De vraag van commandant Pellagius over bezetenheid (13.9.1862)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 47 / 244 »»
[1] Toen wij ons allemaal op de genoemde heuvel bevonden, vanwaar men een deel van het Meer van Galilea alsook de steden Abila, Golan en Afek kon overzien, legde Ik alle aanwezigen de handen op en verleende hun de macht om door het opleggen van hun handen in Mijn naam allerlei zieken te genezen en de boze geesten uit bezetenen te verdrijven.
[2] Na deze handeling vroeg de commandant aan Mij: 'Heer en Meester, ik heb al verscheidene keren mensen gezien en gadegeslagen, die zich heel zonderling gedroegen en bewogen. Een tijdlang waren ze heel kalm, en als men hun het een of ander vroeg, gaven ze heel verstandige antwoorden en merkte men niets van een of andere geestelijke gestoordheid. Maar plotseling werden ze door de een of andere onzichtbare macht gegrepen, verwrongen hun hele wezen, begonnen te razen en misdroegen zich door allerlei gruwelijke lasteringen, zelfs ten aanzien van alom bekend staande goede mensen en tegen de goden of over de ene God van de Joden en tegen de profeten, en sloegen zichzelf vreselijk met hun vuisten; en als men hen met geweld wilde boeien, barstten ze uit in een huiveringwekkend gelach, en wie hen aanraakte, kwam er slecht vanaf.
[3] In de oude mijnstad Gadara, niet ver hiervandaan, heb ik er twee gekend, waar een heel Romeins legioen weinig of niets mee kon uitrichten. Ze hielden zich op in de oude groeven en waren een grote kwelling voor de reizigers en ook voor de inwoners.Als men hen ving en met kettingen en touwen vastbond, dan hielp dat niets; want als ze door die geheime macht werden gegrepen, rukten ze zelfs de sterkste kettingen en touwen in één ogenblik kapot, sloegen zichzelf en ook anderen die het waagden hen te naderen, en als ze door soldaten omsingeld werden, werden deze zodanig met stenen bekogeld, dat ze ijlings op de vlucht moesten slaan om niet verschrikkelijk verminkt te raken. En als men van een afstand met scherpe pijlen op hen schoot, lachten ze; want zelfs de beste en meest geoefende boogschutters kregen geen enkele pijl in hun buurt.
[4] Dat waren toch zeker mensen die door zeer boze geesten bezeten waren? Wie en wat zijn die demonen, en waarom wordt het toegelaten dat vaak de meest onschuldige mensen, ja zo nu en dan zelfs onschuldige kinderen door hen worden gekweld?'
[5] Ik zei: 'Over alles waar je naar vraagt zijn Mijn leerlingen en ook al verschillende van jouw vrienden in Rome en ook elders volledig onderricht, en jij zult daarover ook nog wel op de juiste tijd duidelijkheid verkrijgen. Laat het je voorlopig voldoende zijn, dat Ik ook jou nu de macht geschonken heb om dergelijke boze geesten bij mensen uit te drijven door de macht en de kracht die in Mijn naam heerst; wat je Mij nu echter gevraagd hebt, zul je in eerste instantie te weten komen van degenen die door jou worden genezen, en je kunt veel te weten komen van Mijn leerlingen, die er getuige van waren dat Ik de bezetenen in Gadara heb genezen.'
[6] Toen de commandant dat van Mij had gehoord, bedankte hij Mij voor de sterking, evenals alle anderen, behalve Judas Iskariot, die niet met ons mee deze heuvel opgegaan was, maar intussen in de stad rondzwierf om bij allen die Ik had genezen om een zogenaamde fooi te bedelen -een bezigheid, die bij hem niet nieuw of ongewoon was; want hij was en bleef een regelrechte dief en was nooit tevreden. Niemand informeerde verder ook naar hem, en ook niemand miste hem.
«« 47 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.