Het verschijnen van de engelen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 198 / 244 »»
[1] (De Heer:) 'Maar opdat jullie toch zien dat Ik, als Ik wil, Mij ook kan laten bedienen door Mijn engelen die in Mijn hemel wonen - de hemel die de hele oneindigheid doordringt - zal Ik jullie daar een bewijs van geven. Kijk, Ik wil dat er nu verschillende hoge engelen hier verschijnen, en uit hen zal Ik er één roepen om Mij voor een korte tijd omwille van jullie te dienen - want Ikzelf heb noch de dienst van een engel noch van een mens nodig. En daarom wil Ik dat er nu meteen een groot aantal engelen om ons heen staat!'
[2] Ik had dat nog niet uitgesproken, of daar waren we al aan alle kanten omringd door een heellegioen van engelen, deels in witte, deels in blauwe en deels in rode gewaden gekleed.
[3] Toen met name de voormalige heidenen en ook de Joden en Farizeeën de vele engelen zagen, legden ze hun handen op de borst en durfden van louter ontzag voor Mij en de vele engelen niet te spreken.
[4] Enkele engelen liepen naar hen toe en zeiden: 'Beste vrienden en broeders, waarom zijn jullie bevreesd voor ons? Zien wij er soms zo verschrikkelijk uit?'
[5] De opperstadsrechter zei: 'O beste vrienden uit de hemelen Gods, dat is het niet, maar juist het tegendeel, zodat ik moet bekennen dat ik nog nooit van zulke prachtige menselijke gestalten zelfs maar gedroomd heb! De Heer, die bij ons verblijft, is kennelijk ook jullie Heer, anders zouden jullie niet zo plotseling aan Zijn wil hebben gehoorzaamd; want ik zou met mijn wil jullie wel mijn leven lang hebben kunnen roepen, en dan zou er hoogstwaarschijnlijk niet een van jullie aan mij verschenen zijn. Maar daarom is en blijft de Heer de Heer en is daardoor alles in alles, en hemel en aarde zijn onderworpen aan Zijn wil; alleen de grote blindheid van de mensen kan en wil niet erkennen wat voor grote genade de Heer hun in deze tijd heeft bewezen.'
[6] Nu kwam er een engel dichter naar de opperstadsrechter toe -het was de jullie reeds bekende aartsengel Rafaël - en zei tegen hem: 'Je hebt juist en naar waarheid gesproken - maar wat nu nog niet is, zal mettertijd steeds meer komen; want neem van mij aan dat wij -zoals je ons hier ziet - en nog tallozen van onze gelijken nooit stil hebben gezeten, en in deze tijd al helemaal niet!
[7] Wij reizen over de hele aarde en beproeven de harten van de mensen, om te zien of ze in staat zijn de levend makende genade van de Heer in zich op te nemen; als wij dergelijke harten vinden, sterken wij hen en als het woord van de Heer tot hen komt, wordt het ook weldra met veel vreugde en vol geloof opgenomen.
[8] Zo ben ik ook al eerder bij jullie geweest en heb jullie overeenkomstig de wil van de Heer gesterkt, en toen de Heer Zelf nu naar jullie toekwam, hebben jullie Hem dan ook snel en gemakkelijk herkend.
[9] Wij hoeven ons bij dit werk niet aan de mensen te vertonen, aangezien wij van de Heer de macht en de kracht bezitten om de mens op zo'n manier van nut te zijn, dat de vrije wil van de mens daarbij geen dwang of schade ondervindt. Nu hebben jullie echter de Heer herkend en in jullie harten opgenomen, en dan oefent ons zichtbare verschijnen geen dwang meer uit op jullie hele gemoed en kunnen jullie met ons praten zoals jullie met elkaar doen.'
[10] De opperstadsrechter zei: 'Beste en verheven vriend uit de hemelen Gods, als ik in de toekomst jouw zichtbare aanwezigheid voor iets belangrijks in naam van de Heer nodig zou hebben, en ik zou je roepen om aan mij te verschijnen, zou je dan inderdaad aan mij verschijnen?'
[11] Rafaël zei: 'Als het nodig zou zijn in naam van de Heer -altijd, wanneer je mij zou roepen; maar ik zou alleen aanjou verschijnen, en pas aan je medemensen, als mijn verschijnen geen geloofsdwang meer bij hen teweeg zou brengen. En op wat ik je nu heb gezegd kun je je wel verlaten -en dat ik jou in heel veel verschillende dingen kan dienen, daarvan zul je mij door toelating van de Heer vandaag en de komende nacht nog menig bewijs zien geven.
[12] Hierop deed Rafaël weer een paar stappen terug, en Ikzelf vroeg aan de opperstadsrechter en de anderen, of ze zich nu voldoende verzadigd hadden aan de aanwezigheid van de vele engelen.
[13] En ze zeiden allemaal: 'Heer, Uw wil geschiede; want wij hebben ons er nu allemaal van overtuigd dat de profeten geen letter te veel over U voorspeld hebben! leder woord over U is tot nu toe zelfs letterlijk in vervulling gegaan!'
[14] Hierop zei Ik eerst tegen de aartsengel Rafaël: 'Jij blijft zichtbaar zo lang bij ons, tot Ik je een wenk geef om overeenkomstig Mijn wil ergens anders heen te gaan.'
[15] En Rafaël bedankte Mij voor deze opdracht.
[16] Daarop zei Ik tegen de vele andere engelen: 'Gaan jullie weer daarheen, waar Mijn wil en Mijn wijsheid werk voor jullie heeft aangewezen!'
[17] Daarop verdwenen plotseling alle andere engelen.
«« 198 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.