Pellagius geneest een bezetene

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 49 / 244 »»
[1] Toen ze bij Mij aankwamen, zei de waard: 'Heer en Meester van eeuwigheid, hier zijn de twee! Het was niet gemakkelijk om hen hierheen te brengen; alleen tegen de macht van Uw wil konden ze zich niet verzetten.'
[2] Ik zei: 'Het is goed dat ze hier zijn, opdat jullie het verschil tussen zogeheten dwazen, epileptici en werkelijk door kwade geesten bezetenen eens goed leren kennen.
[3] Dezen behoren echter reeds tot de heel erg bezetenen en kunnen door de mensen alleen door bidden en veel vasten bevrijd worden van de echte Filistijnse geesten, die hen bezitten; maar hier is bidden noch vasten nodig.
[4] De jongste, die door slechts vijfgeesten is bezeten, kan door ieder van jullie, omdat jullie door Mij gesterkt zijn, van zijn geesten bevrijd worden; maar de oudste, die door zeventien geesten bezeten is, zou zonder Mijn speciale machtswil door niemand van jullie van zijn kwade inwoning bevrijd kunnen worden, omdat voor dat doel het geloof van jullie allemaal nog te weinig echt goddelijk levende kracht bezit. Die zullen jullie pas ontvangen wanneer jullie volkomen van Mijn geest doordrongen zullen zijn -wat bij jullie nu nog niet het geval is.
[5] Maar nu wijs Ik jou, Pellagius, aan voor de jongste. Leg hem in Mijn naam je handen op en zeg: in de naam van Jezus, de Heer, beveel ik jullie om voor ons allen zichtbaar uit deze mens te varen, en wel in de gedaante die jullie door jullie oude, hardnekkige slechtheid eigen is!
[6] Als jij dat doet, vriend, zullen de vijfdemonen onmiddellijk uit deze man varen en hem voor altijd verlaten. Ga het dus maar doen!'
[7] Toen liep de commandant naar de bezetene en deed zoals Ik hem aangeraden had; en de vijf slechte geesten voeren in de gedaante van vijf nevelige, van vleermuisvleugels voorziene slangen uit de man en vlogen een tijdje boven onze hoofden rond.
[8] En er werd door ons allemaal duidelijk een stem gehoord, die van de geesten uitging en zei: 'Heer, Almachtige, wanneer zal er dan voor ons in onze harde gevangenschap verlossing dagen?'
[9] Ik zei: 'Als jullie je wil veranderen! Jullie geesten kennen toch de waarheid en het licht van het leven is jullie niet vreemd -waarom blijven jullie dan al sinds duizend jaar naar de tijd van deze aarde gerekend aan de oude leugen en haar werken van starre eigenzinnigheid vasthouden? Verander jullie wil en smeek Degene die van eeuwigheid Heer over alles is en dat ook verder eeuwig zal zijn, om genade en erbarmen, dan zal ook voor jullie de verlossing dagen!'
[10] De geesten zeiden: 'Heer, dat willen wij; maar geeft U ons een andere en betere wil, en betoon ons op die manier Uw genade en ontferming! Verlos ons van het oude kwaad van de leugen en haar werken; want ook wij zijn nakomelingen van Abraham, zij het ook afstammend van Ezau!'
[11] Ik zei: 'Jullie geschiede zoals jullie zelf willen! Begeef je nu weer daarheen, waar jullie liefde en wil jullie heen drijven!'
[12] De geesten zeiden: 'Heer, wij bespeuren in onszelf nu noch enige liefde noch een wil! Laat U dus met ons gebeuren zoals U wilt en overeenkomstig Uw genade; want wij hebben genoeg van onze wil en onze liefde!'
[13] Ik zei: 'Verhef je dan naar die regio van deze aarde, waar zuiverder broeders jullie verder zullen leiden!'
[14] Toen Ik dit had gezegd, kregen de vijf geesten menselijke gedaanten, als het ware gevormd uit lichte waterdamp, grepen elkaar vast en zweefden daarna weg in de gedaante van een steeds doorzichtiger wordend en daarna snel verdwijnend en niet meer zichtbaar schapenwolkje.
[15] De man, die van zijn vijfkwelgeesten was bevrijd, kwam naar Mij toe en zei: 'O Heer en Meester, in de eerste plaats bedank ik U, omdat U mij van mijn grote kwelling hebt bevrijd; maar ook beken ik als heiden, dat ik van nu af aan in geen enkele van onze vele goden meer zal geloven en hen vereren, maar U alleen bent de God van alle goden, mensen en schepselen van deze aarde, en alle demonen moeten hun knieƫn buigen voor Uw naam! Daarom zij U alleen eeuwig alle eer, alle liefde en alle lof!
[16] En wat ik nu hardop heb gezegd, zweer ik ook ten overstaan van alle mensen en alle goden, aan wie nog talloze mensen vasthouden en aan wie ze offeren, maar die niets zijn en geen macht en geen gezag bezitten.
[17] Als er echter nog een of andere hogere God zou zijn, tegen wie ik nu misschien door deze openlijke belijdenis van mij heb gezondigd, laat hij dan een bliksem uit de hemelen naar mij slingeren en mij doden!
[18] Zijn familieleden, die nog heidenen waren, schrokken van deze eed van de jonge man en verwachtten dat Zeus het hem heel kwalijk zou nemen en de bevrijde zeker met een bliksem uit de hemel zou vernietigen.
[19] Maar omdat er geen bliksem kwam, zei de jonge man tegen zijn familie: 'Waarom wachten jullie op een straf van een plek, vanwaar geen straf te verwachten valt, omdat er geen Zeus, en al helemaal geen bliksem in zijn hand en macht bestaat en nooit bestaan heeft?
[20] Kijk, Hij hier, voor wie ik dankbaar kniel,. is de. Ware en almachtige Zeus! Wanneer Hij zou zeggen dat er nu onmiddellijk duizend bliksems uit de wolken of uit de onbewolkte hemel op aarde moesten neerdalen, dan zullen ze ook neerdalen en datgene vernietigen wat Hij tot vernietiging bestemd heeft.'
[21] Ik zei tegen de bevrijde jongeman: 'Sta op, Mijn zoon, en blijf bij je nieuwe geloof, dan zul je nooit meer enige schade lijden! Maar laten we nu ook jouw broer van zijn zeventien kwelgeesten bevrijden!'
«« 49 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.