Het doel van de strijd in de natuur

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 184 / 244 »»
[1] (De Heer:) 'Jouw vraag is eigenlijk, waarom Ik die vijandelijkheden toelaat op een hemellichaam, zoals de aarde er één is. Daarop zeg Ik je dat er behalve deze aarde ontelbare veel grotere hemellichamen zijn, en daar zul je helemaal geen of slechts zeer weinig van deze aardse vijandelijkheden onder het geschapene aantreffen.
[2] Ja, waarom dan juist op deze aarde? Ik zeg je: omdat de mensen van deze aarde wat hun ziel en geest betreft in de positie zijn om kinderen Gods te kunnen worden, waardoor ze dan tot hetzelfde in staat zijn als Ikzelf; daarom is door de mond van de profeten ook al tegen de ouden gezegd: 'Jullie zijn Mijn kinderen en derhalve goden, evenals Ik, jullie Vader, God ben!'
[3] Maar om een ziel in die positie te krijgen moet ze, zoals men pleegt te zeggen, na een lange reeks van jaren in zekere zin samengesteld worden uit een ontelbaar aantal zielenpartikels uit het rijk van alle schepselen op deze aarde, en dit samenvoegen van die vaak eindeloos vele zielen van schepselen is datgene wat de oude wijzen, die daar wel van op de hoogte waren, de 'zielsverhuizing' noemden.
[4] De uiterlijke, materiële vormen van de schepselen vernietigen elkaar wel over en weer, maar daardoor worden vele zielen die in die schepselen wonen vrij; de gelijksoortige verenigen zich en worden op een volgend, hoger niveau weer in een materiële vorm verwekt, en zo voort tot aan de mens.
[5] En zoals het met de ziel gaat, zo gaat het ook met haar bijbehorende geest, die de eigenlijke opwekker, verdere begeleider, ontwikkelaar en instandhouder van de zielen is tot aan de menselijke ziel toe, die daarna pas volledig haar sfeer van vrijheid binnentreedt en in staat is zichzelf in moreelopzicht verder te ontwikkelen.
[6] Pas wanneer de ziel zich door zichzelf tot een bepaalde graad van geestelijke volmaaktheid heeft verheven, verenigt zich haar licht en liefdegeest van gene zijde met haar, en vanaf dat moment begint de mens in alles steeds meer op God te lijken; en als het lichaam dan van de ziel wordt weggenomen, is ze al een geheel op God gelijkend wezen en kan ze vanuit zichzelf alles tot bestaan roepen en ook door haar wijsheid in stand houden.
[7] Wat Ik je nu heb gezegd vindt alleen op deze aarde plaats en op geen enkel ander hemellichaam in zo'n overweldigende overvloed als juist op deze aarde, en wie verstand heeft, moet het begrijpen om de volgende reden: omdat deze aarde overeenkomt met Mijn hart, maar ook Ikzelf slechts één hart en niet verschillende harten bezit, kan er ook maar één door Mij gesitueerd hemellichaam zijn, dat volkomen overeenstemt met Mijn hart, en wel met het meest innerlijke levenspunt daarvan.
[8] Dat zul je nu nog wel niet helemaal duidelijk inzien, en als Ik het aan jouw verstand zo duidelijk mogelijk wilde maken, zouden we meer dan duizend jaar bezig zijn voordat je Mijn innerlijke wijsheid ook maar een beetje duidelijker zou gaan begrijpen.
[9] Maar als je in je ziel één wordt met Mijn geest, zul je in één ogenblik meer inzien en begrijpen dan je nu zelf via de weg van moeizaam onderzoeken in duizend jaar zou doen.
[10] En omdat Ik nu juist hier ben en voor Mij alle dingen mogelijk zijn, zal Ik je tonen wat er van de jachtpartij die je vandaag hebt gezien en gadegeslagen, met betrekking tot de ziel is geworden.'
«« 184 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.