Over het uitroeien van het heidendom

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 106 / 244 »»
[1] Toen wij ons voldoende met het ochtendmaal hadden gesterkt, evenals de Romeinse priesters, bedankten de priesters Mij luid voor deze wonderbaarlijke maaltijd, en zeiden toen: 'O almachtige Heer en enig ware God, wij geloven nu allemaal zonder twijfel in U en hebben ook de vaste wil opgevat om de overige heidenen tot dit geloof te bekeren; maar wij zien ook dat dat geen gemakkelijk werk zal zijn, omdat met name het gewone volk nog sterk aan de heidense goden hangt en hun beeltenissen aanbidt en vereert.
[2] Hier in deze stad zal nauwelijks een huis te vinden zijn dat niet helemaal vol staat met beschermgeesten van het huis en duizend andere hele en halve goden, waar voor een deel ook de beschermgeesten van het huis toe behoren, als ze als schutspatroon bij de naam van een familie behoren en als zodanig ook vereerd worden.
[3] Welnu, al die beelden van het duistere heidendom in één keer door onze gesprekken en onderricht over U uit de weg te ruimen, zal ons wel erg zwaar vallen; voor U, o Heer, Heer, zou dat gemakkelijk zijn, want U hoeft het maar te willen en dan zijn in de hele stad al die onbeduidende afgodsbeelden, van welk materiaal ze ook gemaakt zijn, in één keer niet meer aanwezig, en dan zouden wij het gemakkelijker hebben om het volk op de juiste weg van licht en leven te brengen.'
[4] Ik zei: 'Dat zou Ik natuurlijk wel kunnen doen, maar daardoor zou jullie werk voor Mij en Mijn rijk op deze aarde niet gemakkelijker, maar alleen veel moeilijker worden; want een erg verstokt en buitengewoon verduisterd gemoed en de vrije wil van de mensen laten zich niet zo gemakkelijk door nieuwe tekenen en wonderen breken als jullie denken. Want als Mijn tekenen die Ik in Jeruzalem heb gedaan, dat zouden kunnen bewerkstelligen, zouden alle Farizeeën en schriftgeleerden samen met de hogepriester reeds bij Mij zijn en zouden ze Mijn leerlingen zijn; maar ze zijn te zeer verduisterd en verstokt, en haten en vervolgen Mij overal als een opruier en verleider van het volk.
[5] Ik zou ook de tempel en hun drogmiddelen* (*nl. van de Farizeeën en schriftgeleerden.) in één ogenblik kunnen vernietigen; maar dat zou de duistere en verstokte mensen niet in het minst verbeteren, maar hen nog hardnekkiger maken in hun grote boosaardigheid. En daarom laat Ik de tempel nog een poos staan en laat Ik de trots en de heerszucht van degenen die daar wonen en van hun vereerders zover komen, dat zij zich tegen Rome zullen richten, en dat zal het einde zijn van Jeruzalem, zijn tempel en zijn inwoners.
[6] Ook jullie moeten daarom bij de overigens goedmoedige inwoners van deze stad en omgeving het oude net zo lang laten bestaan, totdat zijzelf door het licht dat jullie uit Mij hebben zover verlicht raken dat ze zelf inzien dat hun afgodsbeelden niets voorstellen, en dan zullen degenen die verlicht zijn zelf aan het werk gaan om de oude bedriegerijen te vernietigen.Want voorlopig is het voldoende dat de afgoden in het gemoed van de mensen verwoest en vernietigd worden; als dat tot stand gebracht is, volgt de rest vanzelf wel.
[7] Maar eerst met het vernietigen van de oude geloofsmonumenten beginnen, en daarna pas de buitengewoon ontstelde en geschokte gemoederen en harten met het nieuwe licht willen verlichten, dat zou hetzelfde zijn als wanneer iemand zijn oude huis helemaal zou laten afbreken en verwoesten, voordat hij een tekening had gemaakt van hoe het nieuwe huis eruit zou moeten zien.
[8] Waar moet hij intussen wonen totdat het nieuwe huis klaar is? Maar als hij het nieuwe huis gebouwd heeft, dan zal het gemakkelijk voor hem zijn het oude omver te halen en het te laten verdwijnen.
[9] Als Ik nu in één ogenblik door de macht van Mijn woord en wil al jullie afgodsbeelden zou vernietigen, zou dat nog deze zelfde dag onvermijdelijk een volksoproer teweegbrengen, dat jullie moeilijk zouden kunnen bezweren, ook al zouden jullie overal in de hele stad nog zo luid en scherp over de grote toorn van de beledigde goden gaan preken; want het volk zou tenslotte heel kwaad gaan vragen waarmee het, terwijl het voortdurend dezelfde offerbereidheid en deugdzaamheid toont, zozeer tegen de goden gezondigd heeft dat dezen zelfs hun beelden, die het volk steeds hoog in ere hield, hebben weggenomen, dat dezen zelfs hun beelden, die het volk steeds hoog in ere hield, hebben weggenomen.
[10] Uiteindelijk zou het volk jullie van hebzucht beschuldigen, die het heel goed van jullie kent, en de mensen zouden zeggen: 'Luister eens, priesters, niet de goden, maar jullie hebben dat gedaan! Breng ons de goden terug, anders vallen jullie ten prooi aan onze gerechtvaardigde toorn!'
[11] En kijk, onder zulke omstandigheden zouden jullie Mijn leer en het geloof in Mij moeilijk onder de heidenen kunnen verbreiden.
[12] Bouw dus eerst een nieuw huis voor hen, dan zullen ze jullie zelf helpen het oude helemaal te verwoesten; wat echter de goden in jullie woningen betreft, die voor het merendeel van edele metalen zoals goud en zilver zijn gemaakt, smelt die, verkoop het metaal en verdeel het geld onder de armen, die jullie dan zeker niet zullen verachten.
[13] Mijn rijk, dat Ik nu op deze aarde vestig, is een rijk van vrede. en niet een rijk van tweedracht, vervolging en oorlog; en zo moeten jullie het ook in vrede onder de mensen verbreiden en je daarbij niet van een zwaard bedienen!
[14] Als Mijn leer echter eenmaal met het zwaard onder de volkeren verbreid zal gaan worden, zal het er weldra heel ellendig uitzien op deze aarde. Het bloed zal in stromen vloeien, en alle zeeën zullen op treurige wijze gekleurd worden. Wees daarom allemaal vreedzame arbeiders in Mijn naam, en vermijd alle getwist en geruzie! Werk alleen door Mijn liefde in jullie harten; want in de liefde ligt de grootste kracht en macht verborgen!
[15] Bedenk dat jullie heidendom weliswaar een oude, vermolmde en levenloze boom is -maar hij heeft toch nog wel zoveel stevige houten gedeelten en bijna versteende wortels, dat hij zich niet direct met één bijlslag laat vellen; maar mettertijd, met de juiste wijsheid, geduld en volharding zal hij onder de vele slagen met de bijl toch moeten wijken. De scherpe bijl, die Ik jullie nu geef, heet wijsheid; voor deze bijl zal uiteindelijk zelfs het meest duistere en harde verzet moeten wijken.
[16] Zo is Mijn wil; handel daarnaar, dan zullen jullie door Mijn liefde in jullie gouden vruchten voor Mijn rijk oogsten!'
«« 106 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.