Een ochtendgroet van de kraanvogels

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 226 / 244 »»
[1] Net toen ik dit had gezegd, vloog er een grote vlucht kraanvogels in de lucht van het westen in oostelijke richting, en wel naar de moerassige gebieden van de rivier de Eufraat.
[2] Toen de hele vlucht recht boven ons tamelijk hoog in de lucht zweefde, hielden de vogels in zekere zin halt en begonnen in velerlei cirkels de plaats waar wij stonden te naderen.
[3] De opperstadsrechter zei: 'Heer en Meester, dat betekent dat wij weldra ander weer zullen krijgen! Wat denkt U, o Heer en Meester, van die veronderstelling?'
[4] Ik zei: 'Dat heeft het volksgeloof er uit ervaring wel van gemaakt; maar kraanvogels of geen kraanvogels, het spreekt toch wel vanzelf dat in de tijd van de late herfst, waar onvermijdelijk de winter op volgt, de weersgesteldheid ook na kortere of langere tijd zal veranderen. Alleen zal dit jaar het weer nog wat langer blijven zoals het nu is.
[5] De kraanvogels die daar boven ons cirkelen zijn deze keer geen profeten van een weersverandering, maar ook hun zielen worden gewaar in Wiens nabijheid zij zich bevinden; ze betuigen Hem nu een soort eer en brengen Hem in zekere zin een ochtendgroet, omdat ze gewaarworden dat Hij ook hun Schepper is.
[6] Kijk, een hond die zijn baas goed kent en hem zeer toegedaan is wordt ook de nabijheid van zijn baas gewaar, loopt op hem toe en betuigt hem door allerlei sprongen, gelaatsuitdrukkingen en liefkozingen dat hij zijn baas liefheeft en hem goed kent; op een vreemde loopt hij echter niet toe, en als iemand zijn baas nadert wordt hij door de hond woest aangevallen, en hij volgt de stem van niemand anders dan alleen van zijn baas. Maar wie vertelt de hond dat die ene mens zijn baas is en een ander niet?
[7] Kijk, Mijn beste vriend de opperstadsrechter, dat weet niet het lichaam van de hond, maar de reeds op een wat hogere trede van intelligentie staande ziel van de hond! Maar hoe?
[8] Kijk, zowel een mens als een dier bezitten naar buiten toe een sfeer die hen omringt, die voor het leven noodzakelijk en met hun ziel zeer verwant is. Veel mensen die heel eenvoudig leven, nemen vaak op een afstand van vele uren gaans waar dat een vriend die zij vroeger hebben gekend en die lang afwezig is geweest, naar hen toekomt, en ze kunnen zelfs de tijd vaststellen waarop deze vriend bij hen zal aankomen.
[9] Dieren bezitten vaak in nog scherpere mate het vermogen om iets wat hun vijandig of vriendelijk gezind is van een nog grote afstand te bespeuren en waar te nemen. Honden en katten hebben dit vermogen in bijzonder hoge mate. Je kunt dus een van jouw huishonden enkele dagreizen ver van je weg laten brengen en daar vrij laten, en hij zal zonder enige kennis van de aarde of de weg binnen korte tijd bij je terugkeren. Wie toont hem dan de weg, en waar richt hij zich op, zodat hij weer bij jou terugkomt?
[10] In de eerste plaats toont hem dat jouw ver reikende uiterlijke levenssfeer, die hij door zijn sterke speurzin heel goed als die van jou herkent, hoewel die door talloze andere doorkruist wordt. En in de tweede plaats: wat drijft hem vervolgens naar jou toe? Niets anders dan zijn instinctmatige liefde en trouw voor jou. Dat hij zich echter niet in de weg vergist en heel goed weet of hij steeds dichter bij jou komt, dat weet hij door het steeds minder dicht of steeds dichter worden van jouw uitwendige levenssfeer, die jij in zekere zin uitstraalt.
[11] Want met die uiterlijke levenssfeer, is het net zo gesteld als met het uitstralen van een licht, maar dan alleen meer op het vlak van de ziel. Waar het licht zelf zich bevindt is de uitstraling natuurlijk het dichtst, en hoe verder van het licht verwijderd, wordt ook de straling van het licht steeds dunner en zwakker, en op grote afstand zal men nauwelijks meer iets merken van een aangestoken licht. Met name iemand die niet zo'n scherpe blik heeft zal van de uitstraling niets meer merken, maar wel iemand die een scherpe blik heeft.
[12] En zo merken ook mensen en dieren tot op grote afstand de uitstralingen van zowel bevriende mensen alsook van dieren des te sterker op, naarmate ze een sterker gewaarwordingsvermogen bezitten.
[13] Zie, Ik ben de Heer van alle schepselen in de hele oneindigheid en derhalve ook van die op deze aarde -en zo brengen deze kraanvogels Mij, zoals Ik je al heb gezegd, een ochtendgroet! En om het jou te bevestigen zullen de kraanvogels heel dicht bij ons komen, en op Mijn wenk zullen ze zich dan naar de vijver begeven die Ik gisteren door Mijn Rafaƫl voor jou heb geschapen; daar zullen ze een ochtendmaal nemen en zich voorzien van een watervoorraad, die zij nodig hebben om verder te vliegen.'
[14] Ik had dit nog maar nauwelijks gezegd, of daar daalden ongeveer driehonderd veertig kraanvogels op de aarde neer, stelden zich in zekere zin in twee rijen om ons heen op en keken naar Mij. Spoedig daarna wenkte Ik deze dieren met Mijn hand naar de vijver; ze vlogen op en bevonden zich in een ommezien bij de vijver, en door hun gefluister toonden ze dat ze heel blij waren met het in de vijver aanwezige voedsel en ook met het schone water, waarmee ze hun inwendige waterzakken vulden.
[15] Iedereen keek met groot genoegen naar dit schouwspel van de natuur en allen prezen ze Mijn liefde, wijsheid en macht.
«« 226 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.