Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

1. Het voorstel van de Romein om de leer van de Heer zo snel mogelijk te verspreiden
2. De beperkingen van een wetmatige verbreiding van het rijk Gods
3. De genezen Romeinse rechter bekeert zijn vrienden
4. Rafaël redt Perzen en Indiërs
5. De reis van de Heer naar Genezareth (8.7.1862)
6. De maaltijd bij Ebal
7. De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd
8. Een wonder van de Heer ontnuchtert de Romeinen
9. Over de opstanding van het vlees
10. De filosofische vragen van de commandant
11. De bedenkingen van de commandant tegen de goddelijkheid van de Heer (12.7.1862)
12. De voortdurende inspanningen van de Heer voor de mensen
13. De commandant vraagt om uitleg over het wezen van de aarde
14. Rafaël als leraar in de astronomie
15. Rafaël verklaart de verhoudingen van de planeten tot de zon
16. De voorwaarden om wijsheid te verkrijgen
17. Rafaël verklaart zijn macht (25.7.1862)
18. De vraag van de commandant over het doden van dieren
19. De commandant vraagt naar het doel van de strijd in de natuur
20. De voornaamste redenen voor de verscheidenheid in de schepping op aarde
21. De zielensubstantie en haar trapsgewijze bevrijding uit de materie
22. De samenstelling van de menselijke ziel
23. Over het verval van de zuivere leer
24. Het voorstel van de commandant om de valse profeten te ontmaskeren (11.8.1862) Een 'nota bene', gegeven op 11 augustus 1862
25. Over de geestelijke omstandigheden in de eeuwen na Christus tot in de tweede helft van de 19de eeuw De geestelijke wending door het instralen van het goddelijke licht.
26. Over de weggeworpen hoeksteen - waarvan de tijd nu gekomen is - en over het einde van de valse profeten
27. De onmogelijkheid van meer godsdienstoorlogen
28. De toekomst van de ceremoniële kerk
29. De toekomst van de staten van Europa en Amerika
30. De orde der ontwikkeling De Heer in de omgeving van Caesarea Philippi (vervolg)
31. De twijfels van de aanhangers Het gebed van de Heer
32. Het gebed van de Heer. De Heer in de bergstad Pella
33. De Heer bij de waard in Pella
34. De Heer in de school in Pella
35. Het avondmaal in de herberg
36. De Heer en de Romeinse commandant
37. De genezen Veronica bedankt de Heer
38. De Heer waarschuwt de rabbi
39. De leerlingen en de Heer onderwijzen de inwoners van Pella (31.8.1862)
40. De Heer kijkt met de commandant op een heuvel naar de aanbrekende ochtend
41. De leerlingen zoeken de Heer
42. De commandant troost de leerlingen
43. Het ontbijt van Veronica
44. Het grote belang van de leer van de Heer ten opzichte van Zijn daden
45. De tegenwerpingen van de onderaanvoerder
46. Het belang van de waarheid
47. De vraag van commandant Pellagius over bezetenheid (13.9.1862)
48. Er worden twee bezetenen bij de Heer gebracht
49. Pellagius geneest een bezetene
50. De Heer drijft zeventien geesten uit een bezetene
51. Het wezen van de eerste vijf uitgedreven geesten
52. De achtergronden van de zeventien geesten
53. De Heer vermaant de aanvoerder van de uitgedreven geesten
54. Over de gevaren bij het eten van onreine spijzen De Heer in Abila
55. De reis naar Abila
56. De Heer in de woning van de tien Joodse gezinnen
57. Het getuigenis van de oudste over de Heer (21.9.1862)
58. De geestelijke overeenstemming van de vernieuwing van de vervallen burcht
59. De burcht van Melchizédek
60. Uit de tijd van de koning van Salem
61. Het avondmaal in de oude eetzaal
62. Het rumoer voor het huis van de Joden
63. De ware sabbatheiliging
64. Hoe men bijgelovige heidenen dient te onderrichten
65. Over de manier van onderrichten
66. De burgemeester van Abila
67. De commandant onderricht de burgemeester over de Heer (5.10.1862)
68. Liefde en geduld, de twee grootste deugden van de mens
69. Het middagmaal en het afscheid van de Heer De Heer in Golan
70. De aankomst in Golan
71. De Heer geneest de zieke vrouwen de twee dochters van de waard
72. De waard en zijn vrouw verbazen zich over de wondermacht van de Heer
73. Het wezen van het rijk Gods
74. De waard en de commandant worden onderricht
75. De aankondiging van een op handen zijnde storm
76. De stormnacht
77. Buiten na de storm (23.10.1862)
78. De commandant spreekt over hoe men God dient te zoeken
79. De goede voornemens van de buren
80. De naweeën van de storm en de aardbeving
81. De woorden van de buren over de macht van de Galileeër
82. De terugkeer naar de herberg
83. De commandant vraagt hoe hij zich tegenover de priesters moet opstellen
84. Het belang van de liefde (7.11.1862)
85. De heidense priesters verdedigen hun gedrag in de stormnacht
86. De commandant onderricht de priesters over de nutteloosheid van de afgodendienst
87. De priesters worden door hun collega's ondervraagd.
88. Het besluit van de priesters.
89. De dank van de priesters
90. Hoe ware leerlingen van de Heer zich dienen De Heer in Afek
91. Het vertrek naar Afek
92. Bij de Romeinse waard in Afek (29.11.1862)
93. De gedachten van de waard over de Heer
94. De Heer geneest de zieken in de herberg
95. De Heer vertelt de ontwikkelingsgang van de priester
96. De Heer geeft onderricht over het verval van de mensheid
97. Het juiste zoeken van God
98. De Heer maakt het juiste zoeken van God aanschouwelijk
99. De priester wil zijn wereldse leven rechtvaardigen
100. De eerdere openbaringen van de Heer aan de priester
101. De bedenkingen van de commandant over de schoonheden van de natuur (11.12.1862)
102. Het verzoek en de belofte van de priesters
103. Een wonder met symbolische betekenis voor de priesters
104. De leerling Andréas spreekt over de werken en woorden van de Heer
105. Het wonderbaarlijke ochtendmaal
106. Over het uitroeien van het heidendom
107. Over de naastenliefde
108. De belofte en vermaning van de Heer (2.1.1863)
109. De almacht van de Heer en de beperkingen ervan
110. De commandant vraagt naar de hel
111. Waarom uiterlijke vormen vernietigd dienen te worden
112. Waartoe ziektes dienen
113. Hoe moeilijk het is voor verdwaalde zielen aan gene zijde om te keren
114. De vergeefse poging om een tiran op te voeden
115. Een voorspelling van de Heer over de Laatste Tijd
116. De geestelijke omgeving van de Heer
117. De burgers van Afek bewonderen de nu vruchtbare omgeving (21.1.1863)
118. Het vertrek van de Heer uit Afek De Heer onderweg naar Bethsaïda
119. De ontmoeting met de karavaan uit Damascus
120. De Heer richt enkele woorden tot de karavaan
121. De Heer neemt zijn intrek in een herberg bij Bethsaïda
122. De Heer onthult de waard de oorzaak van het uitblijven van zijn zonen
123. Het geloof en het vertrouwen van de waard
124. De Heer vraagt naar de Messias (26.1.1863)
125. De Heer getuigt over Zichzelf
126. De vismaaltijd
127. De geestelijke alomtegenwoordigheid van de Heer en de leiding van Zijn genade
128. Over het verbreiden van de leer van de Heer en over het zegenen
129. Ter bestrijding van het bijgeloof verklaart de Heer de kosmos
130. Over de Egyptische astrologie en andere dwalingen
131. De noodzaak om voorzichtig te zijn bij het onderrichten
132. Het gezegende landschap
133. De tweede uitzending van de leerlingen (1.2.1863)
134. De organisatie van de leerlingen van de Heer
135. De visvijver van de waard
136. De waard onderricht de gasten over het veranderde land
137. De gasten herkennen de Heer
138. De bekentenis van de oudste
139. De vraag naar de naaste
140. De gelijkenis van de landheer
141. De Heer voorspelt Zijn dood en Zijn opstanding De Heer in nog twee andere steden
142. Op doorreis (4.3.1863)
143. De Heer in de arme herberg van de basaltstad
144. Het viswonder
145. De waardin en haar dienstboden
146. Over de liefde tegenover mensen met een ander geloof
147. Over het toelaten van wantoestanden en verval onder de mensen.
148. De oorzaken van de ziekte van de zoon van de waard
149. De twee vreemdelingen uit Nineve
150. De religieuze situatie in het land van de twee vreemdelingen (11.4.1864, vanaf vers 6)
151. Over de gerichten van God en de gevolgen daarvan
152. Wat voor invloed het verbreiden van het evangelie heeft Over de wederkomst van de Heer
153. De vraag over de opwekking van de gelovigen op de jongste dag
154. De Heer motiveert Zijn genade
155. Het begrip eeuwigheid
156. Over het Laatste Gericht
157. De Heer geeft Johannes en Mattheus aanwijzingen voor hun aantekeningen
158. De historie van de basaltstad en haar omgeving
159. Wat de zon eigenlijk is
160. De Heer voorspelt dat de vreemdelingen bij hun koning worden opgenomen
161. Het verbreiden van de leer van de Heer in Babylon
162. De Heer zegent het woeste gebied van de roofzuchtige herders De Heer in de stad bij de Nebo
163. De Heer en de Farizeeën voor de stadspoort
164. Het wijnwonder in de Romeinse herberg
165. Het gesprek over het wijnwonder
166. De bevrijding en bekering van de Farizeeën, die voor door leeuwen worden bewaakt (16.4.1864)
167. De voorspelling van de Heer aan Barnabas
168. De geloofsbelijdenis van de opperstadsrechter
169. De materialistische kritiek van de opperstadsrechter op de ontwikkeling van de mens
170. De Heer stelt aan de opperstadsrechter enkele vragen die tot nadenken stemmen
171. Over het werken van krachten
172. Het verkeer met gene zijde Het innerlijk geestelijk gezicht
173. Een geestverschijning
174. Belevenissen aan gene zijde
175. Leiding in de wereld aan gene zijde
176. De vraag naar de hel en haar geesten
177. De afgodsbeelden in het huis van de waard
178. Op de berg Nebo
179. De merkwaardige zonsopgang
180. De ontaarding van de Joodse leer
181. De huisgoden in de herberg worden vernietigd (27.4.1864)
182. De oorzaken van lichamelijke ziekten
183. De strijd in de natuur
184. Het doel van de strijd in de natuur
185. Het voorbeeld van een vereniging van dierlijke zielen
186. Dat de Heer de heidenen schijnbaar begunstigt
187. De liefde van de Heer voor het Joodse volk
188. Over valse Christussen, valse profeten en valse wonderen Wenken voor het gedrag van de leerlingen
189. De moeilijkheid van het ambt van leraar
190. De priester van Apollo informeert naar de Heer
191. Het ware vereren van God en afgodendienst
192. Het ontstaan van het afgodendom
193. Het ontstaan van de Apollo verering
194. De vermaning van de Heer tot liefde en geduld bij het verbreiden van Zijn leer
195. De alomtegenwoordigheid van de Heer en Zijn almacht Over het wezen van de ziel en het proces van het zien
196. Een beeld van de geestelijke ontwikkeling van de mens (10.5.1864)
197. Over het opstijgen en neerdalen van engelen
198. Het verschijnen van de engelen
199. Over het werken van de engelen
200. Een bewijs van de macht van Rafaël
201. De veranderde omgeving bij de berg Nebo
202. Rafaëls bewijs van zijn snelheid
203. De stralende steen van de zon
204. De dierenwonderen van Rafaël
205. De verbaasde dienaren vangen en temmen de olifanten (13.5.1864)
206. Waarom volmaakte geesten zalig zijn
207. Over de onbevattelijkheid van de schepping
208. De wonderbare spijziging in de herberg
209. Het voedingsproces in het menselijke lichaam
210. De belangrijkste voedingsmiddelen voor de mens
211. De Heer als almachtige Schepper
212. De belijdenis van Petrus en zijn verzoek om de gelijkenis van de zaaier uit te leggen
213. Over het verkondigen van het evangelie aan alle schepselen
214. De beelden van het uitrukken van de ogen, het afhakken van de handen en van het eten en drinken van het vlees en bloed van de Heer (20.5.1864)
215. De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde
216. Over de ontrouwe rentmeester
217. De verklaring van de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester en van het koninklijke gastmaal
218. De gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe
219. De kenmerken van een valse profeet
220. Over het doen van wonderen
221. Over het bekeren door wonderen
222. Noodrijpe en volledig rijpe zielen
223. Judas Iskariot (30.5.1864)
224. De Heer waarschuwt tegen traagheid
225. Over spaarzaamheid
226. Een ochtendgroet van de kraanvogels
227. Over de uiterlijke levenssfeer (de aura)
228. Waarom de vogels water opnemen
229. Over het vliegen van de mensen De Heer in het dal van de Jordaan
229. De Heer met de Zijnen in het dal van de Jordaan
230. De ontoeschietelijke waard
231. De Heer kondigt de waard een karavaan aan
232. Het oordeel van de waard over de Joden
233. Nog meer oordelen van de waard over de Joden (4.6.1864)
234. De Heer getuigt over Zichzelf en Zijn zending
235. Het ontstaan van de Dode Zee
236. Het ontstaan van de Kaspische Zee
237. De waard vraagt naar de reden voor het verwoesten van Babylon en Nineve
238. De pest van de traagheid
239. Kritiek op de voedselvoorschriften van Mozes
240. Wenken voor de voeding De gebreken van de wetten der profeten
241. De onvolkomenheid van menselijke kennis
242. De verdraagzaamheid van de Romeinen
243. De slechte bedoelingen van de Farizeeërs (19.7.1864)
244. De kritiek van de waard op de Joodse priesters