De vermaning van de Heer tot liefde en geduld bij het verbreiden van Zijn leer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 194 / 244 »»
[1] Hierop zei de Apollopriester: 'O Heer en Meester, wat zijn wij heidenen tot nu toe nog onbeschrijfelijk blind en dwaas geweest! De zaak ligt nu zo duidelijk voor mij alsof ikzelf in de oertijd van de Egyptenaren had geleefd en eraan mee had gedaan en gewerkt; maar het is me nu ook duidelijk, dat er veel inspanning en werk voor nodig zal zijn om de vele heidenen tot de sfeer van het licht der waarheid te verheffen.
[2] In mijn kleine kring zal ik wel alle moeite doen, en ik hoop dat ik mijn volkje snel in orde zal hebben; maar de landen en volkeren van de heidenen zijn wijd over de aarde verspreid. Er zullen dan ook een veellangere tijd en heel veel moedige leraren nodig zijn, voordat zij met het neerhalen van de vele afgodstempels klaar zullen zijn.
[3] Maar vertrouwend op Uw hulp zal dat na geruime tijd wel in orde komen; want het beste van onze heidense godsdienst is, dat zij van de kant van de regering niet met dwang aan de mensen is opgelegd, en het staat iedere echte Romein vrij om te geloven wat hij wil of ook om niet te geloven, maar te leven en te handelen volgens de leer van de filosofen, waar de Grieken en Romeinen er veel van hebben.
[4] Voor de regering is het voldoende dat men een trouw staatsburger is en zich haar wijze staatswetten laat welgevallen; maar om het geloof in deze of gene god bekommert de regering zich weinig of helemaal niet en laat een ieder zijn vrije wil.
[5] Of ik een cynicus, een pythagoreeër, een volgeling van Plato of Aristoteles dan wel een epicurist ben en daarnaar handel, dat staat mij allemaal vrij, evenals ook de leer van Mozes bij ons Romeinen nog nooit tot de van staatswege verboden leerstelsels heeft gehoord; en ik geloof daarom dat Uw leer, o Heer en Meester, bij de vele betere heidenen eerder ingang zal vinden dan bij vele Joden, die zelfhun eigen leer niet begrijpen en ook over de werkzame krachten in de natuur geen kennis bezitten en datgene wat ze daarvan weten, aan de heidenen hebben ontleend.
[6] Ik denk dus dat het veel vruchtbaarder zal zijn een natuurkundige Uw evangelie te verkondigen dan die mensen, die tot nu toe nog steeds niet weten waarom het water vanuit de hoogte steeds naar het laagste gebied bij de zee stroomt, en waarom een steen vanuit de hoogte naar beneden valt en niet omgekeerd. Dat weten wij Romeinen wel, hoewel niet tot in de grond van de zaak, maar toch voor het belangrijkste deel! Ik dank U, o Heer en Meester, voor Uw wijze les!'
[7] Hierop zei de opperstadsrechter: 'O Heer en Meester, ik heb bij deze gelegenheid ook enorm veel gewonnen, en ik weet wat mij te doen staat om de heidenen op de juiste wijze te bekeren!'
[8] Ik zei tegen hem: 'Wat jullie in Mijn naam doen, doe dat met alle liefde en geduld; want met het zwaard in de hand moeten jullie de mensen Mijn evangelie niet verkondigen! Ik denk echter dat het heel veel mensen buitengewoon welkom zal zijn om uit hun langdurige, diepe duisternis in het zeer heldere licht des levens gebracht te worden.
[9] Neem aan Mij een voorbeeld, want ook Ik ben hier onder jullie volliefde en geduld, heb tegen niemand ook maar één hard woord gezegd en heb niemand gedwongen om in Mij te geloven, behalve door de weinige wonderen uit liefde, die Ik in jullie bijzijn heb gedaan. Dergelijke tekenen zullen jullie zelf ook in Mijn naam kunnen doen; maar als jullie dat kunnen doen, wees er dan zo spaarzaam mogelijk mee!
[10] De oude Griekse, Egyptische en Romeinse wijzen hebben helemaal geen tekenen gedaan en toch een groot aantal aanhangers gekregen; het is dus beter voor iedereen, dat hij Mijn leer aanneemt door de kracht van de waarheid die daarin overvloedig aanwezig is, dan wanneer hij de leer pas aanneemt als hij daar eerst door verscheidene wonderen toe gedwongen is. Want Ik zeg jullie: de letter, evenals ieder ander teken, brengt de geest van de mens niet tot leven, maar enkel de geest van waarheid in het woord maakt alles levend!
[11] Ik zou voor jullie ogen nog een groot aantal uitzonderlijke tekenen kunnen doen; maar het is beter voor jullie om bij het woord te blijven dat Ik tot jullie heb gesproken.
[12] Mijn hele leer bestaat in het kort echter uit het volgende: herken in Mij de geest van de ene en enig ware God en heb Hem boven alles lief en jullie als broeders onder elkaar, heb elkaar ook in Mijn naam lief zoals ieder zichzelf liefheeft! Meer hebben jullie niet nodig; want van daaruit zullen jullie door Mijn geest tot alle waarheid en wijsheid vanuit Mij opgeheven worden.
[13] Ik zal wat dit lichaam van Mij betreft deze wereld weliswaar spoedig verlaten, maar toch zal Ik in de kracht van Mijn geest bij jullie blijven tot aan het einde der tijden van de wereld; en wat jullie de Vader, die de eeuwige liefde in Mij is, in Mijn naam zullen vragen, zal jullie ook gegeven worden.
[14] Maar om dingen van deze wereld moeten jullie je niet veel bekommeren en zorgen maken; want Ik weet wat jullie wat je lichaam betreft nodig hebben.
[15] Zoek dus allereerst Mijn rijk in de liefde tot Mij en tot jullie zelf onder elkaar; al het overige zal jullie er zonder meer bij gegeven worden!'
«« 194 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.