De tegenwerpingen van de onderaanvoerder

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 45 / 244 »»
[1] Toch zei een onderaanvoerder, die een geleerde Romein was, na een poosje diep nagedacht te hebben: 'Heer en Meester, ik zie de waarheid van de wijze raad die U ons hier hebt gegeven wel in, maar toch kan ik het niet laten om een kleine tegenwerping te maken!
[2] Als men bij het verbreiden van Uw leer geen ophef mag maken van Uw tekenen en daden, die alleen een God kan doen, dan bent in de ogen van de gewoonlijk alleen maar natuurlijk denkende mens weliswaar een heel wijze leraar van het volk die uit de beste verstandelijke overwegingen put en van daaruit zijn medemensen ook het beste onderricht geeft, maar daarmee nog geen God. Want bij alle volken die we kennen, met name die in reeds lang vervlogen tijden, zijn er immers heel wijze leraren geweest, die de mensen in allerlei nuttige dingen hebben onderricht en hun ook de voorstellingen van een God hebben bijgebracht, die in de loop der tijd weliswaar erg vervormd zijn.
[3] Die leraren zijn voor hun ambt stellig ook door Uw geest onderricht, maar daarmee waren ze nog niet direct Uzelf; en zo was het dan ook goed mogelijk dat hun leringen niet als een levend Godswoord zijn beschouwd, maar alleen werden gezien als een wijs menselijk woord dat voortkwam uit de ervaring en oplettende waarneming van de natuur en haar wisselende verschijnselen van vele mensen in vele eeuwen, dat tot nut van de mensen op verschillende manieren in het praktische leven werd opgenomen.
[4] De mijnwerker leerde de metalen kennen en bewerken; de landman begon op de velden graan te verbouwen; de tuinder veredelde de fruitbomen, de wijnstokken en nog andere vruchten en geneeskrachtige kruiden; de herder begon zijn kudden op een geordende manier te verzorgen; men begon betere woonhuizen en tenslotte grote steden te bouwen, en ging ook zijn lichaam steeds doelmatiger te kleden.
[5] Al deze nuttige dingen voor het leven en nog veel meer hebben de mensen aan verschillende, oerwijze leraren te danken, en wijzelf zijn hun zeker ook nog veel dank verschuldigd, aangezien wij zonder hen nog op de uiterst ruwe en meer dan barbaarse Scythenhorden zouden lijken, die met hun wilde kudden in holen in de aarde wonen en in oude, holle bomen. Zij hebben niet echt een taal maar huilen als de dieren in het bos, en hebben geen enkele voorstelling van een Godheid en ook geen enkele andere ontwikkeling.
[6] Bij die volkeren is er vast nog nooit een wijze leraar opgestaan, en daarom bevinden ze zich ook nog in een toestand die weinig verschilt van die van wilde dieren. Als er onder hen ook ooit een of meerdere wijze leraren opstaan, zullen ze ook langzamerhand een hoger menselijk ontwikkelingsniveau bereiken. Maar al zal zo'n leraar voor zijn volk nog zulke wijze grondbeginselen voor het leven opstellen en daardoor zijn volk verheffen -zal hij daarmee net als U een enig ware God zijn, en zal hij in staat zijn enkel door zijn wil en door zijn levende woord zieken te genezen, lege wijnzakken met de beste wijn te vullen en de vijvers in één ogenblik met vissen?!
[7] Het is dus een hemelsbreed verschil of de mensen door een gewekte menselijke leraar of zoals hier nu overduidelijk en onmiskenbaar het geval is direct door God Zelf over alles onderricht worden!
[8] Daarom zouden de mensen naar mijn menselijk verstandelijke mening niet alleen Uw zeer wijze en waarachtige leer moeten ontvangen, maar ook te horen krijgen dat die leer niet zoals in de oertijd uit de mond van een wijs mens is gekomen, maar direct uit de mond van God, die overeenkomstig Zijn eeuwige raadsbesluit de menselijke natuur en gestalte lichamelijk heeft aangenomen; maar tevens dat deze daden, die alleen God kan doen en waar duizenden getuigen borg voor kunnen staan, meer dan overduidelijk hebben bewezen dat hij geen mens, maar naar volle en onbetwistbare waarheid de enig ware God Zelf was!
[9] Om de blinde mensen, die nog lang niet het minste begrip van de eigenlijke levenswaarheid hebben, dat te laten begrijpen en duidelijk te maken, kan en mag men Uw wonderen niet verzwijgen, maar men moet ze getrouwen naar waarheid -namelijk hoe, waar en bij welke gelegenheid ze door U gedaan zijn -samen met de heilsleer aan de mensen verkondigen.
[10] Ik wil nu niet direct beweren dat men echt alles wat U hebt gedaan op de vele plaatsen die Uw goddelijke voeten betreden en bezocht hebben, aan de mensen moet overleveren; maar de belangrijkste daden mogen niet vergeten Worden!
[11] Of de mensen die veel later zullen leven ze misschien enkel en alleen als vrome histórische mythen zullen beschouwen, zal naar mijn mening de waarheid van Uw leer niet erg nadelig beïnvloeden. Want voor wie de goddelijk heid van Uw persoon in de leer zal ontdekken, zullen Uw daden ook waar en heel begrijpelijk voorkomen; maar wie Uw leer niet zal aannemen vanwege de daden die U in ons bijzijn hebt gedaan, omdat ze hem wellicht te ongeloofwaardig voorkomen, zal ook zonder Uw daden te kennen de levenswaarheid in Uw leer evenmin vinden als tot nu toe de tempeldienaren in Jeruzalem en de Farizeeën in andere plaatsen die hebben gevonden! - Heer en Meester, heb ik gelijk of niet?'
«« 45 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.