Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2373 resultaten - Pagina 7 van 159

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[13] De mensen der wereld zijn als tarwe, gerst en rogge. Dit levende graan groeit echter niet zonder kaf en vies stof. Opdat dit graan, dat wil dus zeggen deze wereldmensen, dan gereinigd kan worden van het kaf en het vuil, en vervolgens als volledig schoon koren in de eeuwige schuren van de Vader gebracht kan worden, daarom worden jullie nu omgevormd tot goede en levende korenschoppen, waarmee de Vader in de hemel Zijn koren zal reinigen. Begrijp je het nu?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Petrus zegt: 'Ja Heer, nu is het ons volkomen duidelijk; maar wij zouden nu ook nog graag willen weten, wie U nu eigenlijk wel bent; want U spreekt altijd over de Vader in de hemel als over een tweede persoon, terwijl wij sinds Sichar U heimelijk ook zagen als de Vader! Bent U soms ook een korenschop of een ander werktuig in de handen van de Vader?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Dan zegt de bijdehante spreker van daarnet: 'Heb maar even geduld, u zult het zo dadelijk zien! Kijk, het is vandaag sabbat; op deze dag komt meestal, zoals u het in de synagogen en scholen leert, het heil van boven! Dit keer is het heil van de mensen reeds beneden, en daarom komt er nu iemand, die nog geen heil heeft, van boven naar u daar beneden om daar zijn heil te zoeken. Er gebeurt hier dus niets dat strijdig is met de sabbat; want het is toch wel hetzelfde of op de sabbat het heil van boven naar beneden komt, of dat iemand het heil beneden zoekt, omdat het al vóór hem uit de hemel naar beneden kwam bij de blinde mensen, die het niet kunnen zien ook al stoten ze hun neuzen ertegen!'
Hoofdstuk 116: Bethabara. Genezing van de jichtlijder. (22.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zeg: 'Iedere vogel zingt en tsjilpt zoals hij gebekt is, en zo zeggen jullie alleen maar datgene, wat je wereldse verstand je ingeeft, en je kunt niets anders zeggen, omdat je niets anders begrijpt! En dat is dan ook alles, wat Ik jullie daarop kan antwoorden. Want ook al zou Ik Jullie iets hogers en waarachtigs uit de hemel meedelen, dan zou je Mij toch niet begrijpen; want je harde hart begrijpt dat niet!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Waarlijk, waarlijk, Ik zeg je: Wie zijn broeder in de nood verlaat, verlaat ook meteen - God en hemel! En God zal hem verlaten, eer hij er op verdacht is!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen ik zo treurig te moede neerzonk en hard om jou, mijn vader, begon te roepen, zie, toen kwam opeens deze vriend uit de tuinen, pakte mijn hand en zei: 'Sta op mijn dochter!' Toen verdwenen in één keer al de heerlijkheden, die mij treurig hadden gemaakt, en ik ontwaakte terwijl deze vriend me nog bij de hand hield. Ik kon me niet direkt al datgene herinneren, wat ik had gezien; maar toen mijn volle herinnering mij als het ware uit de hemel werd teruggegeven, herinnerde ik me al het geziene en in de droom beleefde weer net zoals ik het je nu heb verteld.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De leerlingen en al het volk dat daar was, waren buitengewoon verbaasd en zeiden: 'Dit overtreft werkelijk alles! Zoiets is in Israël nog nooit gehoord! (Matth. 9:33) Het is al eens gebeurd dat wind en storm verdreven werden, hoewel op bescheiden schaal; schijndoden zijn ook al eens levend gemaakt, rotsen werden gedwongen om water te geven, en toen Mozes daarom vroeg kwam er manna uit de hemel, maar het was allemaal zeker niet zo perfect.
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] En Ik zei tegen hem: 'Vriend, je was bij Johannes toen men hem het bericht van Mij overbracht dat Ik de mensen doopte, en dat velen Mij volgden! Zeg hier nu eens hardop: wat gaf Johannes voor antwoord?' De leerling van Johannes zegt: 'Toen sprak en antwoordde Johannes: 'Een mens kan niets nemen, tenzij het hem door de hemel gegeven wordt. jullie zijn mijn getuigen, dat ik gezegd heb dat ik de Christus niet ben, maar alleen vóór Hem uitgezonden. Wie de bruid heeft, die is de bruidegom; de vriend van de bruidegom hoort hem staande aan en verheugt zich over de stem van bruidegom! Die vreugde is nu de mijne! Hij moet groter worden, ik moet echter kleiner worden! Die van boven neerdaalt, is boven allen; wie van deze aarde is, is slechts van deze aarde en spreekt alleen maar over deze aarde. Alleen Hij, die van de hemel komt, is boven allen!'
Hoofdstuk 123: Het getuigenis van Johannes de doper. (29.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Kortom, sinds Abraham tot op heden zijn er al veel wonderlijke dingen gebeurd; maar, zo waar er een God is die over hemel en aarde regeert dit wonder slaat alles!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] In hun grote angst zagen de Farizeeën nu wel in, dat niemand medelijden met hen had en een goed woordje voor hen wilde doen bij de overste, die over geheel Galiléa het Romeinse, meestal onverbiddelijke, scherprecht uitoefende. Ze vielen daarom, bij elkaar zo'n dertig man, voor de overste op de knieën, zwoeren dat ze het echt zo kwaad niet hadden gemeend met hun eerdere opmerkingen tegen Jezus, en dat ze daarmee alleen maar op een wat indringender manier duidelijk hadden willen maken, dat de onmiskenbare kracht van God in Jezus, de Meester van alle Meesters, ook de opperste van de duivels aan zich dienstbaar kan maken en moet maken; want het zou toch erg droevig voor de mensen zijn, als God geen macht over de duivel zou hebben. Daar in Jezus zonder de geringste twijfel de allerhoogste macht en kracht van God aanwezig was, moest deze zowel over alle duivels als over alle engelen macht hebben en hen zonder uitzondering tot absolute gehoorzaamheid kunnen dwingen! 'Wij wilden daarom met het gezegde, dat hij die duivels met behulp van hun aanvoerder uitdreef, alleen maar zeggen, dat zijn kracht van God sterker is dan alles, wat in de hemel, op de aarde en onder de aarde is. Als u nu begrijpt, hoge gebieder van Rome, dat wij alleen maar dit en beslist niets anders hebben bedoeld met wat we zeiden, en dat we daarvoor ter dood zijn veroordeeld, hoe is het dan mogelijk, dat u ons zo hebt kunnen veroordelen? Wij vragen u daarom in de naam van de goddelijke Meester Jezus, of u zeer genadig uw uitgesproken oordeel weer in wilt trekken!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Jullie waren weliswaar de reinste mensen van Israël; maar er kleefden toch nog verscheidene wereldse lusten aan jullie ziel. God, die jullie liefheeft, zag dat en wilde je in één keer van al het wereldse bevrijden, opdat je nu geheel en al in staat zult zijn de genade van jullie Vader in de hemel te aanvaarden. Dat is nu gebeurd, en je bent nu voor altijd veilig voor Herodes. Want degenen, die hij helemaal uit Iaat roven, Iaat hij geen belasting meer betalen; want de onderdanen die tot de bedelstaf gebracht zijn worden geschrapt in het belastingboek.
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] David, de grote koning, bad tot God in zijn ellende, en God hielp hem uit zijn grote nood, en het is nog nooit gebeurd dat God degenen die hulp aan Hem vroegen, niet verhoord heeft; het zou dus een onvoorstelbaar wonder geweest zijn als God ons niet in deze grote nood had verhoord. Want God is altijd volliefde voor diegenen die tot Hem roepen: ' Abba, lieve Vader!' Daarom willen we van nu af aan Hem boven alles, alles, alles liefhebben! Hij alleen is onze redder! onze heilige Vader heeft ons dit alles door Zijn heilige engelen uit de hemel laten brengen!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Ten overvloede kunt u nog de religies van vreemde volken nemen, zoals van de Turken, de Parsen, Hindoes, Chinezen en Japanners! Hoe zeer zij ook afwijken van Het geloof dat Ik alleen aan de kinderen uit de hemel der hemelen gaf, toch is ook in hen, hoewel veel dieper verborgen, dezelfde geest van God als een sturende kracht aanwezig!
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Als er een zuivere waarheid en een echte gerechtigheid is, waarvoor de tegenwoordige mensheid niet het minste begrip heeft, dan moet bij ons ook het Romeinse principe gelden: 'Al gaat de hele wereld te gronde, het recht zal toegepast worden!' De ware deugd moet altijd beloond worden; de leugen, de afgunst, de gierigheid, de valsheid en alle ongerechtigheid moet steeds onverbiddelijk gestraft worden! Als we iets willen bereiken met de thans bijna geheel verworpen slechte mensheid, dan moeten wij optreden zoals de engelen in Sodom em Gomorra. Wie naar ons luistert en ons in Uw naam aanneemt, die zal Uw genade ten deel vallen; wie echter niet naar ons luistert en ons niet aannemen wil, die wordt bezocht door een plaag! Wie ons echter wil vervolgen en voor een wereldlijk gerecht wil brengen, moet een verterend vuur uit de hemel over zich heen krijgen, en dat moet datgene met hem doen wat het eens met de Sodomieten gedaan heeft !
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Als Ik nu echter weer met donder en bliksem het evangelie van het Rijk van God op aarde aan de mensen zou willen verkondigen, zou Ik jullie daarbij niet nodig hebben; want dan zijn er in de hemel nog een overgroot aantal machtige engelen, die veel meer verstand hebben van zo'n verbreiding van het Godsrijk op aarde dan jullie.
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...