De achtergronden van de zeventien geesten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 52 / 244 »»
[1] (De Heer:) 'Wat echter de gedaante van de zeventien geesten betreft: die komt overeen met de onverzadigbare vraatzucht van de dieren, in wier gedaante zij hier zichtbaar moesten worden.
[2] Toen Ik op de berg Sinaï aan Mozes onder bliksem, donder, vuur en rook eerst de wetten voor het volk Israël dicteerde, verlangde Mozes op Mijn bevel en onder verwijzing naar Mijn aanwezigheid een passende onthouding van het vraatzuchtige volk, opdat hun zielen beter in staat zouden zijn de waarheden op te nemen die hun vanaf de berg verkondigd werden.
[3] Het volk vroeg echter aan Mozes, en via hem ook aan Mij, of het zich vanwege de grote vrees en angst voor het voortdurende bliksemen en donderen en het vuur en de rook van de berg mocht terugtrekken in een verafgelegen dal; het zou daar helemaal nuchter blijven, en of Mozes met zijn broeder Aäron maar liever alleen de grote dingen met Mij wilden afhandelen
[4] Nadat een groot deel van het volk daar een poos op aangedrongen had, werd dat verlangen ingewilligd. Dat grote deel van het volk trok direct met alle bezittingen naar een dal dat tamelijk ver van de berg aflag. Enkele weken hield het zich tamelijk goed aan het verzoek van Mozes. Toen Mozes echter langer wegbleef, begon het volk hem en Mij te vergeten, slachtte kalveren en schapen en hield de ene maaltijd na de andere.
[5] Toen trad een van deze zeventien naar voren en verleidde het volk; want met de hulp van anderen goot hij een gouden kalf, vroeg het volk bijeen te komen en zei: 'Dat is ons belangrijkste voedsel, daaraan danken wij ons leven in deze magere woestijn, waar onze kudden slechts met moeite nauwelijks voldoende voedsel vinden! Laten we dit kostbare symbool hoog vereren en aanbidden! Maak nu een overvloed aan maaltijden klaar, en laten we vrolijk en opgewekt zijn rond dit symbool! Daarna moeten jullie ons als jullie legeraanvoerders kiezen, dan zullen wij eerder in staat zijn jullie naar een vruchtbaar land te leiden dan Mozes, die ons helemaal vergeten is, met zijn ark! In Egypte hebben wij van de sluwe krokodillen geleerd hoe men te werk moet gaan om een goede prooi te bemachtigen; volg ons daarom, dan zal het ons niet aan overvloedige maaltijden ontbreken!'
[6] En kijk, velen lieten zich verleiden om te doen wat deze belangrijkste raddraaiers hun aanraadden!
[7] Ik liet Mozes echter naar hen toekomen, toen er een menigte rond het gouden kalf danste. Door Mij aangedreven ontstak hij in een gerechtvaardigde vurige woede en brak de stenen wetstafelen; onmiddellijk daarop kwamen er gevleugelde slangen die als het ware gloeiden, wat overeenkwam met de gerechtvaardigde vurige woede van Mozes, en die beten de afvalligen, en wie gebeten werd, moest sterven. Onder hen bevonden zich als eerste ook onze zeventien geesten, die met de sluwheid en vraatzucht van krokodillen vruchtbare landen en vet gebraad wilden bemachtigen - en om die reden moesten Ze hier dan ook nog in die gedaante verschijnen, die met hun karakter overeenstemt.
[8] Deze man stamt niet af van de zeventien; maar al van kind af aan was hij gewend veel te eten en daardoor is hij later een echte veelvraat geworden; en die slechte hoedanigheid heeft de zeventien boze geesten ingang tot zijn Ingewanden verschaft.
[9] Maar hij heeft er voordeel van gehad. Omdat ze zijn lichaam aanvankelijk aanzetten om nog meer te eten, verloor zijn maag al gauw het vermogen om voedsel te verteren; daarna kon hij bijna niets meer eten, zodat men zich erover begon te verbazen dat hij vrijwel zonder enig voedsel kon leven. Daardoor raakte hij echter ook van zijn grote vraatzucht af, en daardoor werd zijn ziel geestelijker en krachtiger in zichzelf. En omdat nu zowel zijn lichaam als nog meer zijn ziel op de juiste manier in orde kwamen, was het ook het juiste moment om ook hem van zijn kwelgeesten te bevrijden.
[10] Tegelijkertijd had deze tweevoudige bezetenheid nog een ander groot voordeel, en wel met name voor de inwoners van Abila, die bijna hun hele geloof zijn kwijtgeraakt; want zij waren voor het merendeel aanhangers van de leer van Diogenes -stoïcijnen dus in de hoogste graad -en geloofden niet in een voortleven van de menselijke ziel na de dood van het lichaam.
[11] Welnu, de bezetenheid van deze beiden heeft bij menigeen het geloof in het voortleven van de ziel na de lichamelijke dood wakker geroepen, zij het niet geheel, dan toch zeker voor de helft, en nu zal het door hetgeen de twee bezetenen en hun familieleden hebben meegemaakt en gezien, gemakkelijk zijn om de inwoners van Abila helemaal van hun al diep gewortelde stoïcisme te bevrijden.
[12] En zo gebeurt er in deze wereld niets wat door Mij is toegelaten, dat niet tot heil van de mensen zou kunnen dienen; en jij, Mijn vriend, en ook de andere aanwezigen, zullen dat met jou heel goed inzien.
[13] Aangezien je nu ook weet waar je met de zeventien geesten aan toe bent, zullen we nu afwachten of er een van hen terug zal keren.'
«« 52 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.