de lagere gebieden terug, waar rijke kudden zijn waarop zij 's nachts altijd met veel succes kunnen jagen. Zodra de jongen hier uit hun eieren komen, kruipen zij meteen naar het water en zwemmen dan heel gemakkelijk daarheen waar de oude krokodillen zich gewoonlijk ophouden. Daar vinden zij ook meteen voedsel en groeien erg snel. Omdat wij echter goed weten waar hun voedzaamste eieren te vinden zijn, zoeken wij deze op, proberen er zoveel mogelijk te vernietigen en voeden ons met deze kost, die een lekkernij is voor ons gehemelte. Alleen met het opsporen gaat het in het begin niet zo gemakkelijk, en bovendien vallen ons nog vaak enige vijanden lastig; de ene is een machtige bewoner van de lucht, de adelaar, en de tweede is de verwenste klapperslang. Maar als wij met een aantal bij elkaar zijn, kunnen beide ons niets doen. -Maar let nu op hoe wij de eieren zoeken, vinden en meteen ook zullen vernietigen! ,
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Daarop sprong het mannetje bij ons vandaan en maakte enige piepende voor menselijke oren eentonige, ongearticuleerde geluiden waarvan ik de betekenis niet zo precies begreep; maar mijn scherphorende dienaar zei, dat het mannetje nu opdracht had gegeven om de eieren op te zoeken. En werkelijk, de diertjes begonnen de neuzen in het zand te steken en te snuffelen, en zodra zij een plaats vonden waar zich in het zand een laag eieren bevond, lieten zij een heel speciaal geluid horen, groeven heel snel dieper in het zand en legden de eieren bloot, waarna dan het vernietigen van de gevonden buit begon. Zij aten echter alleen de kleinere; de grote beten zij wel stuk, maar wierpen ze dan heel behendig met de voorpoten in het water. Daarna begon echter de jacht meteen weer van voren af aan.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Marcus keek rond en werd helemaal verlegen bij het zien van alles wat daar in een oogwenk ontstaan was. Rechts van het oude huis in noordoostelijke richting stond een kant en klaar uit bakstenen opgetrokken fraai huis, dat zich met de zuidoostelijke voorkant bijna tot aan de zee uitstrekte. Het had een verdieping met een comfortabele omloop rondom het hele huis en op de begane grond bestond het uit een ruime keuken, een grote voorraadkamer en verder uit achttien vertrekken, waarvan vijf woonkamers en daarachter dertien grote vertrekken voor allerlei agrarische doeleinden, zoals bergruimten voor allerhande graan, vlees, voor vruchtengroenten, voor peulvruchten en wortelgewassen. In een grote ruimte bevond zich een met wit marmer bekleed waterbekken, dat ruim twintig kwadraatklafters* (* 1 klafter = 1.90 meter (oude Duitse maat)mat en over het geheel gemiddeld zes voet water kon bevatten; het water stond nu echter maar vier en een halve voet hoog, wat voor het bewaren van edelvissen diep genoeg was.
Hoofdstuk 4: Het nieuwe huis van Marcus, een wonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Ik vroeg de boeteverkondiger, die overigens heel vriendelijk was waarin dan de naboetedoening van deze stekelboetedoener bestond. En deze antwoordde: 'Uit twee of ook drie dingen! Ten eerste kan hij de stekels tot aan het eind van zijn leven in zijn lichaam laten zitten, wat veel ongemakken met zich mee brengt, vooral bij de nachtrust; want dergelijke boetelingen kunnen dan alleen op het stuifzand of met aan hem vastgebonden zakken die met lucht gevuld moeten zijn, in het water hij nachtrust genieten. Ten tweede kunnen zij de stekels weer uit hun lichaam trekken, maar per dag niet meer dan één, en dus hebben zij voor het uittrekken net zoveel tijd nodig als eerder voor het insteken. Ten derde kunnen zij ook alle stekels er in een keer uit laten trekken en daarna een balsembad nemen. Dat heelt het snelst de wonden en de boeteling is daarna meteen weer een bruikbaar mens die tot werken in staat is, maar hij moet daarvoor of een groot offer aan Lama schenken, of vier jaar lang slaaf van een priester zijn en diens akker, weiden en tuinen verzorgen, waarbij hij zichzelf echter geheel uit eigen middelen moet verzorgen. Dat het hem daarbij met al te goed gaat, laat zich vanzelfsprekend wel indenken!'
Hoofdstuk 27: Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...