Over de ontrouwe rentmeester

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 216 / 244 »»
[1] Simon Juda zei: 'O Heer en Meester, wat dat betreft absoluut niet meer; maar er zijn nog twee andere dingen die mij nog niet helemaal duidelijk zijn; maar ik hoop dat door Uw liefde en genade ook die twee kleinigheden in zekere zin vanzelf opgelost zullen worden!'
[2] Ik zei: 'Noem Mij op zijn minst die twee kleinigheden!'
[3] Simon Juda zei: 'Och, Heer en Meester, dat loont de moeite eigenlijk niet, maar omdat U het wilt: het gaat om Uw lof over de ontrouwe rentmeester en het wegsturen van de gast aan de maaltijd, omdat hij geen feestkleed aan had! Want daar komen twee onbegrijpelijke dingen in voor: ten eerste hoe en waar de gasten, die door de dienaren van de gastheer, die bij hekken en stegen werden opgevangen en naar binnen werden geduwd om aan het gastmaal deel te nemen, van de vereiste feestelijke kleding voorzien zijn, en ten tweede waarom die ene arme duivel, die ook door de dienaren van de gastheer naar het gastmaal werd gestuurd, eruit gegooid moest worden omdat hij geen feestkleding aanhad. Kijk, o Heer en Meester, die man die eruit werd gegooid en Uw lof over de onrechtvaardige rentmeester zijn voor mij nog twee kromme lijnen, die ik nog niet recht heb kunnen krijgen!'
[4] Ik zei: 'Heb Ik destijds niet tegen jullie gezegd: 'Doen jullie net zo als de onrechtvaardige rentmeester, en vergaar vrienden door de onrechtvaardige mammon, dan zullen zij jullie later, als jullie nog geen woning zouden hebben, in hun hemelse woningen opnemen!'?
[5] Maar opdat jij, Simon Juda, dit goed begrijpt, moet je naar Mij luisteren, met beide oren tegelijk, opdat niet via het ene oor er weer uit gaat wat het andere heeft opgenomen, en het zodoende in je hart blijft hangen! Kijk, ieder aards rijk mens die veel meer goederen en geld bezit dan hij nodig heeft voor zijn aardse levensonderhoud, is ten opzichte van Mij steeds min of meer een onrechtvaardige rentmeester, omdat Ik de enige ware eigenaar van de goederen ben, en de goederen die hij de zijne noemt zijn alles bij elkaar genomen een onrechtvaardige mammon.
[6] Als hij dan met zijn onrechtvaardige rijkdommen tenminste de armen rijkelijk bedenkt, wanneer de aard van zijn ziekten, die Mijn boden zijn, hem heel duidelijk zegt: 'De Heer van deze goederen heeft veel tegen jou ten aanzien van je onrechtvaardige handelwijze, en je zult voortaan geen rentmeester meer zijn!', dan zal hij vrienden maken door de vele armen die hij veel heeft gegeven, en als hij dan spoedig daarna naakt en verlaten in Mijn rijk naar hen toekomt, zullen zij zich over hem ontfermen en hem zijn goede werk aan hen rijkelijk vergelden.
[7] Want kijk, toen Ik de aarde schiep heb Ik geen grenzen vastgesteld, de aarde niet met meetlint uitgemeten en dus ook niet gezegd: 'Kijk, dit gedeelte behoort aan hem, het andere aan een ander!', maar Ik heb de hele aarde als een gemeenschappelijk bezit voor alle mensen gemaakt. Pas in de loop van de tijd zijn de begeerte, hebzucht en heerszucht van de mensen de aarde begonnen te meten en met geweld vast te stellen: 'Dit grote stuk land behoort mij toe, en wie mij wil dienen en voor mij wil werken, zal een klein stuk land in zekere zin in pacht krijgen; maar desondanks blijf ik de heer over het gehele grote stuk land!'
[8] En kijk, dat was de eerste zogenaamde patriarchale wetgeving onder de mensen -en hoe onrechtvaardig die op zichzelf ook was, toch was het de beste en meest rechtvaardige; want als de patriarch zoals gewoonlijk een goede en godvrezende man was, dan hadden zijn onderdanen of kleine pachters het aan zijn zijde eveneens goed, want hij zorgde voor het algemeen welzijn van het grote stuk land.
[9] Hij bezat weliswaar voor zijn persoon en zijn huis vele duizenden malen meer dan hij nodig had, en was zodoende ook een onrechtvaardige rentmeester -maar hij gebruikte zijn onrechtvaardige mammon voor louter goede en Mij welgevallige doeleinden en maakte daardoor onder zijn onderdanen een groot aantal vrienden overeenkomstig Mijn wil en welbehagen, en Ik moest hem eveneens Mijn welbehagen en Mijn lofschenken.'
«« 216 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.