De burcht van Melchizédek

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 59 / 244 »»
[1] (De Heer:) 'Maar in deze burcht bevindt zich toch ook nog een grote, van basaltstenen gemetselde kelder! Heb je die nog nooit ontdekt en gezien?'
[2] De oude en een paar van zijn bijna even oude neven zeiden: 'Ja, er moet vroeger wel een kelder vol uitstekende wijn hebben bestaan, en daar moeten ook andere schatten in verborgen zijn, maar niemand van ons heeft het ooit gewaagd zich in de onderaardse ruimten te begeven en daarin tussen allerlei kwaadaardig ongedierte en andere boze machten naspeuringen te doen, en zodoende kent niemand de echte, juiste toegang tot de genoemde kelder. Waar en hoe kan men daarin komen? Door Uw macht zal ook die, net als al het andere, zich nu wel in een uitstekende staat bevinden?'
[3] Ik zei: 'Zeker, als jullie dat geloven; maar aangezien niemand van jullie de ingang kent, volg Mij, dan zal Ik jullie naar de kelder brengen!'
[4] Daarop volgden de oude en nog tien van zijn familieleden Mij met een aangestoken fakkel van was, die wij uit de keuken haalden, waar er veel van in voorraad waren, en die we daar ook aanstaken. Van de genoemde grote keuken leidde een zuilengang naar een grote poort, die van een plaat basalt was gemaakt. Ik liet zien hoe de poort heel gemakkelijk geopend kon worden, en Ikzelf opende de grote, zware poort. Toen de poort open was, werd er direct een brede trap zichtbaar, waarlangs men heel goed in de zeer ruime, grote kelder kon komen.
[5] Toen wij in de kelder waren, waar deze arme joden weer buitengewoon verbaasd over waren, troffen we daar een groot aantal grote en kleine stenen vaten en een nog grotere hoeveelheid stenen, lemen, zilveren en ook gouden drinkgerei aan, waar de arme joden natuurlijk heel verbaasd naar keken en waarvan ze niet wisten of deze dingen ook op wonderbaarlijke wijze door Mij waren geschapen of dat ze, wat het uiterlijk ervan deed vermoeden, nog uit de oertijd stamden.
[6] Maar Ik zei tegen hen: 'Wat we hier hebben gevonden stamt allemaal nog uit de tijd van de grote koning en hogepriester van Salem. Dit was op aarde zijn burcht die evenals de bergen met hun vaak zeer wonderbaarlijke grotten en holen niet door mensenhanden gebouwd is, maar door dezelfde macht waardoor ze nu weer opnieuw is opgebouwd. Want Ik alleen ben de ware Koning van Salem en Hogepriester Melchizédek in eeuwigheid!
[7] Maar neem nu de karaffen in de hand en vul ze met wijn, waarvan jullie hier in de grote vaten een meer dan grote voorraad hebben!'
[8] Nu pakten de arme joden wel vol vreugde het drinkgerei, maar ze wisten niet hoe ze de wijn uit de grote stenen vaten moesten krijgen, die met zware, gladde stenen platen volkomen hermetisch waren afgedekt.
[9] Toen toonde Ik hun onderaan de vaten een met een stop dichtgemaakte, enigszins uitspringende opening, trok de stop met gemak uit de opening, en onmiddellijk stroomde er rijkelijk een oude, uitstekende wijn uit in het drinkgerei, dat eronder werd gehouden; want de uiterst krachtige geur ervan vertelde direct alle aanwezigen, waar ook de commandant en een van zijn onderofficieren bij was, dat men hier met een oude, uitstekende wijn te maken had.
[10] Toen alle kannen gevuld en de een na de ander in de grote eetzaal op tafel gezet waren en degenen die de wijn opdienden weer naar ons toekwamen, terwijl wij nog in de kelder waren gebleven, zei Ik tegen de oude: 'Kijk, deze wijn is weliswaar ook geperst van druiven die in dit land gegroeid zijn maar hij is bijna even oud als deze burcht! Dit is een tiendwijn, die door alle koningen waar de koning van Salem over heerste aan Hem als offer werd gebracht, en hij moest tot nu bewaard blijven, opdat Ik nu, als geheel dezelfde Koning, samen met al degenen die in Mij geloven en Mij volgen, van die oude tIendwijn drink.
[11] Zolang deze burcht in Mijn naam zal bestaan, zal ook de wijn niet uitgeput raken; maar toch zal driehonderd jaar na Mijn hemelvaart deze burcht en een groot gedeelte van deze stad door de macht van onze tegenstanders dermate verwoest worden, dat men de plaats waar ze nu staat niet meer zal herkennen. Maar dat is niet belangrijk; want Ik bouw nu een nieuwe burcht voor Mijzelf in de harten die, wanneer zij eenmaal stevig gevestigd is, nooit meer vernietigd zal kunnen worden.
[12] Deze oude gedenktekens zullen dan ook helemaal verdwenen zijn, opdat de mensen er geen afgoderij mee kunnen bedrijven. Maar tot bijna driehonderd jaar na Mijn hemelvaart zal de burcht er nog staan en zal deze wijn niet uitgeput raken, en deze zullen voor degenen die uit Jeruzalem gevlucht zijn, als onderkomen dienen en om hen te sterken.'
«« 59 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.