Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2737 resultaten - Pagina 1 van 183

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] (In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Joh. 1:1) Dit vers heeft al heel wat veelsoortige onjuiste verklaringen en interpretaties ten gevolge gehad. Uitgesproken godloochenaars maakten zelfs juist van deze tekst gebruik om daarmee met nog meer succes Mijn goddelijkheid te bestrijden, omdat ze het bestaan van het opperwezen over het algemeen verwierpen. Wij willen het nu niet over deze kunstgrepen hebben, waardoor de verwarring slechts groter in plaats van kleiner zou worden, maar meteen met de kortst mogelijke uitleg voor den dag komen. Deze uitleg, die zelf licht is, in het licht van Het Licht, zal vanzelf de dwalingen bestrijden en te niet doen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Na deze onmisbare waarschuwing vooraf, volgt dan nu de uitleg; alleen teken Ik daarbij nog aan, dat het hier slechts om de innerlijke betekenis voor geest en ziel gaat, en niet om de innerlijke pure hemelse betekenis. Deze laatste is te heilig en kan, zonder voor de wereld schadelijk te zijn, slechts aan die mensen meegedeeld worden, die daarnaar zoeken door hun levenswandel geheel te richten naar het woord van het evangelie. De innerlijke betekenis voor geest en ziel is echter eenvoudig te vinden, soms al door de juiste moderne vertaling, hetgeen nu dadelijk zal blijken uit het commentaar bij het eerste vers.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Nu het eerste vers voldoende belicht is en iedereen met een beetje verstand het zonder moeite kan begrijpen, volgt de betekenis van het tweede vers vanzelf. Het getuigt, dat het ervoor beschreven 'woord' of 'licht' of 'de grote scheppingsgedachte' niet ontstaan is in de loop van het Goddelijke bestaan, maar dat het met God, als een deel van Hem, eeuwig is en daarom nooit iets kan zijn, wat met een vroeger ontstaansproces te maken heeft. Daarom geeft het tweede vers als een soort getuigenis de verklaring: Het bestond altijd al in de diepste grond van al het zijn en al het latere worden, als een deel daarvan in en uit God, en was dus Zelf geheel en al God.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (Alle dingen zijn daardoor geschapen en zonder dit is niets geschapen, dat geschapen is. Joh. 1:3) Dit vers zegt dat datgene actief is geworden, wat al in het eerste vers als het 'Woord' of 'Licht' in de diepste grond van al het Zijn en Worden geheel aanwezig was, maar zich nog niet als iets wat al uitgetreden was, duidelijk zichtbaar liet zien.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Daarom moet dit derde vers, op de juiste manier weergegeven ook zo luiden: AI het geschapene ontstond uit deze oergrond van de schepping, die in zichzelf de eeuwige diepste grond van zijn totale bestaan is. Het licht, het woord en de wil brachten uit dit eigen wezen het eigen licht, de eeuwige eigen scheppingsgedachte, in het vaste zichtbare bestaan voort, en er is niets in de gehele eeuwige oneindigheid, dat niet op dezelfde manier uit dezelfde oergrond in het zich openbarende en zichtbare bestaan gekomen is.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] (In Hem was het leven, en het leven was het licht der mensen. Joh. 1:4) Het is vanzelfsprekend, dat de diepste grond van al het bestaan, het licht van al het licht, de diepste gedachte van alle gedachten en ideeën, de oervorm als de eeuwige grond van alle vormen, ten eerste niet vormeloos en ten tweede niet dood kon zijn, omdat de dood in zijn realiteit het algehele tegendeel is van al het bestaande, in welke vorm dan ook. In dit woord of licht of in deze grote gedachte van God in God, en uiteindelijk dus God Zelf, was derhalve een volkomen leven. God was dus in Zijn totaliteit de eeuwige volmaakte diepste grond van het leven. En dit licht of leven riep de wezens uit zichzelf op, en dit licht of leven was het licht en dus ook het leven in deze wezens, in deze uit Hem geschapen mensen. En deze wezens en mensen waren zo een volledig evenbeeld van de bron van alle licht, wat in hen de voorwaarden schiep voor een leven gelijk aan het Zijn, het Licht en de eeuwige diepste grond van het Zijn.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Het was in de wereld, en deze is Daardoor ontstaan, maar ze herkende Het niet. Joh. 1:10 ) Hoe Ik, de bron van alle licht, ondanks al de voorboden en verkondigers van Mijn komst miskend kon worden door deze wereld d. w .z. door de verduisterde mensen, die met hun hele wezen uit Mij of wat hetzelfde is, uit de bron (het Woord) ontstaan zijn, is reeds in het vijfde vers duidelijk naar voren gebracht. Alleen moet daarbij nog wel aangetekend worden, dat hier onder het begrip 'wereld' niet verstaan moet worden 'de aarde als draagster van verloren zielen, die tesamen de materie vormen', maar alleen 'de mensen' als zodanig. Zij zijn weliswaar voor een deel uit de materie genomen, maar als vrijgemaakte wezens behoren ze niet meer, of behoeven ze niet meer te behoren, tot deze vanaf de zondeval reeds veroordeelde zielsmaterie. Want het zou geen goede zaak zijn als Ik verlangen zou dat een steen, die nog in het diepste gericht ligt, Mij zou herkennen! Dat kan Ik alleen terecht verlangen van een vrij geworden ziel, die Mijn geest in zich heeft.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Dit was het oordeel van de hoge en wijze Joden over Mij toen Ik geheel en al in het vlees aanwezig was op de aarde; en miljoenen hebben op dit moment nog precies datzelfde oordeel over Mij, want ze willen beslist niets horen over een zachtmoedige, vriendelijke en Zijn woord houdende God!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ten derde mag, gesteld dat Christus toch God was, Hij Zich alleen maar door het innerlijke woord openbaren aan mensen van het vak, zoals bepaalde sociëteiten, concilies, buitengewone piëtisten, met een aureool omgeven Zeloten en volleerde toonbeelden van deugd, en aan zo'n gelukskind moest Hij dan ook meteen de macht geven om bergen te verzetten; anders is het niets gedaan met de goddelijke boodschap en openbaring van Christus!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Voor Petrus of Simon bewees hetgeen Ik zei voldoende dat Ik stellig de beloofde Messias was; vanaf dat moment twijfelde hij daar niet aan, en hij vroeg Mij ook nooit met één enkel woord of Ik wel de Echte was, want hij vertrouwde volkomen op wat zijn hart hem ingaf. Beiden bleven ze nu tot aan de ochtend bij Mij en later verlieten ze Mij niet meer.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Want zoals Ik het water in wijn veranderde, zo zal ook door het woord uit Mijn mond het natuurlijke zinnelijke van de mens in de geest veranderd worden, als hij tenminste daarnaar leeft!
Hoofdstuk 11: De bruiloft te Kana in Galiléa. Kapérnaum en reis naar Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En het woord werd vlees en woonde onder ons, en wij zagen Zijn Heerlijkheid, een heerlijkheid als van de eniggeboren zoon van de Vader, vol genade en waarheid. Joh. 1:14) Als de mens zo door de wedergeboorte een echt kind van God wordt, welke geboorte als het ware door God of de liefde tot God plaats vindt, dan komt hij tot de heerlijkheid van de bron van alle licht in God, ofwel tot het eigenlijke goddelijke bestaan. Dit bestaan is de werkelijke eniggeboren zoon van de Vader, zoals het licht inwendig verborgen rust in de warmte van de liefde, zolang de liefde het niet opwekt en uit zich naar buiten Iaat stralen. Dit heilige licht, dat zo naar buiten straalt, is in wezen de werkelijke heerlijkheid van de zoon van de Vader en het doel van iedere wedergeborene; daar wordt de wedergeborene gelijk aan die heerlijkheid, welke eeuwig vol genade (Gods licht) en vol waarheid is, en dit is de echte werkelijkheid of, anders gezegd, het vlees geworden woord.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Maar toch moet ieder in zijn hart de raad opvolgen, die Maria aan de dienaars gaf, toen zij zei: 'Wat Hij tegen jullie zeggen zal, doe dat!' Dan zal Ik ook aan een ieder datgene doen, wat Ik in Kana in Galiléa gedaan heb. Zij krijgen van Mij dan namelijk een echt teken, waaraan en waaruit ieder, die naar Mijn woord leeft, de wedergeboorte des geest es in zichzelf gemakkelijker herkennen kan.
Hoofdstuk 11: De bruiloft te Kana in Galiléa. Kapérnaum en reis naar Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dat wat u gedaan heeft, heeft ons zeer verrast en we begonnen ons, als oudsten van Jeruzalem, af te vragen op grond van welke macht u deze, op zichzelf zeer lofwaardige, daad gedaan hebt, of hier sprake is van een wereldse of van een profetische macht; en dát was hetgeen we van u weten wilden. En als u op een verstandige, voor ons begrijpelijke manier gezegd had, dat u een door God gezonden profeet bent en dit door de macht van God doet, dan zouden we u geloofd hebben. Maar nu gaf u ons, in plaats van een verstandige verklaring, tegen alle verwachting in, een nauwelijks te herhalen goddeloos opschepperig dom antwoord, waarin niet één oprecht woord te vinden is. Daarom denken wij dat u iemand bent, die ergens in een heidense school een beetje toveren geleerd heeft en die daarmee nu hier in de stad van David wat geld wil verdienen door voor de Romeinen, of in het geheim voor de Farizeeën, priesters en levieten te werken, want die zullen vandaag wel als gevolg van uw toverhandeling, hun beste tempeloogst hebben gehad! Het doet ons allen werkelijk verdriet, dat we ons zo op u hebben verkeken.'
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] (Toen Hij dan opgewekt was uit de doden, herinnerden Zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Hij gesproken had. Joh. 2:22) Want zelfs zij begrepen het pas nadat Mijn zeer wonderbaarlijke opstanding drie jaar later had plaats gevonden, en ook begrepen zij toen pas de Schrift, die dat over Mij voorspeld had.
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...