De terugkeer naar de herberg

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 82 / 244 »»
[1] Nu begon men zich pas echt te verbazen, en de heidenen onderaan de heuvel begonnen elkaar te vragen wie en wat Ik was, waar Ik vandaan was gekomen, en wat de commandant met Mij van doen had, aangezien Ik immers geen Romeinse kledij droeg.
[2] Sommigen, die meer met de godsdienst van de Joden vertrouwd waren dan hun buren, hielden Mij voor een profeet; want dat soort halfgoddelijke mensen hadden ook wel dergelijke dingen gedaan. Anderen hielden Mij voor een als Jood verklede grote magiër. Weer anderen bestreden dat, omdat ze bij Mij geen magiërtekens en in Mijn handen geen toverstaf bespeurden. Nog weer anderen hielden Mij voor een halfgod in menselijke gedaante, die zich aan de altijd strikt rechtvaardige commandant openbaarde en nu, om zijn geloofwaardigheid te vergroten, deze tekenen deed die geen enkel mens kon doen.
[3] En zo waren er onder deze mensen nog een heleboel meningen over Mij; maar geen van hen durfde de heuvel op naar ons toe te komen om daar aan iemand te vragen wie Ik was. Wij maakten echter aanstalten om van onze enigszins vormeloze stenen zitplaatsen op te staan en ons gereed te maken om naar de herberg terug te keren.
[4] Toen de heidenen, die nog rond de heuvel verbleven en voor wie alles nog een raadsel was, dat in de gaten kregen, werden ze door vrees voor Mij overvallen, en ze trokken snel voor ons uit naar de stad en begaven zich ook onmiddellijk in hun huizen, waar hun verwanten al op hen wachtten. Dat daar aan het vragen en vertellen bijna geen einde kwam, spreekt vanzelf.
[5] Toen de genoemde heidenen zich in de stad bevonden, verlieten ook wij de heuvel en begaven ons in een rustig tempo naar onze herberg, waar het reeds klaargemaakte ochtendmaal al op ons wachtte.
[6] In de stad aangekomen, troffen we de heidense priesters aan, die al volop bezig waren de mensen te vertellen dat zij het alleen aan hen te danken hadden dat deze stad voor de ondergang gespaard was gebleven. De dag, die er 's ochtends nog zo schrikwekkend en vol dreigend gevaar had uitgezien, was door de goden, die door hun priesterlijke, geheime beden en beloften milder gestemd waren, opeens in een prachtige en ieder menselijk gemoed verblijdende dag veranderd -en daarom moesten de inwoners van deze en ook van de andere steden zich als tegenprestatie zonder uitstel en met alle ijver inzetten om de tempel rijkelijk van offers te voorzien.
[7] Ook de twee Joodse priesters deden niet minder moeite om in hun synagoge de Joden te bewerken. Maar noch de heidenen noch de Joden toonden een grote bereidwilligheid om te doen wat de priesters van hen verlangden.
[8] Wij bleven nog een poosje voor de herberg staan kijken hoe de priesters en het volk bezig waren, en de twee buren van onze waard zeiden: 'Hadden we geen gelijk, toen we zojuist zeiden wat de priesters, die zelf geen enkel geloof hebben, zouden doen als de dag zo helder zou worden dat men geen navolgende storm meer hoefde te vrezen? De dag is door de wondermacht van de met onmiskenbaar goddelijke macht begiftigde Galileeër in een oogwenk helemaal helder geworden, en we zijn de stad nog niet binnengekomen, of we troffen de priesters al aan, bezig met de meest zelfzuchtige activiteiten, terwijl ze tijdens de storm vannacht zo buitengewoon vreesachtig waren en ontbloot van ieder geloof en vertrouwen op goddelijke hulp!
[9] Als juist degene die op deze aarde de vertegenwoordigers van de goden willen zijn -van verscheidene goden of enkel van de ene, enig ware God, dat is voorshands niet van belang -bij een gevaar, waarin zij zich het sterkst in het geloof zouden moeten betonen, de eersten zijn om er vandoor te gaan en weg te lopen -hoe moet een ook maar enigszins helder denkend mens dan bij mooi en kalm weer enig geloof aan hun woorden schenken?
[10] Wij zien nu maar al te duidelijk in, dat niemand anders dan alleen de priesters door hun overmatige hebzucht en heerszucht het volk onvermijdelijk ieder waarachtig geloof en ieder levend vertrouwen in een allesbeheersende en almachtige God afhandig hebben gemaakt.
[11] Maar als het arme volk dan eenmaal alle geloof en vertrouwen kwijt is wie zal het dan weer op kunnen heffen tot het ware geloof en het oude vertrouwen in bovennatuurlijke goddelijke hulp?
[12] Voor mensen is dat niet gemakkelijk of al helemaal niet mogelijk, maar dan moeten de -ene of vele -goden het werk aanpakken; want alleen door grote tekenen kunnen geheel blinde mensen weer tot geloof en vertrouwen in de hulp van een godheid worden gebracht.
[13] Dat jullie je vannacht in de herberg niet door angst of vrees voor enig gevaar uit huis hebben laten drijven, dat begrijpen wij nu ook pas goed; want als je iemand in je huis herbergt aan wie alle elementen op één wenk gehoorzamen, omdat hij vervuld is van goddelijke macht en kracht, is het gemakkelijk om te geloven en te vertrouwen. Maar in wie hadden wij moeten geloven en vertrouwen? Soms in onze half stukgebroken stenen godenbeelden, in de beschermgeesten van ons huis of in de priesters, die door hun grote angst en vrees als eersten uit hun woonhuizen en tempels weggelopen waren en hun bescherming op het plein zochten, en voor geen prijs meer de tempel in te krijgen waren ?
[14] Wij hebben dan ook buiten bescherming gezocht, omdat onze vertegenwoordigers van de goden die ook liever daar zochten, waar de natuur die nog het eerst biedt en laat vinden.
[15] Maar deze grootmeester in de ware goddelijke macht en wijsheid zou ook die luid schreeuwende priesters eens moeten laten zien wie de meester is, dan zou het bij ons weldra heel anders gaan met het ware geloof en vertrouwen in de ene, enig ware en levende God; ook de twee joodse priesters zouden weldra op andere gedachten komen en misschien weer tot het oude geloof van de eerste vaderen terugkeren.'
[16] Nu zei Ik tegen de twee buren: 'Ga nu met jullie gezinnen naar onze herberg en gebruik het ochtendmaal met ons! En laat die priesters maar doorgaan met hun gejammer; want van de rijken zullen ze weinig van de verlangde offers krijgen, en de armen, die bij ons rond de heuvel waren, zullen hun wel weten te vertellen hoe Degene eruit zag, aan wie de hele natuur van de aarde gehoorzaamde, en dan zal er nog tijd genoeg zijn om aan hun praktijken een einde te maken!'
[17] Daarmee waren de twee buren heel tevreden; ze riepen hun gezinnen, begaven zich samen met ons naar de herberg en nuttigden samen met ons heel welgemoed en opgewekt het rijkelijke en goed klaargemaakte ochtendmaal.
«« 82 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.