Rafaël redt Perzen en Indiërs

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 4 / 244 »»
[1] Tijdens de vijf dagen, die Ik samen met de nu bekende en volledig bekeerde Romeinen bij Marcus doorbracht, gebeurde er niets wat bijzonder van belang was. We maakten kleine tochten in de omgeving, hier en daar genas Ik een zieke, en de tweede dag had Marcus op Mijn woord een grote visvangst ondernomen en een meer dan rijke vangst gedaan.
[2] De zesde dag naderde vroeg in de ochtend een schip het kuuroord. Zoals gewoonlijk waren wij voor het ochtendmaal aan de oever van het meer bij elkaar en keken naar de uiteenlopende ochtendtaferelen en verschijnselen; Rafaël verklaarde die aan de leerlingen en aan Kisjonah en Philopold, die nog aanwezig waren, waar allen behalve Judas Iskariot een meer dan grote vreugde aan beleefden.
[3] Het schip dat de oever naderde had Perzen en zelfs enkele Indiërs aan boord, en het had met behoorlijk hoge golven te kampen. De schippers waren Gadarenen en kenden onze oever vol klippen; daarom laveerden ze ook tweehonderd passen van de oever heen en weer, om te zien waar en hoe ze de oever met minder gevaar konden naderen. Maar omdat de tamelijk hevige ochtendwind niet minder werd, gaven de schippers signalen naar de oever dat ze in nood waren en hulp nodig hadden.
[4] Nu vroeg Marcus Mij wat er gedaan kon worden, als Ik om de een of andere reden geen wonder wilde doen.
[5] Ik zei: 'Die Perzen en Indiërs kunnen zich met hun dieren en toverspullen best wel even bang laten maken door de golven, totdat wij klaar zijn met het ochtendmaal; als we dan weer naar de oever terugkeren, zal wel duidelijk worden hoe het schip geholpen kan worden.'
[6] Daarmee was Marcus tevreden, en vervolgens begaven wij ons direct naar huls, naar het welbereide ochtendmaal.
[7] Na een uur gingen we allemaal weer naar de oever en troffen daar het schip in dezelfde nood en moeilijkheden aan. Nu pas gaf Ik Rafaël een wenk om het schip naar de oever te brengen. Om bij de aankomenden niet op te vallen klom hij nu in een roeiboot en roeide snel naar het grote schip.
[8] Toen hij daar aankwam vroegen de schippers hem, heel verbaasd over zijn moed: 'Wat wil jij, zwakke jongen, hier eigenlijk? Ben je ons te hulp gekomen? Daar zullen we niet veel aan hebben, want je hebt niet eens een touw of een haak in je boot! Waarmee wil jij ons sterke, grote schip aanjouw lichte roeiboot vastmaken en ons dan helpen het via veilig diep water naar de oever te brengen?'
[9] Rafaël zei met luide stem: 'Laat dat maar aan mij over! Als jullie willen en je aan mij toevertrouwen, kan en zal ik jullie wel helpen; maar als jullie denken dat ik daar te zwak voor ben, laat je dan bij deze sterke golfslag door iemand anders helpen!'
[10] Een schipper zei: 'Laat ons dan zien watje kunt en hoe sterk je bent, en welonmiddellijk, nu we je het vragen; want anders moeten we weldra vergaan!'
[11] Nu greep Rafaël een van het grote schip uitstekende balk en trok het pijlsnel naar de oever; en omdat hij zodoende, maar ook door zijn wil, een grote massa water in zekere zin naar de oever duwde, raakte de bodem van het schip de ondiepe grond niet en leed derhalve ook geen schade.
[12] De schippers en reizigers verbaasden zich buitengewoon over de voor hen volkomen onbegrijpelijke kracht van de jongeman, die zo speels met de macht van de elementen omging, alsof hij met een aan een grashalm hangende dauwdruppel en een heel zacht ochtendbriesje te maken had, in plaats van met het meer en de harde wind.
[13] Toen de schippers zich nu op de rustige en veilige oever bevonden, prezen ze de moed en de goede wil van de jongeman en heel in het bijzonder zijn uitzonderlijke kracht en handigheid bij het gebruik ervan, die voor hen allemaal aan het echt wonderbaarlijke grensde, en ze vroegen hem hoeveel ze hem als beloning daarvoor moesten geven.
[14] Rafaël zei: 'Ik persoonlijk heb jullie beloning niet nodig. Maar als jullie iemand tegenkomen die nog armer is dan jullie zelfvoor het merendeel zijn, bewijs hem dan liefde en barmhartigheid!'
[15] Dat deed hen allemaal versteld staan, en zelfs de vreemdelingen zeiden: 'Werkelijk, dat is een buitengewone jongeman!'
[16] Dit voorval had groot opzien gebaard, en alle dienaren van Marcus kwamen naar de oever om te zien wat er weer voor groots en ongehoords was gebeurd.
[17] Toen de zaak hun nader werd uitgelegd, zeiden ze allemaal: 'Ja,ja, als de hemel en de aarde zich door de Heer verenigen, worden wonderen al bijna heel natuurlijke verschijnselen; maar als de Heer eenmaal weer terug zal gaan naar achter alle sterren, zal er weer een groot gebrek zijn aan dergelijke grootse en buitengewone gebeurtenissen onder de mensen op de aarde!'
[18] Daarop begonnen de reizigers hun bagage aan land te brengen, en ze informeerden hoe ze hun reis over land tot aan de grote zee konden voortzetten. Dat werd hun ook uitgelegd, en onze Rafaël nam het op Mijn aanwijzing op zich om hen verder te brengen, zonder dat hij de reizigers ook maar in het minst verraadde dat hij meer was dan een gewoon aards mens. Wel deelde hij daarna in Tyrus de reizigers mee in wiens nabijheid ze zich hadden bevonden, daar waar hij hen op wonderbaarlijke wijze had gered.
[19] Toen de reizigers dat hadden gehoord, wilden ze weer omkeren om Mij persoonlijk te leren kennen, en ze boden Rafaël daar grote sommen geld voor. Maar toen verdween Rafaël heel plotseling uit hun gezicht en bevond hij zich weer bij ons.
«« 4 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.