De commandant vraagt naar de hel

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 110 / 244 »»
[1] Na die uitgebreide woorden bedankten allen Mij, omdat Ik hen met zoveel geduld over zulke belangrijke dingen had onderwezen, en ze beloofden Mij vast dat ze die leer onmiddellijk in hun leven zouden toepassen, al zou dat ook menige strijd kosten.
[2] 'Want geen enkele goede en grote zaak ten behoeve van het leven van de mensen' , zeiden ze, 'kan zonder moeite en veel strijd bereikt worden; hier gaat het echter om het bereiken van het hoogste levensbezit van de mensen, en dus is het des te meer zaak om geen inspanning, werk en strijd te schuwen.
[3] Wij Romeinen zijn echter geen mensen die de strijd schuwen en wij hebben geen vrees voor een vijand, en daarom zullen wij in korte tijd menige overwinning behalen; in eerste instantie op onze eigen zwakheden, die onze meest nabije en vaak hardnekkigste vijanden zijn, en daarna ook gemakkelijk de vijanden buiten ons overwinnen -als U, o Heer, ons niet met Uw genade zult verlaten, ook dan niet als wij die nog mensen van deze aarde zijn, ooit in de een of andere levenssituatie een fout zouden maken en vallen.
[4] Maar laat niet al te grote verzoekingen over ons komen, daar vragen wij U nu om in de blijde hoop, dat U dat verzoek niet onverhoord zult laten!'
[5] Ik zei: 'Kijk, deze aarde en de hele zichtbare hemel met alles wat die bevat zullen vergaan, maar Mijn woorden en Mijn beloften zullen eeuwig niet vergaan! Ik zal jullie gerechtvaardigde beden ook nooit onverhoord laten; maar in deze tijd heeft het rijk Gods geweld nodig, en alleen zij zullen het in alle volheid bezitten, die het met geweld naar zich toe trekken. Daarom zal het Volledig bereiken ervan nog heel veel innerlijke en uiterlijke strijd kosten.
[6] Vrees echter niet voor de vijanden, die wel het lichaam van een mens kunnen doden, maar de ziel geen schade kunnen toebrengen; als jullie iemand vrezen, vrees dan God, die een boze ziel naar de hel kan verstoten! ,
[7] Nu trad de commandant naar voren en zei: 'O Heer en Meester, aangezien U nu gewag hebt gemaakt van de hel -het oord waarvan de Joden geloven dat de slechte zielen daar door de ergste duivels eeuwig gemarteld worden, terwijl ook de heidenen zo'n oord van verschrikking kennen onder de naam Orcus of ook wel Tartarus -zeg ons nu ook, zo helder dat ook wij het kunnen begrijpen, hoe het met die hel gesteld is, waar die is, en wie er na zijn lichamelijke dood in dat oord van verschrikking terechtkomt!
[8] Want nu wij heel duidelijk uit Uw mond hebben gehoord wat voor zaligheden de mensen te wachten staan die overeenkomstig Uw leer leven en handelen, geloof ik dat het niet minder noodzakelijk is om ook nader op de hoogte te raken van het lot van verschrikking van diegenen die op deze wereld uitgesproken en onverbeterlijk Uw vijanden en tegenstanders zijn, opdat wij hun ook kunnen zeggen en tonen hoe, waar en wat ze daarvoor aan gene zijde kunnen verwachten, om hen zo mogelijk gemakkelijker van hun boze verkeerdheid af te brengen en voor Uw rijk te winnen.'
[9] Ik zei: 'Mijn vriend, je hebt wel gelijk datje Mij dat vraagt; maar nu is het nog moeilijk omjou daar iets begrijpelijks over te zeggen, omdat jouw innerlijke liefde levensgeest nog niet volkomen in je ziel is overgegaan. Maar Ik wil je wel zoveel zeggen als jij en de anderen kunnen begrijpen, dus luister en let goed op!
[10] Kijk, zoals de hemel overal is waar goede mensen zijn die Mij lief en welgevallig zijn, zo is ook de heloveral waar verachters van God, vijanden van al het goede en ware, leugenaars, bedriegers, boosaardige dieven, rovers, moordenaars, gierigaards, heerszuchtige mensen die op wereldse eer belust zijn, en boosaardige, liefdeloze hoereerders en echtbrekers zijn.
[11] Als je wilt weten hoe het er in zo'n hel uitziet, kijk dan alleen maar naar het gemoed, de boze liefde en de kwade wil van zo'n mens, in wie de hel heerst; dan zul je je daardoor gemakkelijk realiseren hoe het er uitziet in de hel, die juist een werk van dergelijke mensen is!
[12] In de hel wil iedereen de eerste, de hoogste en meest onbeperkte heerser en gebieder zijn, de hoogste macht en heerschappij hebben, alles bezitten, en allen moeten hem gehoorzamen en voor een zeer slecht loon voor hem werken.
[13] Van een waarheid, die zulke boosaardige onzinnigheid en zeer slechte blindheid en dwaasheid verlicht, kan daar vanzelfsprekend nog minder sprake zijn dan op deze wereld, waar een heerszuchtige tiran zich door een lichtende waarheid over het onrecht dat hij op wrede wijze de mensen heeft aangedaan, ook nooit zodanig zal laten bekeren, dat hij zijn gouden troon zou verlaten, echte boete zou gaan doen, zijn onrecht in zou zien en zou proberen om het onrecht dat hij zoveel mensen heeft aangedaan, weer zoveel mogelijk goed te maken.
[14] Probeer jij zo'n woesteling maar eens te bekeren; dan zal je maar al te gauw duidelijk worden hoe hij jou tegemoet zal treden!'
«« 110 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.